1. Inleiding: ‘Het recht op rechten’
Recht is makkelijker als je denkt. Tenzij je krom denkt natuurlijk! Om op gang te komen hier een kleine inleiding in de filosofie van het recht.
‘Regels zijn regels’ was ooit de lijfspreuk van een minister van Vreemdelingenzaken en Integratie die als missie had om zo min mogelijk mensen het recht op een verblijf in ons land te verlenen. En wie kan ertegen zijn als een minister gewoon naar het wetboek wijst en de regels volgt die we samen hebben bedacht? Regels spreken toch voor zich? Nou, nee. ‘De wet schiet altijd tekort,’ schreef de Duitse filosoof Hans Georg Gadamer (1900-2002), ‘niet omdat er iets aan de wet mankeert, maar omdat in vergelijking met de orde die de wet voor ogen heeft de menselijke werkelijkheid noodzakelijk onvolkomen is en daarom geen eenvoudige toepassing van de wet toestaat.’ Rechten en plichten moeten worden gehandhaafd in een praktijk die nooit zo overzichtelijk wordt als de theorie. Deze tekortkoming is misschien wel de belangrijkste bron voor het denken over rechten. Want waar kunnen we onze rechten op baseren als geen theorie volledig matcht met de praktijk?
Veel filosofen hebben hun tanden op deze vraag stukgebeten. Van de oude Grieken tot aan de moderne tijd zijn er pogingen gedaan om zoiets als een natuurrecht te formuleren: rechten die kunnen worden afgeleid uit de kosmologische natuur, de goddelijke natuur of onze innerlijke natuur. Maar ja, de kosmos verbergt een hoop geheimen, niet iedereen gelooft in God, en de menselijk natuur kan heel onredelijk uit de hoek komen.
Even tussendoor… Meer lezen over rechtvaardigheid? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
John Stuart Mill (1806-1873) bedacht daarom maar iets eenvoudigers: alles mag, tenzij… ‘Het enige wat de mensheid het recht geeft om individueel of collectief in te grijpen in de vrijheid van een mens is dat niemand door die vrijheid schade wordt toegebracht.’ Dat lijkt vrij eenvoudig, maar wie bepaalt wat schadelijk is?
Immanuel Kant (1724-1804) sprak liever van plichten. Want als de een zijn plichten nakomt, krijgt de ander waar hij recht op heeft. Ook dieren en zelfs planten kunnen op deze manier rechten verkrijgen, zonder dat we in de ingewikkelde redeneringen verstrikt raken waarbij een bioloog moet bewijzen dat een niet-menselijk ‘rechtspersoon’ pijn kan lijden. Kant bedacht de categorische imperatief: ‘Handel zo dat je kunt willen dat de stelregel van je handeling een algemeen geldende wet zou worden.’ Dieren pijn doen? Dat kun je niet willen! Of is in een oorlog alle geweld geoorloofd? Dat kun je niet willen!
Maar als rechten alleen gelden voor hen die de rechten samen afspraken, hoe verkrijgen andere mensen, dieren of dingen dan hun recht? Misschien wel doordat er, volgens Hannah Arendt (1906-1975), ook zoiets bestaat als ‘het recht op rechten’.
Volg je het nog? Recht is makkelijker als je denkt. (Tenzij je krom denkt natuurlijk!) Probeer het maar.
2. Vragen stellen: Wat zijn mijn rechten?
De filosoof stelt vragen. Maar welke vragen stelt de filosoof dan? Oefen hier de vragende houding van de filosofie.
Volgens Socrates, Cicero en Montaigne is filosoferen niet alleen de kunst van het vragen, maar is filosoferen ook leren sterven. En daarmee is meteen veel gezegd over het soort vragen dat de filosoof stelt: wat komt er na de dood? Wat is leven? Vragen die vragen om een antwoord, terwijl je weet dat dat er niet is. De vraag van de filosoof laat zien dat we het leven nooit van buitenaf kunnen verklaren en dat we dus telkens onze wereld van binnenuit moeten bestuderen. Probeer nu eens met die houding deze vraag te stellen: Is een recht altijd een afspraak? (En welke vragen zijn er nog meer te bedenken?)
Is een recht altijd een afspraak?
