Home Ten geleide: Spel

Ten geleide: Spel

Door Grahame Lock op 12 december 2013

Cover van 03-2013
03-2013 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Thans 75 jaar geleden verscheen Johan Huizinga’s Homo ludens. Net voor de Tweede Wereldoorlog werd dit boek voorgelegd aan een wereld in ontbinding. Huizinga (1872- 1945), hoogleraar in de geschiedenis, eerst in Groningen vervolgens in Leiden, werd in 1932 benoemd tot rector magnificus van de Leidse Universiteit. Hij stond toen bekend als een leidende intellectuele figuur. Reeds in 1905 had de dichter Albert Verwey een lovend stuk over de nieuw benoemde professor geschreven. Vanaf 1919, met de publicatie van Herfsttij der middeleeuwen, groeide zijn faam met de dag.

De thema’s van Homo ludens, in het bijzonder het thema van de cultuur als spel, waren al aan de orde geweest in een aantal van zijn vroegere publicaties. Maar in zijn werk uit 1938 werden alle elementen tezamen gebracht in een overkoepelende theorie. Dit nummer van Wijsgerig Perspectief is gewijd aan het onderwerp ‘spel’. Drie van de vier bijdragen bespreken – maar vanuit verschillende perspectieven – Huizinga’s ideeën. De vierde behandelt het begrip van spel zelf. Sjoerd van Hoorn, Francesco Maiolo en Grahame Lock willen nieuw licht werpen op Huizinga’s denken. Zij komen tot de conclusie, ieder op zijn manier, dat dit denken nog steeds actueel is.

Huizinga was in wezen een conservatief, maar van een origineel type (zie Geyl, 1961). Tegelijk was hij een zogenaamde ‘cultuurpessimist’. In ons Nederland lijkt de terugkeer van het cultuurpessimisme een deel van de weldenkende bevolking te verontrusten. Ronald van Raak – een ‘denkend gezicht’ van de politieke klasse – schreef ooit in een recensie van Ad Verbrugge’s Tijd van onbehagen dat hij niet begrijpt waarom cultuurpessimisten zo veel moeite doen: ‘Als vermeende cultuurpessimisten écht pessimistisch waren, dan zouden zij geen boeken schrijven, maar in bed blijven liggen’ (Van Raak, 2004: z.p.): Maar ‘juist een optimistische politiek zal de culturele bezieling … dichterbij brengen’. Daar ben ik persoonlijk pessimistisch over. Politici hebben direct belang bij de marketing van hun ‘optimistische politiek’. Maar als ons doel is om de wereld te begrijpen, dan liever een Huizinga dan een politiek strateeg; liever Wijsgerig Perspectief dan de Handelingen van de Tweede Kamer. 

Sjoerd van Hoorn laat in zijn bijdrage aan dit nummer zien dat Huizinga al in twee vroegere teksten – zijn rectorale rede uit 1933 en zijn In de schaduwen van morgen van twee jaar later – de kwestie bespreekt van de relatie tussen spel en ernst. Deze relatie noemt Van Hoorn meerzinnig. Er is geen eenvoudig contrast tussen de twee termen. Bij Huizinga wordt spel onder andere begrepen in parallel met het toneelspel – dat wil zeggen, als een esthetische categorie, die niet direct om waarheid draait. Het spel gaat wel om iets, het is een ‘kamp om iets’. Maar om wat? Volgens Van Hoorn maakt dat eigenlijk niet uit… En toch ‘speelt het spel’ een onontbeerlijke functie in het culturele leven. Francesco Maiolo, in zijn artikel over moralisme en verval bij Huizinga, bespreekt het idee van de barbarisering van de maatschappij en zet de spelnotie in de context van deze sombere visie op het heden en de toekomst. Barbarij begint daar waar hogere cultuurwaarden verdwijnen. Wat vervangt deze waarden bij ons? Een nieuw wereldbeeld dat weinig ruimte overlaat voor de reële complexiteit van de sociale wereld. Lock en Maiolo richten de aandacht op de theorie van recht als spel. Is de rechtsstrijd, zoals Huizinga stelt, in wezen een speelse aangelegenheid? Is de rechtszaal een heilige plek? Wat verleent in laatste instantie aan het recht het gezag dat het claimt? Een simpele overeenkomst, zoals de liberale en contracttheorie aanneemt? Of het bestaan van een autoriteit die zich op de metaforische ‘Wet van de Vader’ beroept? Kan een rechtsstelsel overleven zonder zijn eigen spelfunctie te erkennen? Deze en andere vragen worden gesteld – en soms voorlopig beantwoord. Het stuk van René ten Bos ten slotte, is breed opgezet. Is Nietzsche serieus, vraagt hij, als hij beweert dat alles een spel is? Er is spel en er is buitenspel. Friedrich Schiller stond al buitenspel toen hij zijn speelse tekst van 1794-1795 schreef over de esthetische opvoeding van de mens (Schiller, 2009). Gilles Deleuze is serieuzer als hij over kinderspel schrijft. Wat kinderen betreft: niets is zo ‘hels’ als alleen maar spelen. Intussen: Claude Lévi-Strauss bespreekt het verschil tussen spel en rite in termen van het onderscheid tussen structuren en gebeurtenissen. Maar – wat is de pointe van het spel?

Per slot van rekening: is dit nummer van Wijsgerig Perspectief ‘ernstig’ bedoeld? Of als een speelse exercitie? Of beide tegelijk? We laten het bescheid aan de lezer over.

Literatuur

  • Geyl, P. (1961). Huizinga als aanklager van zijn tijd. Amsterdam: North Holland.
  • Schiller, F. (2009). Brieven over de esthetische opvoeding van de mens. Amsterdam: Octavo publicaties.
  • Raak, R. van (2004). Conservatief cultuurpessimisme in Nederland. Zie: http://www.sp.nl/ronaldvanraak/opinies/630 (bezocht op 28 juni 2013).