Home In Memoriam: Gido Berns (1939-2018)

In Memoriam: Gido Berns (1939-2018)

Door Donald Loose op 06 november 2018

Cover van 04-2018
04-2018 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Op 20 juli j.l. is Gido Berns in zijn woonplaats Brussel overleden. Vanaf 1990 was Gido onafgebroken lid van de redactieraad van Wijsgerig Perspectief. De redactie en redactieraad zijn hem veel dank verschuldigd voor wat hij door de jaren heen voor het tijdschrift heeft betekend en voor zijn bereidheid zich er altijd voor in te zetten. Navolgende rede is bij zijn afscheid uitgesproken door Donald Loose.
 
Hoe zullen we ons Gido Berns herinneren? Het eerste wat bij mij opkomt is als un homme aimable. Een beminnelijk en vriendelijk man. Vriendschap is niet alleen een thema dat hij zijn hele academische carrière ter sprake heeft gebracht. Hij had ook veel vrienden in binnen- en buitenland, achtte vriendschap heel hoog en was vereerd door de vriendschap die hem van anderen te beurt viel. Ik zeg ‘te beurt viel’ omdat hij in zijn wijsgerige overtuiging zo dikwijls de nadruk legt op wat ons overkomt, eerder dan op wat we autonoom menen in handen te hebben. Dat wekte zijn verwondering, stemde hem dankbaar en hij koesterde wat hij beschouwde als het hem gegunde geluk. Daarom stond hij zo fijnzinnig, fijngevoelig, alert en accuraat in het leven. Gido was een charmeur, maar hij was bovenal een gentleman. De esthetiek van het bestaan is voor hem niet alleen maar artistiek, maar ze kleurt de omgang van mensen onderling. Het is aesthesis: gewaarwording en sensibiliteit. De etiquette is geen elitaire distantie, maar het is de kleine ethiek van de dagelijkse omgang.

Ik heb Gido gekend als collega aan de Universiteit van Tilburg. Leuven en Parijs waren een gemeenschappelijke achtergrond. Gido dook overal op uit sympathie. Waar hij verwacht werd daagde hij altijd op – weliswaar soms enkele minuten te laat, want niet de klok regeerde zijn bestaan. Zo was hij een trouwe bezoeker van de jaarlijkse bijeenkomst van fenomenologen in Perugia. En als decaan heeft hij de faculteit voortreffelijk gerund. Hij was present bij elk evenement van de faculteit en bij elk afscheid van zijn collega’s. De tijd van de vriendschap is namelijk een tijd die duurt en die bestand is tegen de afwezigheid, het afscheid en zelfs de dood. Met zijn wijsgerige inspirator, Jacques Derrida, omschreef hij zelfs de vriend als ‘degene die mij zal gedenken als hij mij overleeft of die ik zal gedenken als ik hemzelf overleef’. Wij zijn hier dus als zijn ware vrienden bijeen.
 
Ik ben ervan overtuigd dat het hele oeuvre en het wijsgerig onderzoek van Gido Berns geënt zijn op en wortelen in een verkenning van allerlei persoonlijke, maatschappelijke en politieke implicaties van het eeuwenoude dilemma van de vriendschap: wie van iedereen de vriend is, is niemands vriend; maar wie vriendschap koestert, beseft het belang van welwillendheid, solidariteit, broederschap en politieke gastvrijheid voorbij de grenzen van de eigen kring. De juiste maat van de vriendschap – het dilemma van kwaliteit en kwantiteit – bracht hem in zijn onderzoek bij de problematiek van de economie (de wet van het huis en van de wereld), de ethiek van de economie, de relatie van de economie tot de politiek en de vraag naar het wezen van de democratie, de toekomst van de Europese Unie en de utopie waar alle mensen broeders worden, en waaraan Gido overigens uitdrukkelijk het ontbrekende feminiene deel toevoegde als het voltooiend supplement. De belofte van het komende, van het wellicht of het misschien, van ‘wat ooit geweest zal kunnen zijn’, was de hoop die hij deelde met Derrida, met het joodse messiaanse, het christelijke van een eindtijd in de huidige actuele tijd, de tijd die ons rest, maar die ook de tijd is die er na ons nog is, de tijd waarin alles zal worden herdacht en gememoreerd.

 
Nu bijna veertig jaar geleden, in 1979, gaf Gido met de Leuvense collega’s Sam IJsseling en Paul Moyaert een boek uit dat voor mijn generatie decennialang als de Baedeker van de Parijse wijsgerige wereld functioneerde. Denken in Parijs was dat originele geschrift waarin denkers, auteurs, boeken en tijdschriften, instellingen, straten en gebouwen, maatschappelijke structuren, het culturele kluwen vormen dat wijsbegeerte huisvest en dat hier voor het Nederlandse taalgebied in kaart werd gebracht. Zijn engagement voor het Parijse Collège International de Philosophie in de rue Descartes continueerde zijn engagement voor een denken dat buiten de kaders gaande was. Die strategie is Gido’s waarmerk gebleven. Niet de coherentie van grote in zichzelf besloten systemen, niet de tijdloze abstractie van onveranderlijke zekerheden, niet de universele normativiteit als zodanig waren zijn ding, maar de zoektocht naar het tijdloze in de tijd, het andere in het eendere of andersom. Verknopingen en verwevenheden, vervlochten en weer ontrafeld: het Penelopewerk van het denken. De deconstructie van het vastgeroeste denken was zijn passie. De onverwachte wending in een argument. Het onverhoopte uitzicht dat zich aandient. De verrassende duiding van een tekst of een beeltenis, die als een versleten munt door de eeuwen heen van hand tot hand ging. De verrassing dat wat we altijd al van een tekst hadden begrepen, er simpelweg niet stond te lezen, of andersom de verfrissende ontdekking van wat er altijd al te lezen stond zonder dat we dat hadden opgemerkt.
 
Laat ik dat dan, in deze sacrale ruimte waar we van Gido afscheid nemen, ‘openbaring’ noemen. Nu we afscheid nemen weten we best wel dat we hem gaan missen; dat hij niet lijfelijk onder ons wederkeert. Noli me tangere, klem je niet aan me vast, houdt me niet vast, is de boodschap van het evangelie van Johannes, waar Gido graag met Jean-Luc Nancy naar verwees. Niet hier, maar ginds ligt het komende waar we naar uitzien. Laat mij nu gaan, want de ware vriend is de vriend die mij niet grijpt, maar die geeft en loslaat. ‘La vie de celui qui se retient est attentive et laisse de l’espace à l’autre.’ Het is alsof Gido tot ons spreekt: ‘Ook ik ben jullie vriend, ik heb jullie vriend willen zijn. Laat me op jullie toekomen, laat me jullie toekomende tijd zijn op een wijze die je niet moet willen voorzien, maar die je moet koesteren door me te herinneren.’
 
‘In de tijd van de vriendschap zijn de afwezigen aanwezig en, wat moeilijker uit te leggen valt, leven de doden’, zegt Cicero. Vijf jaar geleden schreef Gido het zo voor ons op als het slot van een artikel over vriendschap. Laten we die woorden koesteren en hem zo de eer bewijzen die hij waardig is.