‘“Wil je wel geloven dat ik niet eens weet waar ik ben?” “U bent bij ons.”
“O, ben ik bij jullie?” “In Amsterdam.”
“Ben ik in Amsterdam?”
“Bij Maarten en Nicolien in Amsterdam.”
Ze schudde haar hoofd. Het was te veel om te bevatten. “En weet u nou waar u vandaan komt?”
“Ja hoor.”
“Waar dan vandaan?” “Uit de Amandelstraat.”
“Nee, uit het verpleeghuis.” “Zit ik dan in een verpleeghuis?” “U zit in een verpleeghuis.”
Ze schudde haar hoofd. “Ik weet er niets van. Je moet maar denken, ik ben al tachtig.” “Zevenentachtig. Vandaag bent u zevenentachtig geworden.”
“Ben ik al zevenentachtig?” Ze moest erom lachen.’
De moeder van Nicolien – het bovenstaande citaat komt uit het gelijknamige boek van Voskuil – weet alsmaar minder van de wereld af en weet zich daardoor echt gedesoriënteerd. Ze weet dat inderdaad. Ze beseft het ook en wijt het aan haar tachtig jaar zijn. Dat is nu eenmaal ouder worden.
Dit artikel is exclusief voor abonnees