Home Twintig beste ideeën Hyperrealiteit
Twintig beste ideeën

Hyperrealiteit

Door Sebastien Valkenberg op 10 juli 2012

Hyperrealiteit
Cover van 07/08-2012
07/08-2012 Filosofie magazine Lees het magazine


Hyperrealiteit

Jean Baudrillard (1929-2007)
We denken dat we eigenaar van zijn van de mediale wereld, maar dit is onterecht.

Wat is het?
De media voeren niet slechts de werkelijkheid op in hun berichtgeving, maar ‘maken’ de realiteit. Vandaar: hyperrealiteit.

Wat doet het?
Een kritische blik op de media. Media dringen ons een zienswijze op,  een spektakelstuk.
 

Meestal helpt de etymologie om een woord te begrijpen, maar in het geval van de televisie strooit zij ons eerder zand in de ogen. ‘Tele’ duidt op ‘ver’ en ‘visie’ op zien’. Totaal misleidend vindt de Franse filosoof Jean Baudrillard deze definitie. Anders dan zij suggereert is de televisie geen overtreffende trap van de verrekijker. Media werpen geen zicht op de realiteit, maar creëren een compleet nieuwe realiteit, die hij ‘hyperrealiteit’noemt.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Sinds Baudrillard deze term muntte in de vorige eeuw, heeft hij alleen maar aan zeggingskracht gewonnen. Dit betoogt Wouter van Gils, filosofie-uitgever bij Boom, die promoveerde op het werk van de Fransman. De hoeveelheid beeldschermen waardoor we worden omringd is explosief toegenomen. De televisie heeft gezelschap gekregen van de computer, de smartphone, de iPad. ‘Als Baudrillard er nog was geweest’, aldus Van Gils ‘had hij ongetwijfeld geconcludeerd dat de hyperrealiteit zich inmiddels nog veel verder heeft ontwikkeld.’

Wat bedoelde Baudrillard hiermee?
‘De term valt voor het eerst in Sideraal Amerika (1986). Maar welbeschouwd is zijn hele oeuvre een onderzoek naar de beelden die wij zelf creëren en hoe wij ons daartoe verhouden. Het gangbare idee is dat media een afspiegeling zouden zijn van gebeurtenissen in de samenleving. Deze gedachte van het scherm als een venster op de wereld berust echter op een grote misvatting. Ontrecht denken we dat we eigenaar van zijn van de mediale wereld en er macht over kunnen uitoefenen. Kenmerkend aan deze hyperrealiteit, zegt Baudrillard, is dat die prominent is. De media zijn niet volgend ten aanzien van de werkelijkheid, zoals we veronderstellen, maar gaan er juist aan vooraf. Ze maken werkelijkheid. We denken dat we grip hebben op de beelden in de media, maar dat is een illusie. Baudrillard gebruikt dan ook het woord ‘simulacrum’ ofwel kopie zonder origineel.’

Dat gaat wel ver.
‘Ik begrijp heel goed dat mensen soms gek worden van Baudrillard. Zelf ben ik het ook lang niet eens met al zijn punten. Toch heeft hij ons wel degelijk wat te melden. Filosofen moeten we afmeten aan hun interventiekracht: in welke mate zijn ze in staat in te breken in het publieke debat? Langs deze meetlat scoort Baudrillard hoog. Naar mijn mening had hij er grootste lol in om vanzelfsprekendheden te ontmaskeren. Zijn meeste beruchte interventie was natuurlijk zijn boekje La guerre du Golfe n´a pas eu lieu (1991). De titel zegt het al: wat betreft Baudrillard heeft de Golfoorlog nooit plaatsgevonden.’

Dat zo’n uitspraak tot ophef leidt, valt te begrijpen. Er zijn tenslotte wel echte doden gevallen tijdens de Golfoorlog.
‘Uiteraard, en die ontkent Baudrillard dan ook niet. Om die feiten kunnen we niet heen. Hij wil alleen benadrukken dat niemand de Golfoorlog heeft gekend. De media bieden geen toegang tot de gebeurtenissen, zoals we doorgaans denken, maar onttrekken deze juist aan het zicht. We zien een beeld dat losgezongen is van de werkelijkheid, maar dat we wel als werkelijkheid ervaren. Dit heeft niet alleen te maken met enkele almachtige mediatycoons die ons doelbewust zouden manipuleren. De pijn zit veel dieper. We kennen de oorlog noodzakelijkerwijze door beelden, de één ziet er hooguit wat meer dan een ander. Aan de hand daarvan ontwikkelen we een privé-beeld van de Golfoorlog. Deze hyperrealiteit heeft niets meer van doen met het echte conflict, dat buiten beeld blijft.’

Baudrillard doelde destijds vooral op de uitwerking van televisie. Wat zou hij hebben gevonden van alle media die er bij zijn gekomen, in de eerste plaats natuurlijk internet?
‘Vorig jaar werd er vreselijk opgewonden gedaan over de Arabische Lente, die voor een belangrijk deel te danken zou zijn aan social media zoals Facebook en de mobiele telefoon. Zonder twijfel had Baudrillard daar zijn zegje over gedaan. Opnieuw: de ontstane mediarealiteit suggereert maximale transparantie, maar dringt ons een zienswijze op die is losgezongen van de werkelijkheid. Logischerwijs leiden veel media-evenementen in de praktijk dan ook niet tot de beoogde resultaten. Met betrekking tot de Arabische Lente zag je dat de verwachtingen – democratisering zoals tijdens de val van de Muur – veel te hoog gespannen waren. Het punt van Baudrillard zou zijn dat de uiteindelijk desillusie – waar blijven de liberale democratieën? – van meet af aan aanwezig was.

Hier klinkt hij enigszins als Guy Debord, bedenker van de term “spektakelmaatschappij”. De media maken een spektakelstuk van de Arabische Lente met duidelijk winnaars en verliezers, met voormalig president Hosni Moebarak van Egypte als de slechterik en de gewone Egyptenaren op straat als nobele helden. In dit simpele schema verdampt elke vorm van pluraliteit. En de internationale aandacht is ook meteen verdwenen als het verhaal is afgelopen en de boeven van het toneel verdwenen. Vandaar dat ik denk dat Baudrillard gezegd zou hebben: ‘Il n’y a pas de Printemps arabe.’ We zouden het o zo graag willen, een historische gebeurtenis met duidelijk plot, maar de Arabische Lente heeft nooit plaatsgevonden.’

Dit klinkt allemaal niet erg hoopvol. Kunnen we ontsnappen aan de hyperrealiteit?
‘Voor troost moet je niet bij Baudrillard zijn. Nergens biedt hij een uitweg of een remedie. Zulke pogingen vindt hij illusoir en tot mislukken gedoemd. Hij nam dan ook geen politiek standpunt in. Toch is zijn werk van grote waarde. Misschien kun je hem nog het beste vergelijken met Diogenes van Sinope. Deze Griekse denker leefde in een ton om de status quo uit te dagen: waarom zou je in een groot huis moeten wonen? Op vergelijkbare manier gaat Baudrillard te werk. Via zijn ontregelende stijl dwingt hij mensen om hun overdreven verwachtingen van de media te relativeren.’