Home Herstelwerk

Herstelwerk

Door Marcello Aspria op 28 november 2019

Cover van 04-2019
04-2019 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

In deze rubriek vertelt een filosoof wat hij of zij het belangrijkste filosofische probleem van dit moment vindt en geeft daarna het stokje door.

Mensen die vertrekken zijn vaak in het nieuws. Ze verlaten huis en haard op zoek naar werk, een beter leven, of op de vlucht voor oorlog of armoede. Vertrekken is vaak een serieuze zaak, en soms ook een vorm van leedvermaak: denk aan tv-programma’s zoals Ik Vertrek. Maar degenen die achterblijven, die blijven zitten waar ze zitten, daarover hoor je niet zo veel. Ze zijn er gewoon, en daarmee is alles dan gezegd.

Ook in de filosofie en de sociale wetenschappen zijn achterblijvers vaak onzichtbaar, en dat is opmerkelijk: ze zijn tenslotte overal, en ook nog eens hard nodig. In een interview op Radio 1 (terug te luisteren als podcast bij Brainwash Zomerradio, 8 augustus 2019) nam Marli Huijer het op voor mensen die niet meebewegen in onze bewegelijke, kosmopolitische wereld.

Zij vertelde hoe een groot deel van haar familie in de jaren ’50 emigreerde naar Canada, en hoe zij met haar ouders achterbleef in Nederland. Zij behoorde tot de verliezers; familieverhalen gingen altijd over de heroïek van de vertrekkers. Volgens Huijer verdient ‘achterblijven’ veel meer aandacht in de collectieve verbeelding: er schuilen belangrijke lessen in over lokaliteit, betrokkenheid en continuïteit. Wat geldt voor achterblijvende mensen geldt in zekere zin ook voor technologieën. Bij technologie zijn we vooral benieuwd naar ontwikkeling en verandering: innoveren, vormgeven, bouwen en produceren. Technologie is waar we mee werken en leven. Dingen die achterblijven en in verval raken tellen niet meer mee. Onbruikbare of overtollige technologische objecten belanden in een archief, op een grote stapel, op de zeebodem, of in een gat onder de grond. Ze worden onttrokken aan het zicht en zijn daardoor ook makkelijk weer vergeten.

Historici weten er op hun manier wel raad mee, maar techniekwetenschappers hoor je er zelden over: zij richten zich vooral op ontwerpen, implementeren, gebruiken, en opschalen. Daarmee komen zij weliswaar tegemoet aan de wensen van hun opdrachtgevers, maar zien zij een groot deel van onze technologische werkelijkheid over het hoofd. Verlaten technologieën zijn overal: dingen die we niet meer gebruiken, die niet meer werken, niet meer worden geproduceerd, of niet meer worden ondersteund. Denk bijvoorbeeld aan geluidsdragers: misschien heb je op zolder nog oude cassettebandjes, vinylplaten, of een Minidisc-speler liggen. Ze hebben een zekere mate van vastigheid want ze blijven, bewegen niet mee, en staan soms zelfs in de weg.

Daarmee brengen ze nieuwe handelingen teweeg: ze worden opgeruimd, gerepareerd, gerecycled of herbestemd. Steven Jackson noemt dat ‘repair work’: het herstellen van een sociale en technologische orde die voortdurend wordt verstoord door nieuwe ontwikkelingen en processen van verval. Dat herstelwerk bestaat meestal uit kleine, lokale interventies, maar kan ook omvangrijk en gecoördineerd zijn. Zo schrijft hij over verouderde schepen die uit de vaart worden genomen en naar de kust van Bangladesh worden versleept, om daar door plaatselijke werkers te worden gesloopt. Herstelwerk – groot of klein – gebeurt altijd buiten het publieke zicht. Het is onzichtbaar werk dat allerlei politieke en ethische vragen oproept (zoals over arbeid, uitbuiting, en schaduweconomieën in het voorbeeld van Bangladesh). In mijn onderzoek naar digitalisering in de zorg heb ik gezien hoe ‘uitgefaseerde’ applicaties, portalen en platformen niet zomaar verdwenen, maar allerlei sporen achterlieten op het web. Over een periode van tien jaar zag ik hoe ze van eigenaar wisselden en geleidelijke transformaties ondergingen.

Door die transformaties gaandeweg te documenteren werd allerlei werk zichtbaar: het anticiperen op hergebruik, het wissen van geschiedenissen en het herschrijven van doelen. Deze vormen van herstelwerk – anticiperen, wissen, herschrijven – laten zien wat er gebeurt in zwakke verknopingen van technologische netwerken, plekken in de luwte van sociale interactie waar mensen en dingen slechts losjes aan elkaar verbonden zijn. In de breuken en scheuren van het netwerk vinden voortdurend subtiele interventies plaats – zoals het strategisch bewerken van sporen uit het verleden – waarmee we de sociale en technologische orde trachten te herstellen.

Techniekwetenschappers zouden er goed aan doen zich te verdiepen in het herstelwerk rondom de achterblijvers in het technieklandschap: de verlaten dingen die niet wijken, die weerstand bieden en die zich moeilijk laten omvormen. Jackson’s ‘broken world thinking’ biedt daarvoor een mooi uitgangspunt. Het is een wereldbeeld waarin sociale en technologische verbanden fragiel en poreus zijn en relaties steeds opnieuw gearticuleerd en bestendigd moeten worden. Over de implicaties en consequenties van herstelwerk bij verlaten technologieën weten we nog maar weinig. Juist in de online wereld liggen daar mooie uitdagingen: wat kunnen we leren van gebroken netwerken? Of van de spanning tussen onderhoud en verwaarlozing? Wat hebben we aan de wetenschap dat het web tegelijk groeit en in verval raakt? Wat zegt dat bijvoorbeeld over de (re)productie en betrouwbaarheid van kennis, of over stabiliteit en verandering in digitale netwerken? En zijn technologische ontwikkeling en verval eigenlijk wel zo strikt van elkaar te onderscheiden? Het zijn stuk voor stuk vragen die meer aandacht verdienen – vooral daar waar het wringt, kraakt en schuurt.