Home Mens en techniek Ons diepste innerlijk valt niet te vangen in data
Filosofie en literatuur Kunst Mens en techniek

Ons diepste innerlijk valt niet te vangen in data

Filosoof en essayist Miriam Rasch verdedigt hartstochtelijk het stukje menselijkheid dat niet omgezet kan worden in data.

Door Alexandra van Ditmars op 30 januari 2018

Miriam Rasch filosoof data Martin Dijkstra beeld Martin Dijkstra

Filosoof en essayist Miriam Rasch verdedigt hartstochtelijk het stukje menselijkheid dat niet omgezet kan worden in data.

Cover van 02-2018
02-2018 Filosofie magazine Lees het magazine

Een leven zonder smartphone, werken zonder e-mail, reizen zonder internet. Het valt haast niet meer voor te stellen, zegt filosoof Miriam Rasch. Alles is online, online is alles. Dat betekent niet alleen dat onze buskaartjes, krant en boodschappen gedigitaliseerd zijn, maar ook de mens zelf. Rasch noemt dat de postdigitale conditie: de digitale revolutie heeft zich voltrokken, er is geen weg meer terug, het digitale is het vanzelfsprekende geworden. Het is een tijd waarin we de technologie niet gebruiken – nee, we leven de technologie. Internet is voorgoed doorgesijpeld in alle aspecten van ons leven. En daar moeten we mee zien te leven. In haar boek Zwemmen in de oceaan. Berichten uit een postdigitale wereld biedt Rasch middels essays een filosofisch perspectief op het postdigitale leven. Maar de essays gaan ook over literatuur. ‘Literatuur kan laten zien wat er gebeurt met de mens die technologie leeft en zich beweegt door de sfeer van het digitale’, schrijft Rasch, ‘hoe die haar omringt, soms fris en ademend, soms stroperig, als een rag van data en algoritmes dat aan haar lippen blijft kleven zodra ze probeert te vertellen wat er in haar omgaat.’ Rasch studeerde literatuurwetenschap en filosofie, en werkt bij het Instituut voor Netwerkcultuur van de Hogeschool van Amsterdam. In een lunchroom vlak daarnaast zit Rasch, cappuccino in de hand, om te praten over de mooie en lelijke kanten van onze digitale wereld, waarin de grens tussen echt en virtueel allang niet meer te trekken valt.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Waarom is dat ‘rag van data en algoritmes’ een probleem?
‘Digitalisering betekent dat alles meetbaar wordt. Met kleine brokjes informatie wordt gerekend en voorspeld, alles wordt omgezet in digitale data. Camera’s op straat filmen je, de OV-chipkaart weet waar je heen gaat, de bank weet waar je pint. Een bedrijf als Facebook zet wat vroeger tot het diepste innerlijk van de mens werd gerekend – wensen, dromen, angsten – om in enen en nullen. Niet alleen aan de hand van informatie die je zelf invult, er wordt ook gekeken naar wat jij zoekt, bekijkt, opslaat. Maar valt ons innerlijk wel om te zetten in cijferreeksen? Is onze subjectiviteit niet meer dan dat? Ik hoop en denk van wel. En ik ben bang dat als alles transparant moet zijn, alles wat niet te kwantificeren valt straks niet meer meetelt. Als iedereen gelooft dat alles in data te vertalen is, gaan waarden daarmee samenvallen. Dan kun je straks niet meer op een andere manier praten en nadenken over wat belangrijk is en wie wij zijn. Daarom moeten we oog houden voor het niet-meetbare. Voor dat wat niet rechtlijnig in te passen valt, voor het complexe, voor het tegenstrijdige.’

Wat is dat niet-meetbare precies?
‘Je kunt dat “het geheim” noemen. Ik geloof dat er iets raadselachtigs in de mens zit dat niet te vangen valt in data. Dat maakt totale transparantie onmogelijk, ondanks wat technologiebedrijven ons willen doen geloven. Het geheim is echter een existentiële noodzaak en daarom moeten we het koesteren. Dat heb ik van filosoof Søren Kierkegaard. Hij schreef in de negentiende eeuw dat de mens nooit helemaal met zichzelf samenvalt. Er is altijd een fundamentele afstand binnen onze eigen subjectiviteit. Het geheim is daar een concrete uitdrukking van. Met “geheim” bedoelt Kierkegaard eerst letterlijk een geheim. Dat kwam doordat Kierkegaard zelf zijn hele leven gebukt is gegaan onder een geheim, dat zijn vader hem vertelde kort voor zijn dood. Maar daarna werkt hij het geheim uit tot iets wat veel groter en fundamenteler is. Het is misschien iets wat je niet alleen toevallig kunt krijgen van iemand, zegt Kierkegaard, maar iets wat iedereen van zichzelf al heeft.’

