Home Jan Bransen: ‘Filosofie zit in ieder mens’
Taal

Jan Bransen: ‘Filosofie zit in ieder mens’

Waar mensen samenkomen ontstaat gedeeld begrip, maar ook gedeeld onbegrip. In dat onbegrip liggen de wortels van de filosofie, zegt filosoof Jan Bransen.

Door Jeroen Hopster op 25 september 2017

Jan Bransen filosoof filosofie beeld BMFotografie

Waar mensen samenkomen ontstaat gedeeld begrip, maar ook gedeeld onbegrip. In dat onbegrip liggen de wortels van de filosofie, zegt filosoof Jan Bransen.

Cover van 10-2017
10-2017 Filosofie magazine Lees het magazine

Filosofie hoort overal thuis’, zegt Jan Bransen. Hij is hoogleraar filosofie aan de Radboud Universiteit, maar verricht zijn werk te midden van gedragswetenschappers – in Nijmegen heeft elke faculteit zijn eigen filosofiehoogleraar. Die verbinding van filosofie met andere vakgebieden bevalt hem goed. ‘Filosofieonderwijs is belangrijk aan de universiteit, maar filosofie hoeft van mij niet als zelfstandige faculteit te bestaan. Ze hoort thuis bij andere wetenschappen, en moet dicht op de samenleving zitten.’

Bransen beschouwt filosofie als een houding of mentaliteit, en die zit in ieder van ons. Al jaren schrijft hij boeken over filosofie, zoals Word zelf filosoof (2010), Laat je niets wijsmaken (2013) en Waar filosofen van houden (2016). Die boeken zijn niet voor collega’s bedoeld, maar juist voor een breder publiek – voor de filosoof in ons allemaal. Volgens Bransen is filosofie gegrond in ieders vermogen te denken, vragen te stellen en begrippen niet zomaar voor lief te nemen.

‘Ik zie filosofie als een noodzakelijk bijproduct van het feit dat wij pratende dieren zijn’, zegt Bransen. ‘Mensen proberen de door hen ervaren werkelijkheid onder woorden te brengen. En dat brengt problemen met zich mee. Die woorden zijn altijd onderbepaald, hebben andere woorden nodig, en vooral andere mensen die begrijpen, of denken te begrijpen, wat die woorden betekenen. Woorden functioneren als bindmiddel, maar ook als splijtstof. Ze helpen ons in onszelf te geloven als één taalgemeenschap, één mensheid die als pratende diersoort begrip mogelijk maakt. En begrip kan macht, geweld en wreedheid vervangen.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Kunt u daar een voorbeeld van geven?
‘Ik zag een tweet langskomen over een kop in het Algemeen Dagblad, daags na de aanslag in Barcelona: “Wéér Marokkanen. Toeval?” Dat doet iets. Hier wordt een zorg benoemd, een zorg die leeft in Nederland, en die dwingt ons om na te gaan denken. Wat betekent dit? Voordat iedereen zijn conclusie paraat heeft, moeten we eerst eens accepteren dat hier een echte vraag ligt. We weten het niet. Niemand weet het.’

Wat heeft dat met filosofie te maken?
‘Hier ligt een vraag waar niemand het antwoord op weet, maar waar wel een antwoord op nodig is. Dat is het begin van filosofie. We vinden een opening om met elkaar te gaan nadenken. Wat bedoelen we met “Marokkanen”? Misschien bedoelen we tien verschillende dingen, en helpt het om die te onderscheiden. Dat is een voorbeeld van wat ik de onderbepaaldheid van woorden noem. We weten niet meer wat het woord “Marokkaan” betekent; het heeft heel veel troebele connotaties, waarvan onduidelijk is of ze erbij horen of niet.’

Dus filosofie is het duiden en verhelderen van begrippen?
‘Het is een manier van doorvragen op het conceptuele apparaat dat mensen gebruiken. Filosofie ontstaat overal waar twee of meer mensen samen zijn en zich buigen over het onbegrip dat ze delen. Waar twee mensen samen zijn is er begrip, maar ook onbegrip, omdat er woorden zijn – woorden die onthullen, maar ook verhullen. Die woorden verdienen aandacht. Ons begrippenkader heeft aandacht nodig. Die aandacht is filosofie.’

