In het opleggen van zijn eigen wil heeft de kat zich van oudsher onderscheiden van andere gedomesticeerde soorten. Meestal nam de mens het initiatief tot domesticatie, maar met katten waren de rollen omgedraaid: die kwamen ons juist opzoeken. Vermoedelijk speelden huismuizen daarbij een rol, die hun intrek namen in menselijke nederzettingen. Tegenwoordig kunnen we drie typen katten-populaties onderscheiden. Ten eerste de populatie van huiskatten: katten die zijn gesocialiseerd in een menselijke omgeving en afhankelijk zijn van menselijke verzorging. Ten tweede de populatie van zwerfkatten: verwilderde katten, die niet door mensen zijn gesocialiseerd, maar wel in menselijke omgevingen leven. Deze populaties zijn ooit gevestigd door achtergelaten of verdwaalde
huiskatten, maar houden zichzelf inmiddels in stand, vaak overlevend op etensresten die in menselijke omgevingen te vinden zijn. En ten derde is er de populatie van wilde katten: katten die niet zijn gedomesticeerd en die menselijke omgevingen doorgaans mijden.
De toekomst van de kat richt zich op de eerste twee kattenpopulaties. Hoe moeten we met huis- en zwerfkatten omgaan? Lazou behandelt de ethische finesses van deze kwestie vanuit utilistisch gezichtspunt. Zijn boek is gebaseerd op een masterscriptie die hij schreef aan de Universiteit Gent, met als titel Het ideale aantal katten. Wie stelt dat er te veel katten zijn, legt Lazou uit, verkondigt een normatieve stelling: overpopulatie is een normatief begrip. Hoe beoordelen we of er te veel katten zijn?
Om die vraag te beantwoorden richt Lazou zich in de eerste plaats op kattenwelzijn. Het welzijn van huiskatten hangt sterk af van hun omgeving. Leven zij bij een baasje dat hen goed verzorgt, of zijn ze op straat aan hun lot overgelaten? Goed verzorgde huiskatten hebben doorgaans een prettig en gezond bestaan, betoogt Lazou, vooral als ze met enige regelmaat buiten komen. Zo kunnen ze hun natuurlijke gedrag ten volle uiten. Ook zwerfkatten kunnen een goed leven leiden. Ze zijn aangepast aan een stadsomgeving, waar doorgaans voldoende voedselbronnen aanwezig zijn. Voor huiskatten die binnenshuis zijn grootgebracht, maar nadien op straat terechtkomen, geldt dat echter niet. Zij zijn minder goed in staat om hun eigen plan te trekken en hebben moeite om te overleven.
Voorts is ook het welzijn van de mens van moreel belang, waar katten een overwegend positieve invloed op hebben. En het welzijn van de prooidieren waar katten op jagen legt ook moreel gewicht in de schaal. Dat zijn er nogal wat, afgaand op de cijfers die Lazou aanhaalt: de wereldpopulatie van 200 miljoen katten vangt jaarlijks grofweg 1 tot 4 miljard vogels en 6 tot 22 miljard zoogdieren. Lazou maakt daarbij de kanttekening dat katten luie jagers zijn, die het vooral op prooien met een zwakke gezondheid hebben gemunt. Dankzij de kat is hen een andere vroegtijdige dood, of juist een lange lijdensweg, bespaard gebleven. Bovendien zorgt hun dood ervoor dat er meer voedselbronnen beschikbaar komen voor andere prooidieren. Kortom, met het netto welzijnsverlies als gevolg van jagende katten valt het volgens Lazou wel mee.
Veel natuurbeschermers hekelen het jaaggedrag van katten echter om een andere reden: het zou ten koste gaan van biodiversiteit. Eind 2019 betoogden twee Tilburgse hoogleraren zelfs dat de vrijheid om huiskatten buiten te laten rondlopen in strijd is met Europese natuurbeschermingsregels. In enkele kwetsbare natuurgebieden vormen ze een bedreiging voor beschermde soorten. De vrijheid die wij katten geven komt dus met een prijs. Maar volgens Lazou is deze zorg overdreven. Door haar opportunistische jaaggedrag staan zeldzame prooien zelden op het kattenmenu. En weegt een klein verlies aan biodiversiteit niet op tegen een groter welzijn van de kat?
De toekomst van de kat is een verdienstelijk boek: helder geschreven, behapbaar, met een origineel onderwerp. Het boek zet aan het denken door de filosofische kwesties die het aankaart en met enkele verrassende constateringen (een kat levert ongeveer evenveel CO2-uitstoot op als een auto). Mijn indruk is dat Lazou zich af en toe iets te veel voor het karretje van de kat laat spannen. Ook al zou de ecologische schade die katten aanrichten inderdaad meevallen, de aangehaalde cijfers doen vermoeden dat het netto welzijnsverlies als gevolg van jagende katten wel degelijk aanzienlijk is. Om het kattenluik wat vaker te sluiten, lijkt mij juist op utilistische gronden zo’n gek idee nog niet. Maar of dat ook lukt is natuurlijk een tweede. De kat geeft ons niet altijd onze zin.