Op welke manier kan men aandacht besteden aan Emmanuel Levinas, die honderd jaar geleden op 12 januari werd geboren en tien jaar geleden op eerste kerstdag overleed? Als geen ander filosoof heeft Levinas in Nederland en België school gemaakt. Een groot deel van zijn vaak moeilijk toegankelijke werken is vertaald. Er zijn veel artikelen en promoties over zijn werk geschreven. Het gelaat van de Ander werd een chiffre voor ingewijden, een cliché voor buitenstaanders.
Opvallend aan de Nederlandstalige receptie van Levinas is de relatieve gretigheid waarmee theologen en godsdienstwijsgeren zich op zijn denken stortten. Volgens sommigen van hen volgt het denken van Levinas volgt een dubbele lijn: enerzijds Grieks en anderzijds joods. Af en toe wordt daarbij een manicheïstische boedelscheiding gesuggereerd: Grieks zou Levinas als filosoof zijn, joods als Bijbels theoloog of als religieus denker. Geen van beide opties doen recht aan Levinas’ eigen intenties en aan het algemeen filosofische belang van zijn werk. Dat hij reflecteert op en met behulp van Bijbel- en Talmoedteksten, maakt hem nog niet tot theoloog. Het is niet het onderwerp dat theologisch maakt, maar de gebruikte methode. Theologie als dogmatische reflectie is een rationele verantwoording van geloof. Theologie en metafysica liggen in elkaars verlengde, hetgeen juist van de theologie een ‘Grieks’ gebeuren maakt. Niet zonder reden heeft men gezegd dat het jodendom, als praktijk van voortgaande interpretatie, geen theologie kent. Maar dat het joodse denken – wat het ook moge zijn – nog niet tot een filosofische aangelegenheid. Of men zou filosofie moeten opvatten in de wel zeer ruime betekenis van wijsheidsbeoefening.
Levinas onderstreept in elk geval herhaaldelijk dat zijn denken niet ‘theologisch’ moet worden verstaan. Hij blijft schatplichtig aan de wijsgerige fenomenologie van die door Husserl als strenge wetenschap is ontworpen, maar de Heidegger op een ontologische leest is geschoeid.Misschien kenschetst men Levinas het best als een negatief fenomenoloog. Hij brengt onder woorden wat zich onttrekt aan de verschijning en aan het bereik van de thematiserende Logos. En als bron voor deze negatieve fenomenologie bieden zich onder meer de Bijbelse literatuur en de kernwoorden uit de religie aan. Voor het overige biedt Levinas’ werk sterke weerstand tegen theologische annexatie.
Dit nummer van Wijsgerig Perspectief zet de schijnwerper op Levinas als godsdienstwijsgeer. In een viertal artikelen komt, telkens op geheel andere manier, de kwestie van Levinas’ verhouding tot de religie aan de orde. De artikelen behandelen de vraag van filosofie en theologie, fenomenologie en mystiek, overdeterminatie en herinterpretatie, secularisme en godsdienstigheid. In het openingsartikel verdedigt Johan Goud tegen eenzijdig ethische en niet-religieuze interpretaties in, de stelling dat de spil van Levinas’ wijsgerig denken in de wijsgerige theologie ligt. Dat Levinas daarbij als ‘rebel’ te werk gaat, verklaart zijn populariteit in een wereld die is getekend door de dood van God, de multiculturele samenleving en de teloorgang van het autonome subject. Rico Sneller leest Levinas in zekere zin tegen de haren in. Ondanks Levinas’ herhaaldelijke afwijzing van de mystiek, onderzoekt en ontdekt hij mogelijke verbanden tussen diens ethische denken en themata uit de mystiek: participatie, erotiek en messianisme. Chris Doude van Troostwijk bespreekt Levinas’ visie op twee bijbelse en door de christelijke theologie geannexeerde begrippen: schepping en plaatsvervanging. Hij ziet Levinas met een dubbele ‘methode’ van herinterpretatie en overdeterminatie te werk gaan, hetgeen leidt tot een deconstructie van het onto-theologische denken. Dit nummer sluit af met een artikel van Victor Kal die op grond van biografische en inhoudelijke argumenten gewichtige vraagtekens plaatst bij de breed geaccepteerde opvatting die Levinas als religieus en Joods denker typeert. Als Levinas een religieuze denker is, dan is zijn religie door en door geseculariseerd. En, kan men zich afvragen, zou daarin niet juist de actualiteit én de toekomst van dit denken kunnen schuilen?