Activisme! Alleen het woord al roept voor- en tegenstand op. Sommigen zullen direct denken aan het nobele streven om de wereld te verbeteren, ten strijde te trekken tegen kernenergie en grootkapitaal, of je in te zetten voor walvis of zeehond. Anderen associëren het toch vooral met langharig werkschuw tuig dat, heilig overtuigd van het eigen gelijk, winkelruiten aan diggelen gooit en uit is op ruzie met de politie. (Of zoals Gerard Reve schreef in zijn gedicht ‘Roeping’: “Maar elke ongewassen aap die met een bord: dat hij / vóór dit, of tegen dat is, het verkeer verspert, / ziet ‘s avonds reeds zijn smoel op de tee vee.”)
De filosofie staat traditioneel op gespannen voet met activisme. Niet voor niets maakte men van oudsher onderscheid tussen de vita activa en de vita contemplativa: wie filosofeert, zo lijkt uit dat onderscheid te volgen, schort het handelen op. Andersom hebben activisten altijd met enig wantrouwen naar de theorie gekeken – want wie niet handelt, dient daarmee welhaast automatisch de bestaande orde. Niet denken maar doen!, zegt de activist. Of zoals Karl Marx het verwoordde in zijn elfde these over Feuerbach: de filosofen hebben de wereld tot nu toe slechts verschillend geïnterpreteerd, maar het komt er nu op aan haar te veranderen.
Maar natuurlijk was Marx zelf filosoof, hetgeen aantoont dat denken en doen elkaar geenszins uitsluiten. Naast hem zijn er talloze voorbeelden te noemen van filosofen die tegelijk activist waren: Jean-Paul Sartre, Simone de Beauvoir, Antonio Gramsci, Simone Weil, Frantz Fanon, Herbert Marcuse, Bertrand Russell, Michel Foucault en Angela Davis, om er maar een paar uit de recente geschiedenis te noemen. En was in zekere zin Socrates, vader van de westerse wijsbegeerte, niet ook een activist? Hij ging dagelijks de straat op om de elite uit te dagen, en kreeg nota bene de doodstraf voor het verpesten van de jeugd.
Velen van bovengenoemde namen waren niet alleen activistische filosofen, maar hebben bovendien bijgedragen aan wat men een filosofie van het activisme zou kunnen noemen, een nadenken over de mogelijkheidsvoorwaarden en noodzaak van verzet. Het nadenken daarover lijkt vandaag opnieuw uitermate belangrijk. Het afgelopen decennium was het activisme actiever en zichtbaarder dan het lange tijd geweest is. De Indignados in Spanje, de Occupybeweging overal ter wereld, de Arabische lente, Black Lives Matter, maar ook de Tea Party, Pegida en de recente onlusten in Charlottesville zijn pregnante voorbeelden van hoe grote groepen mensen op de been gebracht kunnen worden om maatschappelijke veranderingen af te dwingen of politieke kwesties onder de aandacht te brengen. We lijken te leven in een tijd van activisme, waarin politiek zich steeds vaker verplaatst van het parlement en de opiniepagina’s van de krant naar de straat. Kennelijk bestaat er een breed gedragen gevoel dat de traditionele politieke instituties te weinig effectief of inclusief zijn, en dat de huidige tijd dus om andere middelen vraagt.
In dit nummer van Wijsgerig Perspectief staat de filosofie van het activisme centraal. Wat is activisme, waarom is het van belang en wat zijn de mogelijkheidsvoorwaarden ervan? In het eerste artikel geeft Thijs Lijster een aanzet tot een ‘metafysica van de opstand’, dat wil zeggen, het denken over de vraag naar de mogelijkheid van opstand überhaupt. Aan de hand van een beroemd citaat van de filosoof Theodor W. Adorno, es gibt kein richtiges Leben im falschen, onderzoekt Lijster de effectiviteit van activisme in de laatkapitalistische conditie. Daarin lijkt alles met elkaar verbonden, waardoor iedereen schuldig is, maar niemand verantwoordelijk. Adorno’s vriend en collega Herbert Marcuse is het onderwerp van het tweede artikel van René Gabriëls. Aan deze filosoof werd in 2014 al een editie van Wijsgerig Perspectief gewijd, maar Gabriëls stelt hier Marcuses kijk op activisme centraal, en in het bijzonder de verhouding tussen melancholie en rebellie in diens werk. Volgens Gabriëls kan Marcuses ‘grote weigering’ ook hedendaagse activisten nog tot inspiratie dienen. Tamar de Waal en Laura Burgers zoeken het activisme op een verrassende plek: in de rechtszaal. Ze beschrijven diverse voorbeelden van hoe activisten erin slaagden om via de rechter hun eisen in wetgeving om te zetten, en onderzoeken op basis van de politieke theorieën van Claude Lefort en Jürgen Habermas de verhouding tussen politiek en recht. Daniël de Zeeuw, ten slotte, bespreekt de verhouding tussen anonimiteit en activisme. Anonimiteit is volgens hem niet alleen een belangrijke en zelfs noodzakelijke strategie van activisten om onder de radar van de autoriteiten te blijven, maar kan zelf ook als een vorm van activisme beschouwd worden. Identificeren ligt, zoals onder meer Foucault heeft laten zien, van oudsher aan de basis van machtsuitoefening. De weigering om je te laten identificeren, door een masker of een valse naam te dragen, is op zich al een manier om in opstand te komen.
Hopelijk geeft dit nummer zo voldoende stof tot nadenken, om de wereld anders te interpreteren en wie weet zelfs inspiratie om die wereld te veranderen.
Ten geleide: filosofie van het activisme
Door Thijs Lijster op 27 november 2017
Relevante berichten


Is wachten een tijdsbeleving?
Ira Pronk probeert de tijd te snel af te zijn. Een shortread over de kwelling van het wachten.


Ilja Leonard Pfeijffer: ‘Een democratie kan aan zichzelf ten onder gaan’
Ilja Leonard Pfeijffer schreef een roman over Socrates’ leerling Alkibiades. ‘De symptomen van democratisch verval zijn pijnlijk herkenbaar.’


Paul Frissen: ‘De staat moet niet proberen de wereld te ordenen’
Een staat die naar samenhang streeft is gevaarlijk, betoogt bestuurskundige Paul Frissen. ‘De plek van de macht moet leeg blijven.’


Kun je deugen zonder innerlijk conflict?
De literatuur geeft ons veel morele rolmodellen. Denker des Vaderlands Marjan Slob probeert in een shortread de juiste te volgen.