Welke misverstanden bestaan er over filosofie?
‘De echte vergissing zit erin te denken dat filosofen een onderwerp hebben. Een tweede vergissing is dat filosofen iets kunnen zeggen over de wereld in zijn algemeenheid. Een derde is dat filosofen een speciaal talent hebben om de geschiedenis van de mensheid op een bepaald moment te duiden. Alsof ze een diagnose kunnen geven van onze tijd. Dat kan niet; die geschiedenis is niet eenduidig. Elke cultuur heeft zijn eigen, meerduidige verloop.’

Zijn er niet specifiek filosofische problemen?
‘Ik ben er geen voorstander van om sommige problemen te isoleren als typisch filosofische problemen. Het kennisprobleem, het mind-body-probleem, moraliteit, die horen wat mij betreft niet exclusief thuis aan de filosofiefaculteit.’

Waarom niet?
‘Volgens mij is de vraag die je altijd moet stellen: wat voor soort methodologie breng je nu precies in om deze vraag goed te kunnen aanpakken? En ik weet niet of er zoveel filosofische methodologie is. Filosofen proberen goede argumenten te bedenken, maar we hebben nooit sluitend bewijsmateriaal.’

Is er niet een soort van filosofische expertise? De een is immers een betere filosoof dan de ander.
‘Dat is waar. Er bestaat expertise, in de zin van vaardigheid. De vaardigheid om op begrippelijk niveau vragen te stellen. Maar hou wel de begrippen “expertise” en “expert” uit elkaar; dat zijn verschillende dingen. Als iemand “de expert” is, dan krijgt die er iets bij wat niets met expertise te maken heeft. Een aura van autoriteit – en dat moeten we niet hebben.’

Welke kennis levert filosofie op?
‘Door filosofische vragen te stellen begrijpen wij de eindigheid van ons kenvermogen. Daarmee begrijpen we echt iets. Maar dat begrip neemt niet de vorm aan van een theorie die de werkelijkheid in kaart brengt.’

Welke vorm dan wel?
‘We ontwikkelen ons begrip, we doorgronden een gedeeld begrippenkader. Uiteindelijk bestaat er maar één taalgemeenschap. Die drukt zich uit in verschillende woorden – in het Maleis en in het Nederlands –, maar probeert toegang te krijgen tot een gezamenlijk domein waar we elkaar begrijpen. In dat domein van begrijpen zijn we voortdurend aangewezen op taal- en communicatie-instrumenten. Wat doet die taal met ons? Alles van taal is in principe te bevragen – en dat is wat filosofen doen. In mijn optiek is filosofie een therapie van de taal. Daarin volg ik Wittgenstein.’

Filosofie gaat dus over taal?    
‘Ja, over taal in brede zin. Taal is een heel lastig ding. Filosofen hebben het wel over de wereld, maar dat betekent dat je het over de taal hebt die over de wereld gaat. Je kunt de fenomenen niet zelf aan het woord laten. Er is altijd duiding nodig.’

Mentaliteit

Filosofie, benadrukt Bransen, vindt niet alleen plaats aan de academie. Filosofie is op de meest uiteenlopende plekken te vinden. ‘Tijdens conversaties vragen kinderen waarom ze naar het ene en niet naar het andere land op vakantie gaan. Zo komt er een vraag op: wat bedoelen we nu eigenlijk met “vakantie”? Er ontstaat een soort filosofische wending, omdat ze het over de begrippen gaan hebben. En dat gebeurt overal: op de bank, achter het stuur, in het stadion, in de gemeenteraad.’

