Home Hannah Arendt: ‘Niemand heeft het recht te gehoorzamen’

Hannah Arendt: ‘Niemand heeft het recht te gehoorzamen’

Door Peter Venmans op 02 mei 2018

Cover van 05-2018
05-2018 Filosofie magazine Lees het magazine

Soms zijn we verplicht om ons te verzetten, schreef Hannah Arendt in de jaren zeventig – een boodschap die weer populair werd na de verkiezing van Trump.

Toen eind 2016 Trump onverwachts tot president verkozen werd, schoten twee klassiekers omhoog in de Amerikaanse bestsellerlijsten: 1984 van George Orwell en The Origins of Totalitarianism van Hannah Arendt, uit 1951. Mensen begonnen te vrezen voor het einde van de democratie en waren op zoek naar begrip. Wat stond hun te wachten? Een herhaling van de jaren dertig? Een terugkeer naar Big Brother en het fascisme?

Bij elke nieuwe crisis blijkt het denken van Hannah Arendt nog steeds actueel. In het zopas verschenen Het waagstuk van de politiek staan twee essays uit de bundel Crises of the Republic (1972): ‘Liegen in de politiek’ en ‘Burgerlijke ongehoorzaamheid’. De teksten worden voorafgegaan door een befaamd tv-interview door Günter Gaus, dat een uitstekende inleiding vormt op haar denken.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

In 1941 vluchtte Arendt vanuit Frankrijk naar de V.S., waar ze tien jaar later het staatsburgerschap verwierf. Ze was er haar leven lang dankbaar om. Als ze het over de V.S. had, sprak ze ook altijd in de ‘wij’-vorm. Wat ze er vooral waardeerde, was de sterke democratische traditie, die terugging op de Amerikaanse Revolutie. Burgerschap betekende nog iets in Amerika, anders dan in Europa, waar nazisme en communisme het politieke leven vernietigd hadden. Diezelfde Amerikaanse democratie stond echter zwaar onder druk toen ze ‘Liegen in de politiek’ schreef. In 1971 waren in The New York Times stukken uit de zogeheten Pentagon Papers gepubliceerd, die een uiterst negatief beeld van de politieke besluitvorming rond de Vietnam-oorlog gaven. Wat was hier onder ieders ogen gebeurd? De Amerikaanse overheid had haar burgers voorgelogen over Vietnam, maar het was een ander soort leugen geweest dan de gebruikelijke leugens in de politiek. Het Pentagon was minder bezig geweest met het bewuste verdraaien van de waarheid dan met imagebuilding en theorievorming. Zo had men de band met de werkelijkheid gaandeweg uit het oog verloren. Als imagebuilders waren de strategen minder bezig met het winnen van de oorlog dan met het verkopen van een bepaald imago van Amerika, namelijk dat van een onoverwinnelijke natie – en dat was zelfs nog zo toen iedereen al wist dat Amerika de oorlog verloren had. Behalve met imagebuilding was men in het Pentagon geobsedeerd door probleemoplossend denken. Op het eerste gezicht is daar niets mis mee: problemen zijn er immers om opgelost te worden. De vraag is echter hoe je een probleem definieert. Daar heb je een theorie voor nodig, en Arendt wijst erop dat de beleidsmakers in het Pentagon verliefd waren op hun theorieën, waardoor ze vervreemd raakten van de realiteit. Theorieën kunnen machtiger zijn dan feiten. Alles wat niet in het theoretische plaatje past, wordt eenvoudigweg genegeerd. Arendt: ‘De probleemoplossers oordeelden niet, ze rekenden.’

De actualiteit van Arendts analyse springt in het oog. Ook in ons tijdperk van ‘post truth’, ‘fake news’ en ‘alternative facts’ worden we geconfronteerd met het fenomeen dat de werkelijkheid er zogezegd niet meer toe doet. Beelden van de realiteit hebben de realiteit zelf vervangen.

Desondanks bleef Arendt hoopvol. Ze was een denkster van het verzet, van het ‘nee zeggen’. Een bekende uitspraak van haar is dat we niet het recht hebben om te gehoorzamen – met andere woorden, dat we soms verplicht zijn om ons te verzetten of gewoon niet mee te doen aan iets. Verzet is echter iets anders dan morele verontwaardiging. Ethische verontwaardiging ontstaat wanneer het individu zich vragen stelt over de eigen positie. Kan ik nog leven op deze manier? Politiek handelen gaat over iets anders, niet over de relatie tot mezelf maar over de wereld – dit wil zeggen, over de relaties met anderen. Hoe moeten we handelen om een gemeenschappelijke wereld in stand te houden? Deze zorg om de wereld wordt amor mundi genoemd. Die kan zich bijvoorbeeld uiten in burgerlijke ongehoorzaamheid.

In tijden van crisis is het belangrijk om duidelijke onderscheiden te maken: tussen het oplossen van problemen enerzijds en het zien van de werkelijkheid achter het probleem anderzijds, tussen rekenen en oordelen, tussen morele verontwaardiging en politiek verzet, maar ook – onze aanhef indachtig – tussen toen en nu, tussen de jaren dertig en Trump. We kunnen het verleden niet gedachteloos toepassen op het heden, maar we moeten wel steeds proberen het heden te begrijpen. De wereld willen begrijpen was Arendts passie, niet de wereld veranderen, zoals ze zegt in het tv-interview met Gaus. De vertaalde essays in Het waagstuk van de politiek bieden een uitstekende en zeer leesbare illustratie van haar pogingen daartoe.

Lees hier een voorpublicatie uit ‘Het waagstuk van de politiek’.