Home Omwille van de hopelozen

Omwille van de hopelozen

Door René Gabriels op 27 november 2017

Cover van 04-2017
04-2017 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Activisten moeten de ideeën van filosoof Herbert Marcuse ter harte nemen, schrijft René Gabriels. Marcuses opvattingen over solidariteit, vervreemding en tolerantie zijn volgens hem actueler dan ooit, en ook zijn ‘grote weigering’ kan tot inspiratie dienen.
 
In 2011 riep het tijdschrift TIME de activist uit tot de persoon van dat jaar. Dat jaar inspireerde de Arabische lente wereldwijd activisten om te rebelleren. Terwijl in Griekenland burgers de straat opgingen om te protesteren tegen de aan hen opgelegde bezuinigingen, uitten in Spanje de Indignados hun woede over de alsmaar grotere kloof tussen arm en rijk en bekritiseerden in New York activisten onder de noemer Occupy Wall Street de sociale en ecologische gevolgen van het neoliberalisme dat alleen een economische en politieke elite ten goede komt. Uit solidariteit met mensen die onderdrukt, uitgebuit of uitgesloten worden, zetten activisten zich in om hun lot te verbeteren. De solidariteit van activisten is vrijwel uitsluitend op de toekomst gericht. Zij strijden voor een betere toekomst van degenen die worden onderdrukt, uitgebuit en uitgesloten.
 

Op grond van het werk van filosoof Herbert Marcuse wordt in het eerste deel van dit artikel betoogd dat naast de – op een betere toekomst gerichte – prospectieve solidariteit de – op het verleden gerichte – ‘anamnestische solidariteit’ onontbeerlijk is. Anamnestische solidariteit roept zowel het geleden leed uit het verleden als de vervlogen momenten van geluk in herinnering. Zij biedt de mogelijkheid om lering te trekken uit de geschiedenis. Het verzet tegen vergetelheid dat inherent is aan de anamnestische solidariteit is volgens Marcuse ook een probaat middel tegen vervreemding. In het tweede deel van dit artikel wordt uit de doeken gedaan waarom vervreemding een soort vergetelheid is. Vervreemding is een fenomeen dat volgens Marcuse emancipatie in de weg staat. Zolang mensen vervreemd zijn, zijn ze niet of nauwelijks te porren voor het op emancipatie toegelegde activisme. In het derde deel van dit artikel wordt beargumenteerd waarom de strijd voor emancipatie tevens door repressieve tolerantie wordt gefrustreerd. Dit door Marcuse geïntroduceerde begrip verwijst naar het fenomeen dat het tolereren van afwijkende meningen en praktijken dienst kan doen om radicale maatschappelijke veranderingen tegen te houden. Zijn ideeën over solidariteit, vervreemding en repressieve tolerantie zijn, zo luidt de stelling van dit artikel, actueler dan ooit en zouden huidige activisten ter harte moeten nemen.
 

Een ongelukkige filosofie

Marcuse besluit zijn boek One-Dimensional Man met een citaat van Walter Benjamin: ‘Alleen omwille van degenen die hopeloos zijn, is ons de hoop gegeven.’ Daarmee wordt uitdrukking gegeven aan de solidariteit met degenen die zonder hoop hun leven al hebben gegeven en nog zullen geven. Het is een morele plicht te hopen dat hun menselijke waardigheid gered kan worden. Het laatste kan door het al geleden leed respectvol in herinnering te roepen. Deze anamnestische solidariteit ligt bij Benjamin ten grondslag aan zijn kritiek op het vooruitgangsgeloof. Wie zich de catastrofes (natuurrampen, oorlogen, persoonlijke tragedies enzovoorts) voor ogen houdt, kan niet geloven dat de geschiedenis zich kenmerkt door vooruitgang. En wie zich rekenschap geeft van mensen die tegenwoordig tevergeefs om hulp roepen en niet gehoord worden, kan dat ook niet geloven. Het lijden en het geleden leed van mensen in herinnering roepen, is het minste dat ter ere van hen kan worden gedaan.
 