Ook kinderen doen aan filosofie?
‘Ja. Ik ben er dan ook voorstander van dat filosoferen voor kinderen wordt ingevoerd op de lagere school. We moeten kinderen gevoelig maken voor het conceptuele, voor de plek van begrippen in onze omgang met elkaar en de wereld. Hoe wakker je die liefde voor begrip aan? Vooral door het in rudimentaire vorm, zo vroeg mogelijk, als een zaadje te planten, in de opvoeding, in de primaire vorming, als een natuurlijke mentaliteit.’

Filosofie is dus voor iedereen.
‘Zeker, filosofie is wat mij betreft voor de massa. Of beter: van de massa. Er is geen podium voor nodig. Het gaat om de mentaliteit.’

Wat is erop tegen om de filosofie een podium te geven?
‘Het is mooi om die filosofische mentaliteit te tonen, maar als je dat op een podium doet, zet je het publiek uiteindelijk vooral tot bewondering aan. Dat maakt je als publieksfilosoof gevoelig voor hun applaus, en dan kun je die filosofische mentaliteit wel vergeten. De inzet moet zijn om het publiek niet tot bewondering, maar tot verwondering aan te zetten.’

Waarin komt die filosofische mentaliteit tot uiting?
‘De filosofische mentaliteit is de altijd aanwezige geneigdheid een onderzoekende houding aan te nemen. Er alert op zijn dat wat vanzelf spreekt minder vanzelfsprekend is dan het lijkt. Neem India, waar een meisje opstaat dat vragen stelt over verkrachting en de ongelijkheid tussen man en vrouw in die samenleving. Zij brengt een filosofisch punt in, dat tegelijkertijd ook een maatschappelijk punt is.’

Wederzijds begrip moet niet te lichtzinnig worden voorondersteld, meent Bransen. ‘We snappen elkaar zo goed. Wij hoeven elkaar niets uit te leggen, wij hebben aan een half woord genoeg. Waardoor het zomaar ineens kan gebeuren dat we ons laten inpakken door een sluimerend seksisme, omdat we bijvoorbeeld aan een man niet vragen of hij minder gaat werken nu hij een kind heeft. Of al te snel begrijpen waarom iemand van tachtig jaar zijn leven zinloos vindt.’

Filosofie bevraagt die vanzelfsprekendheid?
‘Ja. Filosofie houdt in dat je op het juiste moment argwanend bent over wat stilzwijgend vanzelfsprekend lijkt te zijn.’

En wat is het juiste moment?
‘Het moment dat er iets vanzelfsprekends voorbijgaat dat niet voorbij mag gaan. Een van de dingen die nu heel urgent is in Europa is de morele betekenis van grenzen. Waarom mag een grens tussen naties zulke grote morele consequenties hebben? Dat is een vraag die nog behoorlijk nieuw is. Door die vraag nu te stellen laat je zien dat je er gevoel voor hebt om op het juiste moment de vanzelfsprekendheid te bevragen. Daarin toont zich die filosofische mentaliteit: in het stellen van de juiste vraag. Filosofie is dus het vermogen om op het juiste moment vragen te stellen over de relevantie van begripsmatige onderscheidingen, die in een concrete praktijk iets te betekenen hebben. Dat maakt het ook heel lokaal en tijdelijk. Filosofie moet op de plek zijn.’

Op de plek?
‘Filosofie als reflectie in een soort tijdloos universum, waar begrippen rondhangen die geen tijdgebonden betekenis hebben, is evidente onzin. In de zeventiende eeuw kon niemand het nog over “Marokkanen” of “grenzen” hebben in de huidige zin van het woord. Nu zijn die woorden er, en nu hebben ze begripsmatige urgentie – maar die is in Papoea-Nieuw-Guinea minder sterk dan in Nederland. Filosofie is dus echt praktisch denkwerk op een plek.’

De wereld blijft intussen veranderen. Filosofie is dus nooit klaar?
‘Nee. Dat is ook een heel gek idee: het einde van de filosofie. We zijn nooit klaar met praten. Maar we zijn wel al voorbij het begin. Daartussenin ploeteren we ons door het leven heen. Maar klaar… dat is net zo onzinnig als dat de mensheid klaar zou zijn.’