Dat klinkt wat zweverig.
‘Hij bedoelt daarmee dat we nooit in staat zijn om onszelf en anderen door en door te kennen. De mens is niet transparant, eerder een soort melkglas. Dat valt niet te doorschouwen. Zelf weet je niet eens wie je precies bent, en daardoor blijf je altijd een geheim voor jezelf en de ander. Dat merk je ook in het dagelijks leven. Kierkegaard geeft het voorbeeld van het misverstand. Je kunt ook denken aan het verdrietige gevoel dat je kunt krijgen wanneer je andermans levens op sociale media ziet, omdat die je het idee geven dat jij als enige niet in staat bent zo’n “perfect” leven te leiden. Terwijl al die andere mensen evengoed niet transparant zijn voor zichzelf. Daarmee is het geheim fundamenteel voor de mens. Want als er binnen ieder mens al sprake is van een bepaalde afstand tot zichzelf, is het nooit mogelijk jouw innerlijke wereld simpelweg in een datacategorie te stoppen. De vraag is: waar vertaal je die dan in? Ik denk dat je daarvoor een meer literaire, metaforische manier van spreken nodig hebt.’

Waarom?
‘Je probeert als het ware tegen datahandelaren te betogen dat de mens meer is dan data. Dat geloven ze nooit, want zij denken dat alles daarin te vangen valt. De crux is om uit het vertoog van de datahandelaar te stappen. Dan moet je niet zeggen: “Je kunt misschien 99 procent van de mens kwantificeren, maar ik zal uitleggen waarom dat bij 1 procent niet lukt.” Daarmee ga je mee in hun taal, die zich richt op kwantificatie, en die taal is juist waar het in mijn ogen misgaat. Iets kan daarin haast niet bestaan als het niet in een cijfer uit te drukken valt. Daar ben ik het niet mee eens, dus daarom druk ik me er liever literair over uit. Al is kunst er ook heel geschikt voor.’

Hebt u daar een voorbeeld van?
‘De briljante kunstenaar Ben Grosser heeft Facebook  “gedemetrificeerd”. Hij heeft een plug-in gemaakt die alle getallen uit Facebook weghaalt. In plaats van “Tien mensen vinden dit leuk” staat er dan: “Een aantal mensen vindt dit leuk.” En er staat niet: “Dit bericht is drie uur geleden gepost”, maar: “Dit is een tijdje geleden gepost.” Daarmee laat hij zien dat de hele ervaring van Facebook voor een groot deel afhankelijk is van getallen. De verslavende werking ervan komt doordat je wil weten wat je het afgelopen uur gemist hebt of hoeveel likes jouw nieuwe profielfoto heeft. Als je al die getallen weghaalt, merk je pas hoe gevoelig je ervoor bent. Hij interviewt ook mensen die zijn plug-in gebruikt hebben, waaruit blijkt dat we allerlei sociale conventies hebben ontwikkeld voor getallen. Zo like je eerder een foto van iemand die je niet zo goed kent als die foto al honderd likes heeft; bij pas drie likes voelt dat een beetje gek. Als je die getallen niet meer ziet, durf je opeens niet aan te geven dat je iets leuk vindt. Er is sprake van een hele getallenwereld, waar we allemaal in rondrennen.’

Nu hebt u het over een negatieve kant van getallen. In uw boek zegt u ook dat getallen juist prachtig zijn.
‘Ik ben dol op getallen. Excel-tabellen vind ik fantastisch, volkeren die niet verder dan vijf kunnen tellen fascinerend. En ik ben lang niet de enige die een liefde voor getallen koestert. Het probleem is dat bedrijven als Facebook dat maar al te goed weten. En ze spelen daar dusdanig op in dat getallen totalitair worden. Daar moeten we ons bewust van zijn. Dat betekent niet dat ik tegen internet ben. Ik heb mijn boek juist geschreven uit liefde voor internet. Op internet kunnen we kennis verspreiden, liefdes ontmoeten, banen vinden, inzoomen op schilderijen, muziek ontdekken, grappige filmpjes bekijken – het brengt zoveel plezier. Juist omdat ik denk dat ieder mens meerduidig is, kan internet daar mooi bij aansluiten. Want meerduidigheid heeft de ruimte nodig. En waar vind je nu meer ruimte dan op het web? Ik ben alleen ongerust over of het wel die mooie kant op blijft gaan. Internet wordt nu opgeslokt door hyperkapitalistische ondernemingen die enkel geïnteresseerd zijn in geld verdienen met jouw data. En die data duwen jou vervolgens een bepaalde kant op. Daardoor wordt de ruimte die internet kan bieden steeds meer ingeperkt.’

