Home Waarheid Descartes’ meditatie bij het haardvuur
Bewustzijn Vrijheid Waarheid

Descartes’ meditatie bij het haardvuur

In een beroemd geworden denkexperiment twijfelde Descartes aan het bestaan van alles om hem heen. Denken begint met meditatie.

Door Florentijn van Rootselaar op 24 december 2020

Meditaties René Descartes meditatie slapende vrouw slaap twijfelexperiment twijfel cogito ergo sum ik denk dus ik ben beeld Maus Bullhorst

In een beroemd geworden denkexperiment twijfelde Descartes aan het bestaan van alles om hem heen. Denken begint met meditatie.

Cover van 01-2021
01-2021 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Mediteren. Op een matje zitten, je ogen sluiten en het denken laten stoppen. Niet voor de Franse filosoof René Descartes (1596-1650).

Bij hem is mediteren beginnen met denken. En een matje is niet nodig. Je kunt plaatsnemen op een aangename fauteuil, bij het haardvuur.

Er zijn meer verschillen. Wie op cartesiaanse wijze mediteert stelt zich niet mindful open voor zijn omgeving, maar sluit zich er juist van af door aan het bestaan van alles om zich heen te twijfelen. De buitenwereld verliest zijn glans.

Hoe weet je zo zeker dat alles bestaat, waarom zijn de levensechte beelden die je voor je ziet geen droom? Die twijfel voert je uiteindelijk weg van de wereld en naar jezelf. Wat zijn jouw opvattingen over de wereld waard? Als de wereld zich terugtrekt tijdens zo’n meditatie, geldt dat evenzeer voor jezelf. Bestaan je handen wel? Je hoofd? En hoe zit het met je geest en met je ziel? Uiteindelijk stel je ook de vraag: wat blijft er van mij over? Wie ben ik? Zo’n meditatie, zo blijft Descartes benadrukken, is loodzwaar. Als je onderzoek je niet tot wanhoop brengt, heb je het verkeerd gedaan.

Cogito

Waarin schuilt voor ons eenentwintigste-eeuwers de waarde van Descartes’ meditaties, die in 1641 zouden verschijnen als Meditaties over de eerste filosofie? Het werk is tegenwoordig vooral bekend vanwege de ankerpunten die de twijfelaar weer houvast geven: ook al is alles betwijfelbaar, zo redeneert Descartes, toch is het niet betwistbaar dat er iemand – of eerder: iets – is die twijfelt. En zo biedt hij de wanhopige lezer een eerste vaste punt na hem eerst in de bodemloze wanhoop van de twijfel te hebben gestort: Cogito ergo sum, kan de lezer opgelucht constateren: ‘Ik denk, dus ik ben.’ En dan gaat het snel. De wereld wordt weer opgebouwd, de twijfel verdwijnt. Een belangrijke stap daarin is Descartes’ omstreden gods­bewijs. En als die goede God bestaat, welke reden hebben we dan om zo te twijfelen?

Dit is het moment in de Meditaties dat ik zelf ga twijfelen. Descartes’ uitweg uit zijn methodische twijfel is me te spitsvondig, te rationeel. Kloppen die redeneringen wel, kun je het bestaan van God wel bewijzen?

We doen de denkexercitie van Descartes onrecht als we deze reduceren tot het beroemd geworden Cogito ergo sum. Een belangrijk deel van de meditatie bestaat namelijk uit een subtiele reflectie op kennis. En die verliezen we uit het oog als we zo snel grijpen naar de enig zekere strohalm van het ‘Ik denk, dus ik ben’.

Waaruit bestaat die reflectie op kennis? Om een goed idee te aanvaarden volstaat het volgens Descartes niet als het je wordt uitgelegd of de waarde ervan wordt beargumenteerd. We hechten simpelweg aan ideeën omdat we ze al langere tijd hebben, niet omdat ze waar zijn. Sterker nog: de wetenschap dat onze ideeën onwaar zijn belet ons niet zonder meer ze te koesteren. Ook al weten we dat de aarde om de zon draait, toch moet het eeuwen geleden verleidelijk zijn geweest om het omgekeerde te denken. We waren met die gedachte grootgebracht. Bovendien, als je de zon van opgang tot ondergang volgt, zíé je dat de zon om de aarde draait.

