Home Filosofie en literatuur Leren van Oedipus en Odysseus
Filosofie en literatuur Klassieke Oudheid

Leren van Oedipus en Odysseus

Wat hebben Hegel, Nietzsche en Camus gemeen? Ze gebruikten bekende mythen om hun filosofie uit te leggen. Een aantal ‘filosofische’ mythen op een rij.

Door Femke Heijmans op 27 juni 2019

mythen beeld Olf de Bruin

Wat hebben Hegel, Nietzsche en Camus gemeen? Ze gebruikten bekende mythen om hun filosofie uit te leggen. Een aantal ‘filosofische’ mythen op een rij.

Cover van 07/08-2019
07/08-2019 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Odysseus laat zich vastbinden tegen verleidelijke Sirenen

Odysseus – de bedenker van het paard van Troje – zwerft na de val van deze stad tien jaar over zee voordat hij thuiskomt, schrijft Homerus in zijn beroemde epos Odyssee. Op een dag vaart hij langs de Sirenen, nimfen met het lichaam van een vogel en het hoofd van een vrouw. Volgens de Griekse mythologie lokken zij iedere man die komt langsvaren naar zich toe met hun gezang, waarna het schip op de rotsen stukslaat. Om zich niet te laten verleiden, maar wel het gezang te horen, laat Odysseus zichzelf vastbinden aan de mast van zijn schip. Zijn bemanningsleden laat hij bijenwas in hun oren stoppen.

Horkheimer en Adorno: de rede overwint de natuur

Volgens de filosofen Max Horkheimer (1895-1973) en Theodor W. Adorno (1903-1969) is het fragment over Odysseus en de Sirenen een typisch voorbeeld van de mens die met zijn rede de natuur overwint. De Sirenen staan aan de ene kant symbool voor de natuur búíten de mens – als zeenimf en daarmee natuurgodin – en aan de andere kant voor de natuur ín de mens – de driften. Odysseus denkt na en komt met een rationele oplossing om de natuur te bedwingen, schrijven Horkheimer en Adorno in hun boek De dialectiek van de Verlichting. Zo raakt de mens vervreemd van de natuur. Door de mannen te laten roeien en zelf naar de Sirenen te luisteren, regelt hij zelfs een vroege vorm van arbeidsdeling. Door de Verlichting heeft dit proces zich steeds ­verder voltrokken en heeft de menselijke rationaliteit zich uiteindelijk tegen de mens zelf gekeerd.  

De uil Minerva staat voor wijsheid

Minerva is de Romeinse godin van de oorlog, kunst en wijsheid. Ze wordt afgebeeld met attributen zoals een wapenrusting en een uil. Deze uil is hierdoor een symbool voor wijsheid geworden.  

Georg Wilhelm Friedrich Hegel:
‘Pas na afloop snappen we onze eigen tijd’

‘De uil van Minerva begint pas bij het aanbreken van de avondschemering haar vlucht.’ Dit is het beroemde citaat van de filosoof Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831) uit zijn boek Hoofdlijnen van de rechtsfilosofie. Met die woorden bedoelt Hegel dat ware kennis over een tijdvak pas kan worden verkregen wanneer een periode ten einde loopt. Dit hangt samen met Hegels opvatting van de geschiedenis. Hegel schrijft dat deze volgens een vast proces verloopt, de dialectiek. Hierin wordt een historisch tijdvak altijd opgevolgd door een tegengestelde periode; uiteindelijk verzoenen de twee ­tijdvakken zich met elkaar. Een voorbeeld hiervan is de Franse Revolutie. Binnen de absolute monarchie hadden mensen geen vrijheden. Maar een strijd om meer vrijheid – de Verlichting – escaleerde in de Terreur, waarna de Pruisische staat ontstond die het beste van beide voorgaande perioden in zich had.

Mensen kunnen pas door terug te kijken, begrijpen waarom iets op een bepaalde manier is verlopen.

Apollo en Dionysos, halfbroers met heel verschillende karakters

Apollo is volgens de Griekse mythologie de god van de zon, geneeskunde en van de muzische, poëtische en lyrische kunsten. Dionysos is de god van de wijn, extase en losbandigheid. De twee goden zijn beiden kinderen van oppergod Zeus, maar niet van zijn vrouw Hera.  