Deze gedachtegang is gevoed door melancholie. Zowel de puinhopen die de geschiedenis heeft achtergelaten als de onmacht om alsnog een wereld te creëren waar mensen gelukkig zijn, stemmen tot treurigheid. Niet voor niets is melancholie een belangrijk aspect van het werk van de zogenaamde Frankfurter Schule, met name in dat van Theodor W. Adorno, Walter Benjamin, Max Horkheimer en Herbert Marcuse. Roland Lambrecht karakteriseert hun kritische theorie in Melancholie. Vom Leiden an der Welt und den Schmerzen der Reflexion (1994) terecht als een ongelukkige filosofie van het geluk. Met het oog op een toekomst waar mensen gelukkig zijn, zijn de Frankfurters ongelukkig omdat er weinig redenen zijn om optimistisch te zijn over het bereiken van dat doel. De moderne samenleving kenmerkt zich immers niet alleen door uitbuiting en uitsluiting, maar ontneemt mensen de mogelijkheid om te begrijpen wat ze ongelukkig maakt door verkeerde voorstellingen en vervreemding. Wat geluk voor de leden van de Frankfurter Schule inhoudt, wordt meestal ex negativo aangeduid: een wereld die vrij is van deze kenmerken van de moderne samenleving. Voor wat het wel zou kunnen zijn, voor zover aangegeven, worden abstracte begrippen als ‘vrijheid’, ‘verlossing’, ‘verzoening’ en ‘waarheid’ gebruikt. Activisten opereren in de lijn van de Frankfurters als ze stellen dat het niet waar is dat in deze wereld alle mensen vrij zijn, iedereen verlost is van honger en de mens duurzaam verzoend is met de natuur. Zij delen de opvatting dat het anders kan en moet, en verzetten zich tegen degenen die er belang bij hebben hen van het tegendeel te overtuigen.
 
Tot de bronnen van de melancholie horen de niet meer voorhanden mogelijkheid om degenen die gestorven zijn en veel hebben geleden alsnog gelukkig te maken, alsmede het feit dat een wereld waarin iedereen gelukkig is nog niet is gerealiseerd. Terwijl de melancholie van het ‘niet-meer’ tot anamnestische solidariteit kan leiden, kan de melancholie van het ‘nog-niet’ tot prospectieve solidariteit leiden. In het laatste geval impliceert solidariteit engagement voor het beëindigen van situaties waarin mensen geknechte en verachte wezens zijn. Er bestaat een interessant spanningsveld tussen de op het verleden en de op de toekomst gerichte vorm van solidariteit. Wie te lang stilstaat bij de hopelozen uit het verleden verliest tijd die broodnodig is om te strijden voor een betere toekomst van degenen die nu wanhopig zijn. Bovendien ondermijnt de – voor melancholie zo kenmerkende – terugblik op catastrofes uit het verleden het enthousiasme voor de rebellie in het heden. Al wil Benjamins engel van de geschiedenis de doden wekken, het kan niet. Is het dan niet beter zich te richten op de politieke strijd voor een rechtvaardige wereld? Is de anamnestische solidariteit niet frustrerend voor activisten die de moed hebben om te strijden voor de rechten van degenen die nog niet dood zijn, maar nog een sprankje hoop bezitten dat hun situatie verbeterd? Of is het barbaars om doden en het leed dat ze gedragen hebben niet te herdenken en de blik alleen op de toekomst te richten? Is de herinnering aan het geleden leed niet een voorwaarde voor een betere toekomst?
 
Voor een betere toekomst is de herinnering aan het geleden leed onontbeerlijk, aldus Marcuse. Hij wijst op het revolutionaire potentieel van de herinnering. Mensen herinneren zich soms dat ze vroeger dagdroomden over het realiseren van mogelijkheden die ze bezaten. Daarnaast hebben zij niet zelden herinneringen aan momenten in het verleden toen ze gelukkig waren. In Negations beweert Marcuse dat zulke herinneringen een kritische kijk op het hier en nu genereren, en kunnen leiden tot ‘een kracht die vormgeeft aan de toekomst’.
 
Marcuse worstelt met het spanningsveld tussen een anamnestische en prospectieve solidariteit. Enerzijds vindt hij dat de anamnestische solidariteit geboden is vanwege de slachtoffers van het fascisme, kolonialisme, stalinisme en andere catastrofes uit het verleden. Anderzijds is hij van mening dat activisten alle mogelijkheden moeten beproeven de wereld te verbeteren. Bij hem staat de zwaarmoedigheid van de melancholie het enthousiasme voor de rebellie niet zozeer in de weg als bij Adorno, Benjamin en Horkheimer. In vergelijking met de andere Frankfurters staat Marcuse veel meer open voor utopisch denken. Hij hoopt op een revolutie die een einde maakt aan al het onrecht.
 

