1. Inleiding: ‘De wereld is de spiegel van het willen’
Willen is makkelijker als je denkt. Tenzij je niet wilt willen natuurlijk. Een kleine inleiding in de filosofie van de wil.
Wat is er heerlijker dan kunnen doen wat je wilt? Kunnen doen wat je wilt lijkt het eenvoudige recept voor geluk, maar wat nu als je dingen wilt die niet leuk zijn – dingen die je liever niet had gewild? Klinkt dit theoretisch? Vraag het aan een gestopte verstokte roker. Die had graag ooit iets anders willen willen.
Kun je ook niet willen willen? Probeer het maar eens. Dat kun je niet willen. Zo makkelijk komen we er dus niet vanaf, van dat willen. En zo bekeken wordt het steeds lastiger om je voor te stellen dat doen wat je wilt iets met geluk te maken heeft. Zeker na het lezen van Arthur Schopenhauers De wereld als wil en voorstelling: ‘De wereld is niets anders dan de spiegel van dit willen, en alle eindigheid, alle lijden en kwaal, behoort tot de uitdrukking van datgene wat hij wil, en is zo daar hij zo wil.’
De wil waar Schopenhauer (1788-1860) hier over schrijft is een andere wil dan de wil die we bedoelen als we een ijsje willen. Je kunt als je wilt ook afzien van dat ijsje, maar van de Wil, waaruit het hele bestaan ontstaat, daar kunnen we niet van afzien.
Even tussendoor… Elke week zelf leren denken met Filosofie Magazine? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
We voelen dit heel sterk als we ons vervelen. ‘Een ijdel verlangen’ noemt Schopenhauer het. We hebben nergens zin in, behalve in ergens zin in hebben. En dat zeurende gevoel is de Wil die we nooit kunnen uitzetten.
Of toch wel? Volgens het boeddhisme is het soms mogelijk na lange oefening je ego los te laten. En wie geen ik heeft, voelt ook geen persoonlijke verlangens meer. De behoefte aan ijsjes en andere wereldse zaken die je herinneren aan de onophoudelijk wil, zou verdwijnen als sneeuw voor de zon.
Schopenhauer, die weliswaar veel sympathie had voor de boeddhistische teksten die hem eind achttiende eeuw via Britse missionarissen konden bereiken, denkt niet dat de wil en het bijbehorende lijden op die manier uit te schakelen zijn. De enige tijdelijke uitweg die de mens heeft vindt hij in de muziek. Muziek brengt ‘de wil zelf tot uitdrukking’, doordat ze onze ‘stemmingen in abstracto’ uitdrukt. En alleen deze abstracte stemmingen kunnen de onrust van onze wereldse verlangens een beetje temmen.
2. Vragen stellen: Kan ik ook niet willen willen?
Volgens Socrates, Cicero en Montaigne is filosoferen niet alleen de kunst van het vragen, maar is filosoferen ook leren sterven. En daarmee is meteen veel gezegd over het soort vragen dat de filosoof stelt: wat komt er na de dood? Wat is leven? Vragen die vragen om een antwoord, terwijl je weet dat dat er niet is. De vraag van de filosoof laat zien dat we het leven nooit van buitenaf kunnen verklaren en dat we dus telkens onze wereld van binnenuit moeten bestuderen. Probeer nu eens met die houding deze vraag te stellen: kan ik ook niet willen willen? (En welke vragen zijn er nog meer te bedenken?)
Is wensen willen?
Kun je te veel willen?
Kun je willen wat niet kan?
Kun je weten wat je wilt?
Kun je twee tegenstrijdige dingen willen?
Kun je ooit echt doen wat je wilt?
Kun je naar verveling verlangen?
Is een leven zonder wil denkbaar?
3. Dialoog: Vrij om jezelf te beteugelen
Filosofie is niet alleen makkelijker als je denkt, maar ook als je praat. Wie praat hoeft niet alles zelf te bedenken. Dat dacht ook Plato, die al zijn gedachten in dialoogvorm goot. Een kort gesprek over willen en verlangen.
Phaedrus: Socrates, vertel eens: is het beter om bemind te worden door iemand die verliefd op je is, of door iemand die niet verliefd op je is en zichzelf onder controle heeft?
Socrates: Maar Phaedrus, nu veronderstel je dat de liefde iets slechts is! Waar het om gaat is dat degene die van je houdt dit in vrijheid doet.