Als meditatie niet tot wanhoop brengt, doe je iets niet goed

Descartes’ boek staat niet alleen vol met dit soort beschouwingen over kennis. Minstens zo belangrijk is zijn uitnodiging aan de lezer om op eigen kennis en opvattingen te mediteren. Meditatie is de uitgelezen weg om je te bevrijden van foute ideeën. Dan kunnen oude opvattingen langzaam losweken en ontstaat er ruimte voor wat meer waarheid.

Het zijn inzichten die ook een ander licht kunnen werpen op het moderne debat over fake news en op het oververhitte klimaat­debat, waarin telkens opnieuw breedgedragen kennis over de staat van de aarde wordt betwist. Kennis alleen volstaat niet om je op goede gedachten te brengen, daarvoor is meditatie nodig – ook nu.

Zes dagen

Tot zover de voorbeschouwing. Nu de meditaties zelf. Het zijn er zes, die corresponderen met zes dagen. Maar Descartes maant je om er meer tijd voor te nemen – weken of zelfs maanden per meditatie. Niet noodzakelijk omdat de inhoud ervan zo moeilijk is – hoewel zijn redeneringen dat soms best zijn – maar omdat je dus zult moeten mediteren.

Niet alleen tijd is daarvoor belangrijk, maar ook ruimte. Mediteren betekent je terugtrekken. Descartes meende zelf dat hij die afgeslotenheid kon vinden in Nederland, waar hij langere tijd zou wonen, onder meer in Amsterdam, in de Kalverstraat en aan de Westermarkt. Hij schreef over ons land: ‘Tussen al deze mensen die zeer bedrijvig zijn en zich meer bekommeren om hun eigen zaken dan dat ze nieuwsgierig zijn naar die van anderen, heb ik even eenzaam en teruggetrokken kunnen leven als in de meest afgelegen woestenij, zonder dat ik het gerief hoefde te missen van een drukke stad.’

Even tussendoor… Meer lezen over de meditaties van Descartes? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Dat afgeslotenheid een voorwaarde is voor meditatie heeft Descartes geleerd op La Flèche, het jezuïetencollege waar hij niet alleen diepgaand wordt onderwezen in de oude filosofie en de nieuwe wetenschappen, maar waar hij ook kennismaakt met de meditatie. De leerlingen leven er in de geest van Ignatius van Loyola (1491-1556), de oprichter van de jezuïetenorde en auteur van onder meer Spirituele oefeningen. Geheel volgens de regels van deze religieus voorganger nemen de leerlingen regelmatig
een retraite van zes dagen, evenveel dagen als later de meditaties van Descartes zullen beslaan. Ook die retraites staan in het teken van zelfonderzoek, ook die meditaties beginnen met een grote twijfel.

Kindertijd

Welnu, neem plaats op je stoel, als het kan bij de haard. Descartes vertelt om te beginnen dat hij in het verleden vaker onware opvattingen voor waar hield. Geldt dat ook niet voor de lezer? Wie verzekert je dat je ook tegenwoordig geen foute opvattingen huldigt?

Die foute gedachten zijn ontstaan in onze kindertijd. We merkten dat we konden vertrouwen op onze zintuigen, we voelden dat we konden vertrouwen op ons lichaam. Langzaam ontstond zo het gevoel dat die zintuigen ons dan ook wel toegang tot de waarheid moeten verschaffen. We denken dat alles wat we in de wereld zien, van kleuren tot vormen, ook echt bestaat.

We hechten aan ideeën uit gewoonte, niet omdat ze waar zijn

Tijd om daar een eind aan te maken, meent Descartes. In plaats van al je opvattingen aan een onderzoek te onderwerpen, wat onbegonnen werk is, begin je met een hyperbolische twijfel. Is er überhaupt wel kennis van de wereld mogelijk? Als je die vraag negatief beantwoordt, weet Descartes, verdwijnt daarmee het fundament onder al je kennis en is een onderzoek naar al je verschillende opvattingen niet meer nodig.

Descartes bouwt die twijfel langzaam op. Je mag dan wel twijfelen aan sommige opvattingen, meent hij, maar je kunt toch niet ontkennen dat je hier bij het vuur zit, gekleed in je kamerjas? Je ziet toch je handen voor je? Daaraan twijfelen, zegt Descartes, dat is niet anders dan wat een gek doet die zichzelf voor een koning houdt terwijl hij arm is, of meent dat hij in goud gekleed is, terwijl hij eigenlijk naakt is.

