Home Rebellie van de kijker

Rebellie van de kijker

Door Sanne van Tongeren op 15 juni 2020

Rebellie van de kijker
Cover van 02-2020
02-2020 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

De lockdown wordt niet door alle Nederlanders omarmd. Sommigen vervelen zich. Ze willen weg. Omdat ze niet kunnen reizen in hun herinneringen. Omdat ze geen herinneringen hebben. Omdat ze vergaten te kijken terwijl ze fotografeerden voor Instagram wat ze afstreepten van hun bucketlists. Ik moet aan Medusa denken, te gast in het Rijksmuseum. Ze kan met niemand communiceren, want ze staat alleen op zaal, in quarantaine, met een Caravaggio links aan de wand, een afbeelding van Narcissus. Die heeft geen oog voor haar.

Micha Wertheim schreef naar aanleiding van het thema van de boekenweek, rebellen en dwarsdenkers, een prachtige column voor het radioprogramma OVT. Hij hield een pleidooi voor de rebellie van de lezer, ingeleid met een verhaal over de fantastische leraar Engels die hem aan de hand van gedichten leerde een rebelse lezer te zijn. Het is niet de kenner, de wetenschapper, de criticus, volgens Wertheim. Nee, het is de lezer zelf die het verhaal moet duiden. De vraag naar het autobiografische die de interviewer stelt, daar heeft de lezer geen boodschap aan. ‘Het bijzondere van literatuur lezen is nu net dat je er als lezer vanuit mag gaan dat het allemaal verzonnen is, zelfs als het deels op waarheid berust.’ Ik heb de column zeker zes keer beluisterd. En telkens krijg ik een brok in mijn keel bij deze formulering. De lezer vindt, als hij het verhaal met aandacht tot zich neemt, in fictie een waarheid en leert in de waarheid een fictie kennen.

Wertheim leest weinig, maar wat hij leest, dat houdt hij heel lang bij zich, zo zegt hij. Zijn pleidooi voor de rebelse lezer zie ik als een pleidooi voor creativiteit en aandacht. Wie daar zijn voorraadkast mee vult, kan heel lang vooruit. En wat hij over lezen zegt, dat geldt volgens mij ook voor de beeldende kunst. Ik voer daarom graag een pleidooi voor de rebellie van de kijker.

De dag waarop ik mijn studenten naar Medusa zou meenemen, sloot het Rijksmuseum zijn deuren. Mijn studenten hadden gelukkig al de kans gekregen om Medusa in zich op te nemen. Ik vertelde hun namelijk ter inleiding hoe iedere bezoeker aan het begin van de tentoonstelling allereerst geconfronteerd wordt met Medusa’s blik. Op een geprojecteerde foto zagen ze haar verdwaasd de zaal in staren. Alsof ze al verdoofd is door haar eigen spiegelbeeld in het opgepoetste schild, waarmee Perseus haar betoverende blik pareerde. Vóór het projectiescherm had ik Costanza neergezet, een ander vrouwenportret dat Bernini zo’n tien jaar eerder maakte. Dat portret is niet in de tentoonstelling opgenomen, maar een afgietsel ervan nam ik mee uit Florence. Costanza was korte tijd Bernini’s minnares. De betovering die haar blik op Bernini had, legde hij betoverend mooi vast in steen.

Er is van alles over deze twee portretten te zeggen. Ze lijken op elkaar en zijn elkaars tegenpolen. Journalisten lepelen de biografische details op, kenners putten uit de mythologie, kunsthistorici zien in de blik van Medusa een analogie met het vak van beeldhouwen-in-steen. Allemaal interessant, allemaal goed, maar wil je er iets anders in zien: graag! Een van mijn studenten vertelde hoe zij zich in een zelfportret had laten leiden door de gezichtsuitdrukking van Costanza: het losse haar, de ontspannen mond. Ik zag de schrik in haar ogen toen ik haar het citaat van een gerenommeerde Britse kunstcriticus voorlas: ‘He has caught her mid-glance, mid-conversation, perhaps before or after seks.’ En had onmiddellijk vreselijke spijt van het delen van het citaat.

Er zit een immense schoonheid in de gedachte dat de kunstwerken in lege zalen al hun biografische, mythologische, kunsthistorische bagage afleggen en op afstand met of zonder succes contact met elkaar zoeken. Dat is misschien een voorbeeld van het vinden van het fictieve in de waarheid waartoe Wertheim oproept. De aandachtige kijker had de beelden in een zorgvuldig geplande setting kunnen zien, maar kan in zijn eigen voorstelling nu ook de ironie zien van die opstelling ten tijde van een lockdown. Zo maakt de kijker van de waarheid zijn eigen verhaal. In een tijd van social distancing heeft Medusa nu niemand om op afstand te houden. De enige wiens blik ze zou kunnen vangen, heeft slechts aandacht voor zijn eigen spiegelbeeld.

Het vinden van een waarheid in fictie, kunnen we daar als kijker ook iets mee? Het verhaal gaat dat Medusa iedereen die haar benaderde met haar blik in steen veranderde. En dat zij met een truc van Perseus door haar eigen spiegelbeeld bevangen werd. Het waarachtige zit misschien hierin: dat blikken kunnen doden en dat we zelfs het slachtoffer kunnen zijn van onze eigen blik. Terwijl we in tijden van pandemie met grote bogen elkaar ontwijken, buigen we ons ver over het scherm van onze smartphone, waar we onszelf weerspiegeld vinden in een virtuele wereld. Met het gefonkel van talloze, vluchtige beelden en beeldjes verdoven de sociale media onze blik. Ze maken van de kijker een lijdzame volger, opgesloten in zijn lockdown met leegheid en dodelijke verveling.

Wie daarentegen rebels heeft leren kijken, heeft zijn ogen misschien minder kost gegeven, maar met meer aandacht. Die reist nu, zonder de deur uit te hoeven, op zijn herinneringen. In zijn eigen fictie ziet hij de waarheid, overal om zich heen.

Beeldende kunst prikkelt niet alleen de zintuigen, maar ook de geest. In deze rubriek bespreekt een auteur tot welke filosofische reflecties een beeldend werk aanzet.

Sanne van Tongeren is classica en beeldhouwer. Zij zoekt de dialoog met oude meesters. In haar werk staat de mens centraal. Ze heeft gestudeerd en lesgegeven aan The Florence Academy of Art. In 2018 richtte ze in Amsterdam haar beeldhouwacademie op: Figura, Dutch Academy of Figurative Sculpture: www.figura-sculpture.com