Friedrich Nietzsche: het ‘apollinische’ en ‘dionysische’ kunnen elkaar aanvullen

Filosoof Friedrich Nietzsche (1844-1900) was de eerste die Apollo en Dionysos tegenover elkaar plaatste. Hij introduceerde de termen ‘apollinisch’ en ‘dionysisch’ in zijn boek De geboorte van de tragedie. Apollinisch betekent beheerst, rustig en doordacht; dionysisch staat voor onbeheerst, onrustig en extatisch. Nietzsche zag de spanning tussen het apollinische en het dionysische als grondslag van de Griekse cultuur. Het is niet voor niets, stelt hij, dat de Grieken twee verschillende kunstgoden kenden. In iedere kunstuiting conflicteren deze twee met elkaar. Hij illustreert dit aan de hand van de tragedie. Hier staat serene rust (als uiting van het apollinische) tegenover overwinning en strijd (het dionysische). Verdere uitingen van het apollinische zijn symmetrie, helderheid, kalmte en details. Dionysische kunst is veelal een uitspatting van kleur, emotie en asymmetrie. Het dionysische is de oerkracht van de wereld, stelt Nietzsche. Deze natuurkracht bestaat bijvoorbeeld in de ervaring op te gaan in muziek. Toch nemen mensen – doordat zij met een rationele, ‘apollinische sluier’ naar de wereld kijken – het dionysische steeds minder serieus. Het apollinische heeft zo ten onrechte het dionysische overmeesterd. De opkomst van de christelijke religie en cultuur ziet Nietzsche als een oorzaak hiervan. De menselijke natuur en seksualiteit worden onderdrukt. Onder invloed van verdovende middelen kan de mens het dionysische weer aanschouwen en waarderen. Nietzsche omschrijft dit gevoel als een roes. Het is noodzakelijk dat het dionysische meer waardering krijgt omdat het apollinische en het dionysische elkaar – ondanks hun tegenstrijdigheid – ook kunnen aanvullen.

Even tussendoor… Meer lezen over Hegel, Nietzsche en andere grote denkers? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Oedipus doodt zijn vader en trouwt zijn moeder

In de Griekse tragedie Koning Oedipus van Sophokles voorspelt het Orakel van Delphi dat het kind van de koning van Thebe zijn vader zal vermoorden en met zijn moeder zal trouwen. Als reactie geeft de koning een herder de opdracht om zijn zoon Oedipus te vermoorden. Deze herder kan dit niet over zijn hart verkrijgen en geeft het kind aan een kinderloos echtpaar. Volwassen geworden hoort Oedipus ook over de Orakelvoorspelling, maar veronderstelt dat die op zijn pleegouders betrekking heeft. Hij vlucht, doodt onderweg de koning van Thebe, bevrijdt de stad van een monster, en mag als beloning trouwen met de koningin – zijn biologische moeder. Als hij achter de waarheid komt, steekt Oedipus zichzelf beide ogen uit.  

Sigmund Freud:
verklaring voor moordneigingen en seksuele driften

Psychoanalyticus Sigmund Freud (1856-1939) bedacht aan de hand van de Oedipusmythe het Oedipuscomplex.  Aanvankelijk maakte Freud metaforisch gebruik van de mythe. Dit deed hij als eerste bij een patiënt die als kind moordimpulsen jegens zijn vader koesterde, wat op latere leeftijd tot dwangneurotische driften tegen zichzelf leidde. Vanaf dit moment zag Freud dat ook de mentale ­geestesgesteldheid van andere patiënten samenhing met moordneigingen of seksuele driften. Hij merkte dit vooral bij kinderen.

In de ‘oedipale fase’ hebben zij (seksuele) verlangens naar de ouder van het andere geslacht en koesteren zij vijandige gevoelens naar de ouder van hetzelfde geslacht, stelde Freud. Zo heeft een jongetje vaak het gevoel dat hij met zijn vader moet concurreren om zijn moeders aandacht. Later schrijft Freud dat niet alleen het gedrag van individuele patiënten en kinderen door de Oedipus­mythe te verklaren is, maar ook cultuur, maatschappij en religie. Sociale instituties zijn bedoeld om mensen te weerhouden van moord, seks en incest.

Psychoanalyticus – en leerling van Freud – Carl Gustav Jung (1875-1961) heeft later een soortgelijk complex bedacht voor vrouwen: het Elektracomplex, naar de Griekse mythe van Elektra die haar vaders dood probeerde te wreken door haar moeder te vermoorden.

Gaia, ofwel de aarde, is onze levende oermoeder

Gaia is de oermoeder, de aarde, volgens de Griekse mythologie. De Grieken geloofden dat de aarde een platte schijf was die omringd werd door water (Okeanos) met daarboven de hemelkoepel (Ouranos).  