Vervreemding

De rebels-optimistische kant van Marcuse zoekt naar mogelijkheden voor een revolutie. De melancholisch-pessimistische kant van hem komt tot uitdrukking in wat hij over vervreemding en repressieve tolerantie zegt. Vanwege beide kanten laveert One-Dimensional Man tussen twee tegengestelde hypothesen: ‘(1) dat een hooggeïndustrialiseerde samenleving een kwalitatieve verandering in de nabije toekomst kan tegenhouden (2) dat er krachten en ontwikkelingen zijn die dit vermogen om zo’n verandering tegen te houden kunnen doorbreken.’
 
In de naaste toekomst wordt de kwalitatieve verandering van de samenleving vooral gefrustreerd door vervreemding. Vervreemding betekent dat mensen als gevolg van bepaalde maatschappelijke ontwikkelingen lijden aan de ervaring te midden van anderen een vreemdeling te zijn. Zij voelen zich niet meer thuis in hum omgeving en hebben geen greep op hun leven. Volgens Jean-Jacques Rousseau en Karl Marx leidt de overgang van de traditionele naar de moderne samenleving tot vervreemding. Rousseau vindt dat de mens door toedoen van de moderne cultuur is vervreemd van de innerlijke en uiterlijke natuur. Door middel van de opvoeding en de politiek zou een balans kunnen worden gecreëerd tussen natuur en cultuur. Marx vindt dat de voor het kapitalisme kenmerkende tegenstelling tussen kapitaal en arbeid verantwoordelijk is voor vervreemding. De moderne mens is vervreemd van zichzelf, de medemens en de natuur.
 
Van de fysieke uitbuiting (zwaar werk en een lange werkdag) en economische misère (armoede) die volgens Marx ten grondslag liggen aan de vervreemding is volgens Marcuse in rijke landen nauwelijks meer sprake. Door technologische ontwikkelingen zou de fysieke uitbuiting en de economische misère nagenoeg zijn verdwenen, want het werk is lichter, de werkdag korter en de levensstandaard hoger. Dat betekent echter niet dat er geen sprake meer is van vervreemding. Dat komt omdat de fysieke uitbuiting en de economische misère plaats hebben gemaakt voor respectievelijk psychische uitputting en consumentisme. De psychische uitputting is toe te schrijven aan zowel het monotone werk als het gevoel niet of nauwelijks autonoom te kunnen ageren door slechts uit te voeren wat managers voorschrijven. Managers zetten moderne technologieën in om te controleren of arbeiders de gestelde doelen bereiken. Van consumentisme is volgens Marcuse sprake als de consumptie primair in dienst staat van de productie en niet omgekeerd. Om de productie en winst van een bedrijf te vergroten, worden mensen via reclame ertoe verleid meer te consumeren.
 

Slavenhouders

Mensen lijden aan vervreemding omdat ze consumptieslaven zijn die niet hun ware behoeften bevredigen. Hun denken is eendimensionaal, omdat ze niet zien dat een andere wereld mogelijk is. Marcuse vindt dat de eendimensionale mens totaal is vervreemd, omdat hij niet alleen gedurende de werktijd, maar ook tijdens de zogenaamde vrije tijd vervreemdingsverschijnselen toont, zoals burn-outs, depressies en een illusoire keuzevrijheid. Ten onrechte beschouwt de eendimensionale mens de mogelijkheid om verschillende producten te consumeren als vrijheid. Is hij niet steeds minder vrij om bepaalde producten (bijvoorbeeld computers en smartphones) niet te kopen? Marcuse in One-Dimensional Man: ‘Het aantal mogelijkheden waaruit het individu kan kiezen is niet de doorslaggevende factor bij het bepalen van de vrijheid van de mens, maar wat gekozen kan worden en wat wordt gekozen door het individu. Het criterium voor de vrije keuze kan nooit absoluut zijn, maar evenmin is het volslagen relatief. De vrije verkiezing van slavenhouders schaft noch de slavenhouders noch de slaven af.’
 
