Home Uitgelezen: Radicaal kantelen

Uitgelezen: Radicaal kantelen

Door Geert Lovink op 27 november 2017

Cover van 04-2017
04-2017 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Arjen Mulders De Successtaker. Adrien Turel en de wortels van de creativiteit toont aan dat we nog steeds verrast kunnen worden door een nieuw begrip en dat niet eerder ontdekte auteurs een hoop te vertellen kunnen hebben. Eenmaal afgeslagen van de betreden paden van de canon kan graafwerk in de recente geschiedenis ons heel wat opleveren.
 
Mulders minibiografie van de Zwitserse schrijver Adrien Turel (1890-1957) leest als een voorzichtige poging Turels werk en leven samen te vatten. Inderdaad is nog steeds geen biografie van hem in het Duits verschenen. Na het oplaaien van de belangstelling voor zijn werk midden jaren tachtig werd het weer stil rond Turel. Zijn belangrijkste werk in mijn ogen is Bilanz eines erfolgreichen Lebens, dat ik – samen met Arjen – begin jaren negentig las. Ik haakte na enige tijd af, maar Arjen ging gestaag door met lezen en verzamelen en bouwde een ware bibliografische verzameling op van oorspronkelijke uitgaves. Wat hem bovenal fascineert, is de onmetelijke grootte van Turels denkraam. Het is de vaardigheid van de interbellumgeneratie zich met metafysische grootheden zoals geologische tijd bezig te houden. Turel kan hierbinnen geplaatst worden als een progressieve, marginale variant van Duitse conservatief-revolutionairen zoals de gebroeders Ernst en Friedrich Georg Jünger die net als Turel geobiologische vergezichten koppelden aan techniekfilosofie, met Spengler en Nietzsche als uitgangspunt. Het doel hiervan voor Turel is Bachofen en Freud voorbij te streven. Turel, die zijn leven lang in communistische kringen verbleef, verpakt zijn wereldgeschiedenis niet in politieke termen. Dit maakt Mulder heel duidelijk. De speculaties snellen langs ons heen met de snelheid van het licht. Daarbij nemen de gedachtesprongen altijd een omweg en wordt nooit voor de betreden paden gekozen. Ieder geschrift is een magnus opus en het lezen van hoofdwerk na hoofdwerk is op z’n zachtst gezegd een enerverende leeservaring.
 

Turel wordt door Mulder gepresenteerd als een voorloper van het ecologische denken die de overgang naar het antropoceen in kaart brengt. In die zin is zijn genetisch denken ook een inclusief denken. Dit staat in contrast met het exclusieve denken van de nazi’s, die in de genetica een zuivere kern van volk en ras zochten. Terwijl het dynamisch wereldbeeld nivellerend werkt en standaardisatie oplegt ‘zoekt het genetische variatie, diversificatie en veelvoudigheid,’ aldus Mulder. De van oorsprong bioloog laat zich enthousiast uit over Turels theorie van dieren en planten en hun Eigenzeit. De mens wordt in dit kader gedefinieerd als wezen dat de Eigenzeit kan overstijgen en een radicale, vierde dimensie kan stichten: wij maken onze wereld. En met een hint naar James Lovelock en Bruno Latour: Gaia als ontwerpuitdaging.
 
In zijn naoorlogse laatste levensfase ontpopt Turel zich als denker van de nucleaire energie, in de lijn van Günther Anders en Robert Jungk. Hierin komen twee bewegingen samen: het microniveau van de kernfysica en het macroniveau van de ruimtevaart, die beide aan gene zijde van onze eigen waarneming liggen. Velen voelen, met Turel, aan dat het tijd wordt te verpoppen. Radicaal kantelen dus. Dit verlangen botst met een harde realiteit waarin alles bij het oude blijft. Nee, dan Turel, die tot zijn dood werkt aan zijn Rechenschaftsbericht eines ewig Arbeitslosen, waarmee hij anticipeert op de huidige discussie over een universeel basisinkomen. Een set aan geniale concepten waar we nog eeuwen mee verder kunnen blijft over, zoals dat van het wereldobservatorium: een eenzame plek waar wij zowel kunnen inzoomen op de gehele wereld als uitzoomen op het universum, dit alles met behulp van een internet waarin wij ons vrijwillig terugtrekken om de totaliteit te kunnen aanschouwen.
 
Het prachtig vormgegeven boek in de traditie van de modernistische typografie bestaat uit de biografie, aangevuld met een essay over het ontstaan van de personal computer en een paar kleinere verhalen, en toont weer eens aan dat het essay in Nederland springlevend is. Toch lijdt het boek onder het bredere probleem van de essaybundel die lijkt op een vormloze, schijnbaar willekeurige verzameling. De overgang van Turel naar een verhaal over het ontstaan van de pc is niet erg overtuigend. De links van Turel naar Steve Jobs, Dick Raaijmakers en kunstenaar Stanley Brouwn, die later in het boek ter sprake komen, zouden eventueel wel te maken zijn, maar voelen kunstmatig aan. We kunnen het ontbreken van de Wil tot Vorm psychoanalytisch lezen als een verborgen wens van de auteur om zelf de mist in te gaan met deze uitgave. In lijn met Turels werk vindt hier een stille opstand tegen het fenomeen ‘genre’ plaats. Geen Grote Biografie zoals gepromoot door het Letterenfonds, analoog aan de aanhoudende serie van literair-intellectuele grootheden. In plaats daarvan wordt de biografie zelf een essay. Geen standbeeld, maar een minoritaire aanpak, in de geest van Gilles Deleuze.
 
Het is in deze onzekere overgangstijd van papier naar digitaal onduidelijk welke zakelijke en esthetische vorm het essay dient aan te nemen. Is het een zelfstandig digitaal object, zoals te bewonderen op medium.com, hypertextueel ingebed in zoekmachines en sociale media, of moeten we het essay als vorm (à la Adorno) in tact laten en accepteren dat de gebonden verzameling uiteindelijk het ideale formaat is? Het is de vraag of uitgeverijen en tijdschriften die zich op essays toeleggen nog wel een economisch bestaansrecht zullen hebben. Neemt het essay de plaats over van het systematische hoofdwerk? Schrijvers zullen in deze wilde overgangstijd niet zo snel in een ‘essaystaking’ gaan. De noodzaak voor vergezichten, concepten en reflectie bestaat. Nu de vorm nog.