Bruno Latour: als we zo doorgaan, slaat de aarde terug

Filosoof Bruno Latour (1947-2022) gebruikt de mythologische benaming in zijn boek Oog in oog met Gaia. Waar de Grieken de aarde nog een oermoeder noemden, ziet de mens haar tegenwoordig niet meer zo. Sinds de Weten­schappelijke Revolutie wordt de aarde steeds meer gebruikt als een object dat geëxploiteerd kan worden voor onze wensen. Latour stelt dat we dit onderscheid tussen onszelf als subject en de aarde als ons object niet moeten maken. In plaats daarvan moeten we er oog voor krijgen dat we zelf onderdeel zijn van de aarde en de natuur en daarmee afhankelijk van haar zijn. Dit komt het beste tot uiting in klimaatverandering en het verdwijnen van diersoorten. Voor Latour is hierdoor ­duidelijk dat de aarde niet passief is, maar terugslaat en zelfs haar wil aan ons oplegt. In zijn boek geeft Latour de aarde dan ook weer als een wraakzuchtige godin. Latour denkt dat we tot betere politieke besluiten ­kunnen komen als we deze gedachte serieus nemen.

Sisyphus moet voor eeuwig een steen de berg oprollen

Mythologisch figuur Sisyphus is de stichter en koning van Korinthe, die steeds de goden uitdaagt. De goden zijn hier niet van gediend en geven Thanatos (de god van de dood) de opdracht om hem te vangen. Dat valt niet mee, maar uiteindelijk krijgen de goden hem toch te pakken. Ze straffen hem zwaar: hij moet in de Tartarus – het deel van de onderwereld voor misdadigers – voor eeuwig een zwaar rotsblok een steile berg opduwen, waarna die er weer afrolt.  

Albert Camus: het leven is zinloos

De Franse filosoof Albert Camus (1913-1960) schrijft over deze kwelling in zijn boek De mythe van Sisyphus. Sisyphus is volgens hem de held van ‘het absurde’, een begrip dat Camus beschrijft als ‘de confrontatie van de mens die vraagt en de wereld die op een onredelijke wijze zwijgt’. Sisyphus’ kwelling is een metafoor voor het leven van ieder mens, aldus Camus. Aangezien de wereld en het leven geen doel hebben, zijn ook wij continu aan het werk zonder dat dit uiteindelijk tot iets leidt. En dan? Hoe moet de mens hiermee omgaan? Zelfmoord lijkt vanzelfsprekend, maar dat wijst Camus af. Het is volgens hem een vorm van escapisme waarmee de mens aan het absurde probeert te ontsnappen. Het lost niets op. Camus stelt voor dat de mens een absurde levenshouding aanneemt, een houding waarmee hij een leven zonder hoop en zonder zin aanvaardt. De absurde mens leeft bewust in het hier en nu en vindt zo zijn geluk. Wij moeten ons Sisyphus daarom als een gelukkig mens voorstellen, aldus Camus. Hij stort zich immers als geen ander op het absurde leven.  

Herakles moet kiezen tussen genot en deugd

Herakles (Latijn: Hercules) is een held uit de Griekse mythologie. Het verhaal gaat dat hij op een zeker moment voor een tweesprong staat. De ene weg is lang en heeft veel hobbels en bochten, de andere weg is kort en gemakkelijk. Opeens verschijnen er twee vrouwen – een slanke, in het wit geklede vrouw die matigheid en bescheidenheid uitstraalt en een mollige, opgemaakte vrouw die hoogmoedig overkomt. De mollige vrouw stelt zich voor als ‘Geluk’. Als Herakles haar als leidster kiest, zal zij hem langs de makkelijke weg leiden. Hij zal een aangenaam leven hebben met fysiek genot en weinig inspanning. Zij vertelt erbij dat ze door haar vijanden ‘Ondeugd’ wordt genoemd. Daarna neemt de andere vrouw het woord. Zij waarschuwt Heracles dat hij zich niet moet laten verleiden door gemakkelijk genot zonder inspanning. Haar naam is ‘Deugd’. Vervolgens verdwijnen de twee vrouwen en kiest Herakles voor het lange, moeilijke pad. Hij verricht grote daden in zijn leven.  

Prodicus en Xenophon: het goede vergt oefening en zelfbeheersing

De eerste filosoof die over de tweesprong van Herakles schreef, was de sofist Prodicus (ca. 465-ca. 400 v.Chr.). Hij wilde waarschijnlijk vooral duidelijk maken dat je met een goede natuur alleen niet tot grootse daden komt, maar dat je daar intellectuele vorming voor nodig hebt. De filosoof Xenophon (ca. 430-­ca. 355 v.Chr.) beschreef de mythe later nog uitvoeriger in zijn boek Memorabilia. In dit boek legt hij meer nadruk op zelfbeheersing, oefening en inspanning. Bestaat er een hoger doel dat alleen bereikt kan worden door inspanning en de opoffering van lichamelijk genot? Xenophons interesse in deze vraag komt naar voren in zijn gedetailleerde omschrijving van Geluk en Deugd.