Bovenop de eenvoudige grafsteen van Herbert Marcuse (1898-1979) staan met uitroepteken de letters gebeiteld: ‘Weitermachen!’. Doorgaan! Dit was zijn levensmotto, dat hij dan ook veelvuldig aanhaalde in lezingen en discussies. In dit nummer van Wijsgerig Perspectief wordt ook weiter gemacht. In 1964, nu vijftig jaar geleden, verscheen zijn boek One Dimensional Man. In mijn exemplaar, een reprint uit 1970 bij Sphere Books, staat op de omslag een aanbeveling: ‘the most subversive book published in the United States this century.’ Ooit werden, zo gaat het verhaal, voor lezingen van Marcuse op de zwarte markt kaartjes verkocht. Zo beroemd was hij destijds bij de tegencultuur en even berucht bij de gevestigde orde. Nu is hij vrijwel vergeten.
Van Marcuse zijn in elk geval twee termen in het spraakgebruik overeind gebleven. De ene is ‘repressieve tolerantie’, de andere ‘eendimensionaliteit’. De eerste term wil zeggen dat onder het mom van vrijheid er sprake van onderdrukking kan zijn. Totalitarisme hoeft in een moderne samenleving niet het uiterlijk van terrorisme te hebben. De laatste term, die in dit nummer centraal staat, houdt in dat de maatstaven die we gebruiken om het bestaande te beoordelen aan dat bestaande zijn ontleend en daar niet buiten treden. Bij tweedimensionaliteit komt de kritische splijting tussen wat bestaat en wat mogelijk is in termen van een betere en menswaardiger wereld pas echt aan de orde. In de woorden van de kritische geestverwant van Marcuse, Ernst Bloch, klinkt dat zo: ‘Was ist kann nicht wahr sein.’
Marcuse, geboren in een rijk joods gezin, heeft een typische Duitse Bildungsopvoeding gehad. Hij studeerde filosofie, literatuur en economie in Berlijn en Freiburg. Zijn promotie ging over de ‘kunstenaarsroman’, zijn habilitatie, nadat hij bij Husserl en Heidegger had gestudeerd, over Hegel. Door een positieve recensie van Adorno (met Horkheimer nog lang niet vergeten) kwam hij terecht bij het Institut für Sozialforschung, dat later bekend zou worden als de Frankfurter Schule. Eerst in Zwitserland, vanaf 1934 in de Verenigde Staten, werkte hij samen met andere filosofen aan de ontwikkeling van een kritische maatschappijtheorie. Na een aantal andere werkzaamheden, onder meer bij de Amerikaanse inlichtingendienst, werd hij hoogleraar aan diverse universiteiten (Columbia, Harvard, Brandeis, San Diego). In 1955 kwam zijn op een na beroemdste boek uit, Eros and Civilization, waarin hij het denken van Freud en Marx met elkaar probeert te verbinden. Negen jaar later, in 1964, verscheen zijn One Dimensional Man. Dit boek werd vier jaar later een cultboek in de studentenbeweging, wat betekende dat het veel werd genoemd, weinig werd gelezen en nog minder begrepen. Desondanks had het grote invloed. Want wat wel overkwam was het evocerende van Marcuse, dat we leven in een gesloten wereld van burgerlijkheid, gebrek aan sensualiteit, milieuverontreiniging, imperialisme, oorlogen en oorlogsdreigingen. Daar moeten we doorheen breken, hoe sterk het systeem ook is. En waar Marcuse in 1964 nog heel pessimistisch was over de krachten die dat zouden kunnen, werd hij vanaf 1968 met de opkomst van de studentenrevolutie daarover steeds positiever. We moeten het niet alleen, we kunnen het ook. Dat was toen zijn erfenis. Hoe is dat nu?
In De eendimensionale mens werkt Marcuse dit onvermogen tot tweedimensionaliteit uit door in te zoomen op de samenleving, wetenschap en techniek, en op het denken en de filosofie. In dit nummer worden die lijnen doorgetrokken. Hoe actueel is Marcuses analyse? Actueler dan ooit, zeggen de auteurs in dit nummer. Het systeem blijkt nog beter dan vroeger in staat om kritiek in te kapselen. Heeft hij daarom op alle punten gelijk? Nee, zeggen ze evenzeer. De geslotenheid van het eendimensionele systeem en de noodzaak tot kritische distantie staan zo haaks op elkaar dat verdere analyse nodig is. Zijn ideeën kunnen leiden tot autoritisme en paternalisme (alleen Marcuse en verwante zielen weten wat goed is voor de mensheid) en dat moet gecorrigeerd worden. Zijn dubbelzinnige verhouding tot wetenschap en techniek (bron voor de eendimensionaliteit en mogelijkheid tot verandering) zou nog dubbelzinniger moeten worden door het tragische in zijn filosofie een grotere rol te laten spelen.
René Boomkens heeft een persoonlijk getoonzet essay geschreven over de maatschappelijke aspecten van het boek van Marcuse. Het boek is volgens hem nu nog actueler dan destijds. En waar hij het niet eens is met Marcuse, bewondert hij niettemin zijn retorische kracht. Een kritische theorie moet, indachtig het slot van De eendimensionale mens, nog steeds draaien om ‘hoop voor de hopelozen’.
Robin Celikates en Sina Talachian gaan in op de meer filosofische aspecten van het werk van Marcuse. Hun grootste zorg blijkt te zijn hoe een emancipatoire filosofie anti-emancipatoir kan uitpakken. Om machtsmisbruik op basis van die kritische theorie te voorkomen wijzen zij een aantal strategieën aan.
Pieter Lemmens gaat in op de techniekfilosofie van Marcuse aan de hand van de hedendaagse Franse denker Bernard Stiegler. Hij bepleit het nog serieuzer nemen van de tweedimensionaliteit door het libido (‘Eros en Cultuur’) als geestelijk verlangen en niet als lust of drift op te vatten, en door fundamenteel het tragische onderdeel te laten zijn van de menselijke bestaanswijze.
Henk Procee tot slot beschrijft wat lezing en herlezing van Marcuses teksten bij hem hebben opgeroepen. De lezing toen hij in de jaren zestig van de vorige eeuw student was, de herlezing bijna vijftig jaar later.