De vervreemding wordt volgens Marcuse in alle sferen van het leven aangetroffen en ontneemt mensen het zicht op een andere dimensie die mogelijkerwijs zijn geluk ten goede komt. In feite heeft het neoliberalisme met het als een gebedsmolen herhalen van de roemruchte uitspraak There is no alternative van Margaret Thatcher de eendimensionale mens op een voetstuk geplaatst. Waar geen alternatieven zijn voor dit leven past de mens zich thuis en op het werk aan. Thuis doet hij dat door zich door middel van een specifiek consumptiepatroon status te verwerven. Identificatie met de in reclame gepresenteerde beelden vormen de leidraad bij zijn consumptief gedrag en ontnemen hem het zicht op iets anders. Om tijdens functioneringsgesprekken niet uit de maat te lopen, houdt hij de corporate identity in acht. Door middel van self-management, imaging en zelfuitbuiting werkt hij aan zijn identiteit als ware hij een bedrijf, zoals Ulrich Bröckling in Das unternehmerische Selbst betoogt. Volgens hedendaagse sociologen als Lisbeth Jerich en Alain Ehrenberg maakt de toename van burn-outs, depressies en andere aandoeningen duidelijk dat de vervreemding thuis en op het werk een serieus probleem is.
 
Vervreemding staat het activisme in de weg. Maar er is een vorm van vervreemding die Marcuse wel de potentie toedicht om mensen aan te zetten activist te worden, namelijk artistieke vervreemding. Wanneer kunst de wereld anders voorstelt dan ze is, vervreemdt ze mensen van de wereld waarin zij leven, en genereert ze misschien een kritische kijk daarop. Zo kan kunst behulpzaam zijn in de strijd tegen reïficatie (Verdinglichung). Dit is een vorm van vervreemding waarbij mensen worden gezien en behandeld als dingen. Kenmerkend voor reïficatie is vergetelheid. Door slechts op enkele kenmerken van mensen te focussen en alle andere te vergeten, gaan ze steeds meer op dingen lijken en wordt de levendige geschiedenis die ze gemaakt hebben tot wat ze zijn vergeten. In The Aesthetic Dimension: Toward a Critique of Marxist Aesthetics (1978) onderstreept Marcuse dat kunst kan helpen bij het bestrijden van de vervreemding omdat ze dingen aan de vergetelheid ontrukt: ‘Kunst strijdt tegen reïficatie doordat ze de versteende wereld aan het spreken, zingen en misschien wel dansen brengt.’ Het vergeten van het lijden en de vreugde uit het verleden verzacht een leven dat gebukt gaat onder een repressief realiteitsprincipe. Daarentegen spoort de herinnering mensen ertoe aan om het lijden te bestrijden en de vreugde duurzaam te maken.
 

Vrij zijn

In One-Dimensional Man is Marcuse niet optimistisch over de mogelijkheid dat artistieke vervreemding daadwerkelijk leidt tot een radicale verandering van de samenleving, omdat elke vorm van verzet wordt ingepalmd. Het verhogen van de levensstandaard van burgers en daarmee hun mogelijkheden tot consumptie neemt het verzet de wind uit de zeilen. Bovendien stuiten degenen die zich verzetten niet zelden op ‘repressieve tolerantie’. Marcuse verstaat onder repressieve tolerantie het accepteren van afwijkende meningen en praktijken ten dienste van het handhaven van de status quo. In de moderne samenleving wordt het tolereren van mensen die zich kritisch uiten en er een alternatieve levensstijl op nahouden, gebruikt om de heersende machtsverhoudingen te consolideren. In een representatieve democratie worden andere geluiden weliswaar gehoord, maar tegelijkertijd geneutraliseerd en zodoende gedepolitiseerd. De nar wordt aan het woord gelaten, maar zijn wijsheid wordt niet serieus genomen.
 
De acceptatie van afwijkende meningen en praktijken is een vijgenblad. Repressieve tolerantie doet mensen geloven dat ze vrij zijn terwijl ze dat in feite niet zijn. Daarom is deze vorm van tolerantie niet emancipatorisch, maar houdt ze de bestaande machtsverhoudingen in stand. Zolang afwijkende meningen en praktijken niet subversief zijn en tot radicale veranderingen leiden, worden ze volgens Marcuse getolereerd. Om te voorkomen dat ze subversief worden, worden onder het mom van tolerantie alle kanten van het verhaal gehoord. In het essay Repressive Tolerance stelt Marcuse: ‘Wanneer een tijdschrift naast elkaar een negatief en een positief verslag over de FBI afdrukt, voldoet het aan de eis van objectiviteit: echter, de kans dat het positieve verslag meer gewicht in de schaal legt is groter omdat het imago van de instelling diep is verzonken in de geest van mensen.’
 