Tegelijkertijd zorgt die meerduidigheid van internet er ook voor dat we continu afgeleid zijn achter onze computers en op artikelen klikken die ons soms niet eens werkelijk interesseren.
‘De Italiaanse auteur Alessandro Baricco beschrijft in zijn boek De barbaren deze nieuwe mens, die tegelijkertijd met internet werd geboren. De barbaar is onrustig en afgeleid, zegt Baricco. De barbaar scheert continu over de oppervlakte van de wereld in plaats van de diepte in te duiken. Hij is een surfer, zoals we internetgebruikers vroeger ook wel surfers noemden. Het is niet per se negatief om deze barbaar te zijn. In tegenstelling tot de generaties voor hem wil hij zich niet committeren, maar dat betekent niet dat hij ongecultiveerd is. Vroeger waren mensen meer gefocust op specialisatie, verdieping en vastigheid. De glibberige barbaar wordt juist bewogen door een gevoel van openheid en mateloosheid. Afleiding is voor hem niet per definitie negatief, maar juist een soort voeding om almaar door te surfen. Dat scheren over de oppervlakte kan een brede blik en belangrijke inzichten met zich meebrengen. Door rond te dolen op het internet kom je heel snel achter een heleboel nieuwe dingen. Misschien zit daar wel net je nieuwe passie tussen of iets waar je een boek over gaat schrijven. Het enige wat niet mooi is aan die afleiding is dat het gebeurt op een moment dat je eigenlijk iets anders moet doen.’

Dat lijkt me een nogal groot probleem.
‘Ja, het leidt ook tot stress en frustratie. Net zoals internet zelf is ook deze afleiding positief en negatief tegelijk. In mijn boek neem ik geen positie in. Ik wil geen pessimistische doemdenker zijn die roept dat door internet de wereld naar de knoppen gaat, en ook niet doen alsof dankzij data het Land van Ooit om de hoek ligt. Het gaat mij erom met literatuur uitdrukking te geven aan ons postdigitale leven. Daarvoor moet je, behalve kritisch het systeem en verdienmodel van afleiding bevragen, ook inspiratie halen uit deze afleiding en de artikelen waarop we daarbij klikken. En vragen: wat zorgt er toch voor dat dit zo aantrekkelijk is voor mensen?’

Zo gaat Rasch in een van haar essays in op de vreemde aantrekkingskracht van het zinloze. Met als ultiem symbool daarvan de listicle: ‘goedkoop klikvoer’ in de vorm van een online lijstje met dingen die we eigenlijk niet willen weten, maar waar we toch op klikken.

Als voorbeeld van zo’n listicle – de term is een hybride van list en article – geeft Rasch in haar boek de opsomming ‘3 (ouderwetse) dingen waarvan je nooit zou durven toegeven dat ze je hart sneller doen kloppen’: 

1. de post sorteren en in de postvakjes van je collega’s leggen
2. een berg ongeordende documenten op je bureau vinden die netjes in een map terecht moeten komen
3. een halfafgewerkte to-dolijst in het net overschrijven.

Het is precies het soort lijstje dat met name moderne online media meesterlijk kunnen opstellen. Rasch noemt listicles ‘internetschrijverij van dubieuze kwaliteit’, maar feit is dat internet er vol mee staat en mensen ze toch blijven lezen. ‘Daarom vraag ik me af: wat kan ik hieruit gebruiken om literatuur te schrijven die tegen het kwantificerende geluid van deze tijd ingaat?’

Zo’n lijstje staat toch juist symbool voor dit geluid? Listicles lijken enkel pure afleiding te zijn zonder daadwerkelijke inhoud, bedoeld om zo veel mogelijk mensen naar een website te lokken.
‘De lijstjes zijn weliswaar doelmatig en commercieel, maar ze zijn ook zinloos, absurd, lachwekkend en soms zelfs poëtisch. Hoewel listicles eerder een schijn van feiten voorschotelen dan daadwerkelijke kennis, valt er meer over te zeggen. Opvallend bij listicles is dat de zaken naast elkaar staan, in plaats van in verband met elkaar. Er is een suggestie van orde, maar dan wel van iets wat tegelijkertijd aan de orde ontsnapt. Verschillende zaken zijn samen in een structuur geplaatst, maar die structuur is ontzettend willekeurig. Het fascinerende is: dat is niets nieuws. Het past in een hele traditie van gefragmenteerd schrijven! Er valt zelfs een overeenkomst te ontdekken met de Frankfurter Schule, een filosofische beweging uit de vorige eeuw. Zij schreven gefragmenteerd als verzet tegen een ideologie van gesteriliseerde kennis. Door op deze manier naar listicles te kijken, valt een filosofische laag te ontdekken die je op het eerste gezicht niet ziet. Die diepzinnigheid van de oppervlakte vind ik fantastisch.’

Zwemmen in de oceaan. Berichten uit een postdigitale wereld
Miriam Rasch
De Bezige Bij
256 blz.
€ 20,99