Maar, vervolgt Descartes, hoe vaak is het niet voorgekomen dat je lag te slapen en je verbeeldde dat je hier op deze plaats zat? Gekleed, bij het vuur, terwijl je eigenlijk naakt in bed lag? Wie verzekert je dat je nu wél wakker bent? Laten we daarom maar veronderstellen dat we slapen, dat we in een droom leven, zegt Descartes.

Descartes ontvouwt zijn gedachten hier niet alleen als argument, maar ook met de nodige retorische middelen. Hij geeft veel details, beschrijft zorgvuldig hoe hij bij het vuur zit. Allemaal pogingen om niet alleen het intellect aan te spreken, maar ook de verbeelding en het gevoel.

Het gevoel moet bewerkt worden omdat de twijfel maar moeilijk vol te houden is, weet Descartes. Vergelijk het met de slaaf die verkiest te slapen, omdat hij dan de illusie kan koesteren vrij te zijn. Net als die slaaf blijven ook wij liever ons droomachtige leven vol illusies leiden; dat biedt zoveel meer comfort dan de keiharde twijfel.

Sirenen

Descartes zet een volgende stap. Zelfs als ik nu slaap, zegt hij, kan ik toch niet ontkennen dat alles wat ik in mijn droom zie een gelijkenis vertoont met de echte wereld. De beelden die ik zie zijn representaties van de echte wereld, net zoals schilderijen dat zijn. We zijn net als een schilder. Zelfs de meest wilde schilder ontkomt er niet aan elementen uit die werkelijkheid te gebruiken, welke vreemde fabeldieren – saters of sirenen – hij ook schildert.

Ook voor de rekenkunst geldt dat er een sterke parallel is tussen de echte wereld en de droomwereld. Of je nu waakt of slaapt, twee plus drie is altijd vijf. En een vierkant heeft altijd vier zijden.

Maar stel nu, vervolgt Descartes, dat al deze beelden en wiskundige waarheden door een boze geest in mij zijn geplaatst. En dan komt dus die ene waarheid bovendrijven. Als de lezer in het water is geworpen, zoals Descartes in een zoveelste vergelijking zegt, en geen vaste grond onder zijn voeten voelt en ook niet kan zwemmen, dan is daar de uitweg. Cogito ergo sum. Je kunt niet betwijfelen dat er iets is dat twijfelt.

Vrij word je pas als je vrijheid uit handen geeft

Ondanks die uitweg verdwijnt de twijfel bij de oprechte twijfelaar niet helemaal. Hoe serieuzer je de meditatie hebt genomen en hoe meer je in eenzaamheid hebt gekauwd op de beelden van Descartes, hoe meer die twijfel bezit van je genomen moet hebben. Je hebt ook geleerd dat die twijfel niet zonder verdienste is.

Wat zijn die verdiensten? Niet alleen is de twijfel een noodzakelijke stap voor degene die de waarheid zoekt, de twijfel zelf stelt je ook in staat tot vrijheid, zo betoogt Descartes. Je onttrekt je door te twijfelen namelijk aan de beheksing van het verstand door de kwade geest, of prozaïscher: aan de illusies en zinsbegoochelingen die de wereld met zich meebrengt. Een belangrijke toevoeging hier is dat je niet noodzakelijk aanneemt dat de wereld om je heen onwaar is. Wat je eerder doet, is die wereld tussen haakjes plaatsen; oordelen erover laat je even achterwege. Je cultiveert, zou je kunnen zeggen, onverschilligheid ten aanzien van de wereld. Vrij zijn betekent ook vrij zijn van de last van die wereld.

Vrijheid

Juist ook door zijn gedachten over vrijheid is Descartes een wegbereider van de moderniteit, waarin vrijheid een centrale waarde is. Maar zijn gedachten over vrijheid verschillen behoorlijk van onze hedendaagse opvattingen daarover. Vrij zijn betekent niet onbekommerd kunnen doen wat je wilt. Vrij zijn betekent juist ook dat je je bevrijdt van je eigen gevoelens, in zoverre die fout zijn. Sterker nog: vrijheid begint met een zelfonderzoek en een fundamenteel wantrouwen van al je ideeën, en niet met zelfexploratie. Vrijheid is dus niet iets waar je mee begint, maar een staat die je kunt bereiken.

En in die zoektocht naar vrijheid mag je je zelfs laten leiden door een gids, in dit geval door Descartes. Voor de ontwikkeling van vrijheid is het belangrijk om ook te vertrouwen op een ander en niet alles zelf te doen. Vrij word je pas door je vrijheid uit handen te geven. Laten we hopen dat Descartes als meditatiemeester veel volgers krijgt.