Phaedrus: Hoe bedoel je?
Socrates: Kijk, de menselijke ziel bestaat uit drie delen: twee paarden en een wagenmenner. De wagenmenner staat voor de rede, het ene paard voor eergevoel, het andere voor begeerte.
Phaedrus: Wat heeft dat met vrijheid te maken?
Socrates: Nou, het eervolle paard laat zich uit vrije wil mennen door de rede. Maar het begerende paard stribbelt tegen: hij wil op zijn geliefde afstormen en hem onder kussen en complimentjes bedelven. De rede moet hem in toom houden.
Phaedrus: Dus het eervolle paard gehoorzaamt uit vrije wil en het begerende paard wordt gedwongen?
Socrates: In het begin wel. Maar zodra hij naar de rede begint te luisteren, ontdekt het begerende paard dat hij pas waarlijk vrij is als hij gehoorzaamt.
Phaedrus: Dat snap ik niet.
Socrates: Eerst was het begerende paard slaaf van zijn eigen verlangens. Maar nu is hij vrij om de rede te volgen.
Phaedrus: Dus een vrije ziel laat zich uit vrije wil leiden door de rede?
Socrates: Precies. Zelfs als je verliefd bent, ben je vrij om jezelf onder controle te houden.
(vrij naar Phaedrus van Plato)
4. Gedachte-experiment: Willen wat je niet kunt willen
Wetenschap toetst met experimenten de feiten, filosofie toetst met experimenten het denken.
Stel je voor!
Hoe zou het zijn om een vleermuis te zijn? Die vraag stelde de Amerikaanse filosoof Thomas Nagel (1937) in het beroemd geworden artikel ‘What is it like to be a bat?’ uit 1974. Kunnen we ons voorstellen hoe het is om een vleermuis te zijn? Voor kinderen is dat niet zo’n probleem. Die stellen zich met het grootste gemak voor hoe het is om een poes, een spin of een vleermuis te zijn. Het succes van verhalen over Minoes, Spiderman of Batman danken we vooral aan ons voorstellingsvermogen. We verplaatsen ons even in een ander wezen of een andere wereld. Kinderen houden het niet bij deze voorstelling. Ze wíllen Batman zijn! En terwijl ze met cape en masker van de bank naar de tafel springen zijn ze het ook.
Maar stel de vraag nu nog eens. Hoe is het om een vleermuis te zijn? Kun je je dit voorstellen? De vleermuis staat nogal anders in het leven dan wij. Maar we weten wel veel over vleermuizen. Bijvoorbeeld hoe ze via sonar en echolocatie hun plaats bepalen in de ruimte en deze ruimte ervaren. Hoe ze vliegen, hoe ze eten. Maar hoeveel we ook weten van een ander wezen, we kunnen natuurlijk nooit weten hoe het is om dat andere wezen te zijn zonder dat we in die voorstelling ook nog onszelf zijn. En dus kunnen we ons strikt genomen niet voorstellen hoe het is om een vleermuis te zijn. Als we ons voorstellen hoe het is om je een ruimte voor te stellen via sonar, dan zien we simpelweg niets waar we ons in kunnen verplaatsen.
Betekent dit dan ook dat je niet kunt weten hoe het is om een ander mens te zijn? En kun je eigenlijk wel een ander willen zijn?
Echt?!
Kunnen we ons echt niets voorstellen bij hoe het is om een vleermuis te zijn? Laat staan hoe het is om een ander mens te zijn? Natuurlijk wel – als voorstelling. Maar daar gaat het Nagel niet om. Hij wilde laten zien dat bewustzijn iets is dat hoort bij de ervaring te weten hoe het is om te zijn zoals je bent. Toch heeft het gedachte-experiment gevolgen voor ons idee van willen. Kan ik bijvoorbeeld wel zeggen dat als ik alzheimer krijg ik niet langer wil leven? Welke ik wil dan niet meer leven? What is it like to have Alzheimer’s?
5. Close reading: Schopenhauer over de vrije wil
Filosofie is ook makkelijker als je leest. Goed leest. Filosofische bronteksten zijn niet altijd even makkelijk te begrijpen. Daarom helpen we je in een close reading op weg met extra context en commentaar bij deze tekst van Arthur Schopenhauer over de vrije wil.
