Grijnzende maskers en open pseudoniemen
Daniël de Zeeuw bespreekt de verhouding tussen anonimiteit en activisme. Anonimiteit is volgens hem niet alleen een noodzakelijke strategie van activisten om onder de radar van de autoriteiten te blijven, maar kan zelf ook als een vorm van activisme beschouwd worden.
In sociologische vertogen over de moderniteit heeft anonimiteit een veelal negatieve betekenis. Ze staat gelijk aan de vervreemding die industrialisatie, urbanisatie en globalisering met zich meebrengen. Anoniem zijn betekent hier: gedoemd zijn in de vormeloze massa te verdwijnen, je identiteit als individueel persoon te verliezen. In 1926 schetst de Amerikaanse criticus Henry Seidel Canby de ‘bijna hysterische drang om aan de dodelijke anonimiteit van het moderne leven te ontsnappen door de gemiddelde mens, die zijn persoonlijkheid verder en verder ziet afzakken in een wervelwind van identieke atomen’. In de burgerlijke ideologie staat het ideaal van de autonome, rationele persoon tegenover de industriële machinerie die zich voedt met de energie van de in steden letterlijk tegen elkaar aangeperste arbeiderslichamen en, ironischerwijs, diezelfde burgerij middels decennia van onteigening tot haar beschikking had gemaakt.