Heden ten dage is repressieve tolerantie inherent aan het heersende neoliberale discours. Het denken en doen van de meeste mensen is sterk beïnvloed door het neoliberalisme. Afwijkende manieren van denken en doen worden slechts getolereerd zolang ze het marktfundamentalisme niet in gevaar brengen. Van burgers en werknemers wordt verwacht dat hun kritiek constructief is, dat wil zeggen dat hun instelling positief is en ze alternatieven aandragen. Maar waarom zouden ze alternatieven moeten aandragen? Als iemand geen alternatief aandraagt, wil dat nog niet zeggen dat zijn kritiek ongeldig is. Het neoliberalisme staat alleen marginale kritiek toe. Dat leidt hooguit tot kleine hervormingen. Daarentegen stelt radicale kritiek de fundamenten van de samenleving ter discussie. Het laatste deden onder meer veel kunstenaars tijdens Documenta 14 in Kassel of de Biënnale van 2017 in Venetië. Maar kunst is eveneens in de greep van de repressieve tolerantie. In Repressive Tolerance stelt Marcuse dat de markt zowel de kunst als anti-kunst absorbeert. Markus Metz en Georg Seesslen onderschrijven in hun veel besproken pamflet Geld frisst Kunst – Kunst frisst Geld (2014) dat de markt ervoor zorgt dat kunst nooit een serieuze bedreiging vormt voor de gevestigde orde.
 
Enkele jaren na het verschijnen van One-Dimensional Man (1964) en het evenzo sombere essay Repressive Tolerance (1965) dichtte hij de kunst juist wel de mogelijkheid toe om de ban van de eendimensionaliteit te door breken. Samen met studenten en intellectuelen zouden kunstenaars voor een radicale verandering van de samenleving kunnen zorgen. Deze meer optimistische toon laat eens te meer zien dat het oeuvre van Marcuse het product is van zowel melancholie als rebellie. In One-Dimensional Man voert de melancholie de boventoon. Daarin betoogt hij dat mensen gelukkig zouden kunnen zijn, maar dat veelal niet zijn. De reden daarvoor is dat mensen via propaganda en reclame zo worden gemanipuleerd dat ze slaafs volgen wat de staat of de markt hen dicteert. Ze komen daar niet of nauwelijks tegen in opstand, omdat ze bevangen zijn door een manier van denken die geen ruimte biedt voor alternatieven. Maar dit treurige gegeven weerhoudt Marcuse er niet van om mensen op te roepen tot rebellie. Hij pleit voor de ‘Grote Weigering’: de weigering om het kapitalisme verder te ondersteunen door al het mogelijke te doen er een einde aan te maken. Deze weigering is alleen groots als mensen zich niet laten paaien door hervormingen, maar streven naar een revolutie. Dit sluit wonderwel aan bij wat activisten momenteel willen. Activisten die betrokken waren bij de Arabische Lente, de Occupy-beweging of het protest tegen de G-20 stellen zich niet meer tevreden met kleine aanpassingen, maar willen radicale veranderingen: de omverwerping van autocratische regimes, directere vormen van democratie en het einde van het kapitalisme. Tegenwoordig zou de Grote Weigering kunnen bestaan uit burgerlijke ongehoorzaamheid: de weigering om bij vermeend onrecht de wet te gehoorzamen of consumenten die in groten getale een product weigeren te kopen, omdat het door slavenarbeid is gemaakt.
 
Hoewel One-Dimensional Man pessimistisch is over de mogelijkheden om de wereld daadwerkelijk te verbeteren, heeft Marcuse met zijn pleidooi voor de Grote Weigering de hoop dus nog niet opgegeven Terwijl dit boek zich niet direct richt op de politieke praktijk is het een belangrijke inspiratiebron geweest voor degenen die in de jaren zestig streden tegen de Vietnamoorlog, voor burgerrechten, voor democratische verhoudingen aan universiteiten en tegen seksisme. Zijn politiek engagement en de daaraan gekoppelde ideeën over vervreemding en repressieve tolerantie zijn vandaag de dag relevant, omdat ze meer van toepassing lijken te zijn op een door het neoliberalisme geïmpregneerde samenleving. Vervreemding en repressieve tolerantie hebben immers subtielere vormen aangenomen dan in de jaren vijftig en zestig. Om de hoop van de hopelozen levendig te houden, moeten daarom allerlei vormen van vervreemding en repressieve tolerantie worden bekritiseerd.