Het is ongelooflijk dat we gewoon in onze stoel gezeten met een snelheid van pakweg 1674 kilometer per uur rondwentelen. Isaac Newton kon uitleggen waarom we toch niet van de aarde af vallen.
Op vrijdag 14 november 1690 bracht Isaac Newton, een 47-jarige hoogleraar wiskunde te Cambridge, een pakketje naar de post. Of hij zal wel zijn amanuensis of een ander hulpje gestuurd hebben. Het ging om een manuscript dat als titel droeg An Historical Account of Two Notable Corruptions of Scripture, in a Letter to a Friend.
Die vriend, dat was de tien jaar oudere arts John Locke. Heel lang kenden ze elkaar nog niet. Twee jaar eerder, tijdens de Glorious Revolution, was Locke in gezelschap van Maria Stuart, de echtgenote van stadhouder Willem III, teruggekeerd vanuit de Nederlandse Republiek, waar hij als politiek vluchteling een aantal jaren had gewoond. Een paar maanden later, in februari 1689, werden William en Mary koning en koningin van Engeland, Schotland en Ierland.
Ergens in de loop van dat jaar moeten Newton en Locke elkaar hebben leren kennen. De hoogleraar uit Cambridge was in januari als vertegenwoordiger van de universiteit benoemd in het parlement, dat de revolutie tot een goed einde bracht. De protestantse machtswisseling steunde hij van harte. Bijna het hele jaar bracht hij door in Londen. Daar verbleef Locke toen ook. Direct na zijn terugkeer had die zijn manuscripten naar de drukker gebracht, en nog voor het jaar voorbij was, verschenen in Londen de twee werken waarom hij nog altijd beroemd is. Newton had net naam gemaakt door de publicatie van het boek dat nog steeds wordt beschouwd als het culminatiepunt van de Wetenschappelijke Revolutie, de Principa Mathematica, in 1687.
Dit artikel is exclusief voor abonnees