Home Ten geleide: Generaties

Ten geleide: Generaties

Door Ineke van der Burg en Cris van der Hoek op 10 maart 2021

Ten geleide: Generaties
Cover van 01-2021
01-2021 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

‘People try to put us down, talking ’bout my generation’, zong The Who in 1965. Die jonge generatie van toen zijn de babyboomers van nu. Deze krijgen op hun beurt de nodige kritiek van de generaties na hen: generatie X, generatie Y (de millennials) en generatie Z. Is het een teken des tijds dat onze samenleving alom wordt ingedeeld in generaties, die als vastomlijnde groepen worden voorgesteld en tegen elkaar worden afgezet? Zo worden discussies algauw gereduceerd tot een generatieconflict, terwijl het bijvoorbeeld kan gaan om divergerende of conflicterende sociaalpolitieke opvattingen.

Het generatieconflict lijkt een eeuwig, telkens terugkerend conflict. Getuige al Vaders en zonen uit 1862 van Toergenjev, onlangs in een nieuwe vertaling verschenen. Vaders en zonen ‘laat treffende gelijkenissen zien met het onstuimige heden, waarin de gevestigde neoliberale orde door de jongere generaties ter discussie wordt gesteld. (…) De negentiende eeuw van Toergenjev was tot op het bot verdeeld door vergelijkbare kwesties over een rechtvaardigere en eerlijkere samenleving’. Zoals in onze tijd ontstond er in de tweede helft van de negentiende eeuw een nieuw generatiebewustzijn met een nieuwe generatie zelfverzekerde jongeren, ‘die zich afzetten tegen de vastgeroeste opvattingen van haar ouders en naar een radicale omverwerping van de bestaande maatschappij streefde. De vaders van die jongeren (…) waren (…) vaak zelf progressief geweest, maar hadden alles bij het oude gelaten, omdat ze als het erop aankwam toch moeite hadden om hun vertrouwde wereldbeeld open te stellen voor nieuwe ideeën’ (Michel Krielaars, NRC, 27 augustus 2020).

Met name in tijden van crisis ontstaat generatiebewustzijn, identificeren groepen zich als generaties, zo stelt Karl Mannheim in zijn boek Het generatieprobleem uit 1928 en dat in 2013 in het Nederlands is vertaald. Ook nu leven we in tijden van crisis en zien we spanningen tussen generaties toenemen. Bijvoorbeeld als het gaat om solidariteit tussen generaties met betrekking tot pensioenen, (de gevolgen van) de coronapandemie, of als het gaat om de vraag naar de verantwoordelijkheid van de huidige generaties tegenover toekomstige generaties met betrekking tot de ecologische en klimaatproblemen (zie bijv. Jeroen Hopster, ‘Zijn generaties elkaar iets verschuldigd?’, Filosofie Magazine, 2/2021). Een belangrijke opgave van deze tijd is dan ook het bewerkstelligen van intergenerationele solidariteit of rechtvaardigheid.

In dit themanummer stellen we allereerst de vraag wat we eigenlijk onder ‘generatie’ verstaan en wat de herkomst is van het begrip en het denken in termen van generaties. En is generatie een bruikbaar begrip om maatschappelijke verschijnselen te duiden? Raken met de nadruk op verschillen tussen generaties andere verschillen niet ondergesneeuwd?

We openen dit nummer met een inleiding op het thema van Robbert-Jan Adriaansen, waarin hij oorsprong en ontwikkeling van het denken in termen van generaties beschrijft. Hierbij gaat hij uitvoerig in op de generatietheorie van Karl Mannheim. Voor onze eigen tijd wijst hij erop dat we ervoor moeten waken complexe problemen te reduceren tot een generatiedynamiek en generatieconflicten. Dat leidt tot een verlies van verticale solidariteit tussen generaties. Ook verbloemt het maatschappelijke problemen en wordt op basis van leeftijd anderen het zwijgen opgelegd.

In ‘Ontketende generaties’ beschrijft Dirk De Schutter in de sporen van Hannah Arendt hoe eeuwenlang ervaringen en verhalen van generatie op generatie werden overgeleverd en in die overlevering gezag verwierven. In de twintigste eeuw, door onder meer de ervaringen van de Eerste Wereldoorlog en de democratiseringsprocessen, wordt de keten van de traditie verbroken en boet de traditie aan gezag in. Voor de nieuwe generaties staat niet meer het bewaren van vroegere verworvenheden centraal, in plaats daarvan gaan zij, zoals de beweging van klimaatactivisten, een nieuw verbond aan met toekomstige generaties.

In haar bijdrage behandelt Nicole L. Immler de rol en betekenis van het generatiebegrip in het debat over het slavernijverleden. Het koloniale verleden is een erfenis die generaties door de tijd heen verbindt. Dit verleden is geen afgesloten hoofdstuk, maar is levend aanwezig, niet louter als ‘hun’ geschiedenis maar steeds meer als ‘onze’ geschiedenis. Deze aanwezigheid onderbouwt Immler met familieverhalen. De relevantie van het slavernijverleden bespreekt zij aan de hand van de term ‘intergenerationele verantwoordelijkheid’. Hiermee geeft zij een antwoord op de vraag of de huidige generaties zich verantwoordelijk moeten voelen voor het onrecht door hun voorouders aangedaan.

Pieter Pekelharing stelt dat mensen zich tegenwoordig vaker met hun generatie vereenzelvigen. Er is sprake van een sterker ‘generatiebewustzijn’. Daarbij wijst hij op juist de vele verschillen die door de generatieverschillen lopen. Zoals de sociaaleconomische verschillen en de verschillen in toekomstverwachting tussen de millennials en de daar-opvolgende generaties. Maar nu aan de versnelling van de economische groei een einde lijkt te komen, is de verwachting dat ook de verschillen in toekomstverwachting tussen de ene
en de andere generatie zullen afnemen.

Aansluitend op het thema bespreekt Karen Vintges in de rubriek Uitgelezen het boek De mooiste tijd van je leven? over studiestress bij de huidige, door competitie en succes aangedreven generaties studenten.