Enkele jaren geleden reisde ik naar Puglia en boetseerde voor mijn goede vriend Antonio Papa de kop van Karol Wojtiła. Deze Poolse paus was heilig verklaard en Antonio had van de dorpskerk de opdracht gekregen om een beeld van hem te maken. Van koppen van heiligen heeft Antonio een grote verzameling mallen. Hij drukt daar klei in en bewerkt de kopieën naderhand; maakt de één wat kaler, de ander wat bebaarder. Maar dat kan niet met een paus, die moet precies lijken op zijn foto. Het beeld werd na mijn vertrek minutieus uitgewerkt, kreeg kleur, textuur en kleding. In het voorjaar ontving ik een videoberichtje. De paus met mijn kop was af. Hij was tot in detail uitgewerkt, had blozende wangen, een gebedsboek in de hand, en werd in vol ornaat de kerk van Surano uitgedragen. De zang, het geween en gejubel waarmee het onthaald werd, vormde een schril contrast met de houterigheid van het beeld, dat niet meebewoog met zijn dragers en onbewogen vervaarlijk kantelde terwijl het van de trappen het plein werd opgedragen. Beelden lijken vaak levenlozer naarmate ze realistischer worden uitgevoerd.
In de tentoonstelling ‘Hyperrealisme Sculptuur’ (2018) in de Rotterdamse Kunsthal had ik diezelfde ervaring. De beelden leken zich de ruimte niet eigen te kunnen maken. Bezoekers bogen zich voorover naar intieme delen. Hun reikhalzende inspectie benadrukte de bewegingloosheid van de mensfiguren, die, waren ze van vlees en bloed geweest, zich op hun privacy zouden hebben beroepen. Hun dunne oogleden knipperden niet, hun zacht roze buiken ademden niet. Over de wassen en siliconen lichamen lag een klein laagje stof. In de ruimte waarin zij stonden bleef hun levensechtheid levenloos. Op foto’s daarentegen kan ik soms wel door dit soort beelden getroffen worden. Een krantenfoto van de Pietà van Sam Jinks bijvoorbeeld heeft jarenlang in mijn keuken gehangen.
Sam Jinks, Still Life (Pietà), 2007
In de armen van een jongeman rust een vermoeid lichaam. Het ligt als een pasgeborene op een handdoek op de schoot van een man die een zoon zou kunnen zijn. We kijken hier niet naar een foto van werkelijke personen, het is een foto van een beeldengroep. Daardoor hoeven we de foto niet als een documentair beeld op zijn integriteit te beoordelen, maar kunnen we het als een kunstwerk beschouwen, zonder remming. Bij een foto van werkelijke personen zou de naaktheid van het oude lichaam in het oog springen, terwijl bij het bekijken van dit beeld juist het gekleed zijn van de man opmerkelijk wordt. Dat is een belangrijk verschil. Is onze eerste impuls misschien de naakte figuur te bedekken om toe te dekken wat we niet onder ogen willen zien, we worden tevens uitgedaagd om juist de geklede man met onze ogen uit te kleden, om hem te laten rijmen met de mens op zijn schoot.
Van wie is het lichaam op de schoot van de jongeman? Ik meende er het lichaam van een oude vrouw in te zien, een voor de hand liggende omkering van de traditionele Pietà. Maar terwijl ik informatie verzamelde over Jinks en zijn beelden, trof ik bij toeval een bovenaanzicht van dit beeld, waarop te zien is dat het om het lichaam van een man gaat. De ambiguïteit die de foto vanuit dit standpunt vertoont, is betekenisvol. Zoals pasgeboren kinderen nog bijna geslachts-loos lijken, zo gaan met de ouderdom mannen en vrouwen weer meer op elkaar lijken. In al zijn precisie vind ik dit beeld zo mooi dubbelzinnig.
Een beeld komt tot leven in de suggestie van beweging. Dat gaat vanzelf, tijdens het boetseren. Als het beeld tot stand komt naar de natuur, en dus niet van een foto, dan breng je tijd aan in het beeld. In die tijd zitten verschillende gemoedstoestanden, subtiele bewegingen die je –misschien ongemerkt – hebt geobserveerd. Die maken dat het beeld mee ademt in de tijd die je ermee doorbrengt. Ook als het af is en in een nieuwe ruimte staat.
Hyperrealistische beelden vertonen een scrupuleuze gelijkenis, maar ontberen juist beweging en suggestie. Een beeld waarvan de huid tot in de haarvaten wordt geïmiteerd of met textiel wordt omkleed, laat weinig over aan de verbeelding. Hyperrealisme legt een hoge druk op de geloofwaardigheid van het leven dat in het beeld schuilt. Niet voor niets worden dit soort beelden ook wel fotorealistische beelden genoemd. Bedoeld wordt dat ze gefotografeerd lijken. Veelal zijn ze ook naar foto’s gemaakt. En misschien daarom werken ze eigenlijk alleen maar op een foto. Een foto is een momentopname. Doordat het een foto is, wordt de bewegingloosheid niet opgemerkt. De toeschouwer wordt niet verleid tot het verifiëren van de adem-haling. Hij houdt zijn adem in. In die verstilling schuilt een enorme kracht, die op een andere manier dan op het kerkplein in Puglia aan het zingen brengt, aan het jubelen en wenen.