Vóór alles moeten we het misverstand zien te vermijden dat het handelen van de afzonderlijke, concrete mens niet aan noodzaak onderhevig is, 1 dat wil zeggen dat de macht van motieven minder dwingend is dan de macht van de oorzaken of het volgen van de conclusie uit de premissen. De vrijheid van de wil als ding-op-zichzelf 2 gaat niet direct over op zijn verschijning, zelfs daar niet waar hij zijn hoogste niveau van zichtbaarheid bereikt, namelijk in het met rede begiftigde dier met een individueel karakter, dat wil zeggen de mens. Deze is nooit vrij, ofschoon hij de verschijning is van een vrije wil; want juist van diens vrije willen is hij de verschijning die van begin af aan gedetermineerd is 3. Doordat de mens de vorm aanneemt van al wat object is, namelijk de wet van de toereikende grond, versnippert hij weliswaar de eenheid van die wil in een veelheid van handelingen, maar aangezien de eenheid van dat willen buiten de tijd ligt, manifesteert die veelheid zich met de wetmatigheid van een natuurkracht. Maar omdat het niettemin dit vrije willen is, dat in de mens en in heel zijn doen en laten zichtbaar wordt, en zich hiertoe verhoudt als het begrip tot zijn definitie, moet ook elke afzonderlijke daad van hem aan de vrije wil worden toegeschreven, en maakt deze zich dan ook direct als zodanig kenbaar aan het bewustzijn. Daarom houdt, zoals we in het tweede boek hebben gezien, eenieder zich a priori (dat wil in dit verband zeggen op grond van zijn oorspronkelijk gevoel) ook wat betreft zijn afzonderlijke handelingen voor vrij, in die zin dat in elk gegeven geval elke handeling voor hem mogelijk is; en pas a posteriori 4, op grond van ervaring en het nadenken over de ervaring, ziet hij in dat zijn handelen volstrekt noodzakelijk voortvloeit uit de samenkomst van het karakter en de motieven.
Uit: De wereld als wil en voorstelling, Arthur Schopenhauer, vert. Hans Driessen, Wereldbibliotheek, 2012
- De Duitse filosoof Arthur Schopenhauer (1788-1860) staat bekend om zijn pessimistische manier van denken. Volgens Schopenhauer zijn veel mensen er ten onrechte van overtuigd dat ze een vrije wil hebben. Ik kan immers doen wat ik wil. Schopenhauer antwoordt dat je misschien wel kunt doen wat je wilt, maar dat je niet kunt wíllen wat je wilt. Wat je wilt is altijd van tevoren bepaald door je karakter en je motieven, die ook weer van tevoren bepaald zijn. De mens is in die zin net een biljartbal: als hij geraakt wordt, rolt hij noodzakelijkerwijs een bepaalde kant op.
- Schopenhauer was sterk geïnspireerd door de Duitse filosoof Immanuel Kant (1724-1804). Kant maakte een onderscheid tussen de wereld der verschijningen en het ding-op-zichzelf (Ding an sich). De wereld der verschijningen is de empirische wereld die we kunnen waarnemen. Alles wat we zien, de mens incluis, bestaat in tijd en ruimte en is onderhevig aan de wet van oorzaak en gevolg. Het ding-op-zichzelf verwijst naar de échte wereld, die we volgens Kant nooit kunnen kennen. Maar Schopenhauer beweerde dat hij wel wist wat dit ding-op-zichzelf was: de wil. Deze wil, of oerdrift, is onkenbaar, blind, irrationeel en ontegenzeggelijk vrij.
- Volgens Schopenhauer manifesteert de blinde, vrije wil zich in de objecten van de wereld der verschijningen. Alles, ook de mens, is daarom doordrongen van een irrationele oerdrift om voort te bestaan. Maar omdat we ons in de wereld der verschijningen bevinden, blijven we onderhevig aan de wet van oorzaak en gevolg. Daarom zijn wij mensen niet vrij, maar van het begin af aan gedetermineerd.
- Waarom hebben we dan toch het gevoel dat we vrij zijn? Volgens Schopenhauer komt dit precies doordat de mens een manifestatie van de vrije wil is. Voordat hij iets ervaart (a priori), heeft hij daarom het gevoel vrij te zijn. Maar als hij zijn ervaringen achteraf bestudeert (a posteriori), komt hij erachter dat alles wat hij wil en doet al van tevoren bepaald is.