Hebben dieren rechten? En planten, robots of de Noordzee?
Bestaan rechten los van plichten?
Zijn er rechten die we van nature hebben?
Hoe universeel zijn universele mensenrechten?
Heb ik nog rechten als ik alleen op een eiland woon?
Kunnen rechten zonder wetten?
Als een regel nooit gevolgd wordt, bestaat die regel dan eigenlijk wel?
Kunnen rechten zonder politiek?
Is het recht altijd rechtvaardig?
3. Dialoog: Letter of geest?
Filosofie is niet alleen makkelijker als je denkt, maar ook als je praat. Wie praat hoeft niet alles zelf te bedenken. Dat dacht ook Plato, die al zijn gedachten in dialoogvorm goot. Een kort gesprek over de letter van de wet tussen Socrates, Hippias en Protagoras, gebaseerd op de beroemde paradox van Protagoras.
Protagoras: Ik krijg nog collegegeld van je, Hip! Je bent inmiddels afgestudeerd. En de lessen recht en retorica die ik gaf zijn niet gratis.
Hippias: Ik hoefde pas te betalen zodra ik een zaak zou winnen.
Protagoras: Ja, maar dan moet je wel een zaak aannemen!
Hippias: Dat heb je er niet bij gezegd.
Protagoras: Schoft! Dat spreekt toch voor zich? Je moet de afspraak niet letterlijk nemen. Rechtspreken doe je naar de geest van de wet.
Socrates: Geestig geval dit.
Protagoras: Lach jij maar. Help me liever eens.
Socrates: Span dan een zaak aan.
Protagoras: Natuurlijk! Dank Socrates! Als ik win, moet Hippias betalen. En als ik verlies, wint Hippias de zaak, en dan moet hij dus ook betalen! Betaluh, pannekoek!
Hippias: Nee hoor. Ik win sowieso. Als ik win krijg ik gelijk en spreekt de rechter mij vrij van betaling. Als ik verlies heb ik nog steeds geen zaak gewonnen, en hoef ik je, volgens afspraak, niet te betalen.
Socrates: Hier gaan jullie zonder rechter niet uitkomen jongens.
4. Gedachte-experiment: De oorlog van allen tegen allen
Wetenschap toetst met experimenten de feiten, filosofie toetst met experimenten het denken.
Stel je voor!
Bestaan rechten van nature, of alleen binnen een samenleving? Om die vraag te beantwoorden onderzocht de Engelse filosoof Thomas Hobbes (1588-1679) hoe het leven eruit zou zien als er geen overheid of wetten zouden zijn om onze rechten te beschermen. Zijn beschrijving van deze zogeheten ‘natuurtoestand’ is niet bepaald rooskleurig. Volgens Hobbes zorgt de schaarste aan goederen ervoor dat we elkaar constant naar het leven staan. Of dat nu is om je eigen spullen te beschermen of de spullen van een ander te pakken. Dat mensen zowel qua lichamelijke kracht als qua denkvermogen in grote mate gelijk aan elkaar zijn, helpt ook niet echt mee. Met een sluw plan kan zelfs de zwakste onder ons immers de sterkste overmeesteren.
De natuurtoestand ontaardt volgens Hobbes daarom in een oorlog van allen tegen allen. In deze oorlog bestaat er geen recht of onrecht. Het enige recht dat we van nature hebben, is het recht onszelf te beschermen en in leven te houden, met alle middelen die we tot onze beschikking hebben. Of je een ander nu bedriegt, besteelt of vermoordt, zolang het jou helpt om in leven te blijven is het allemaal geoorloofd.
De enige manier om aan deze natuurtoestand te ontkomen, is als we collectief inzien dat deze situatie voor iedereen – onszelf incluis – nadelig is. Wanneer we er dus genoeg van hebben constant bang te moeten zijn dat een ander ons van vee, huis of leven berooft, gaan we ertoe over een verbond te sluiten. In dat verbond spreken we af dat we afzien van het recht om uit zelfbescherming de ander het leven of eigendom te ontnemen. Dat werkt natuurlijk alleen als iedereen zich eraan houdt. Daarom hebben we volgens Hobbes een soeverein nodig die wetten formuleert om ons en ons eigendom te beschermen, en ervoor zorgt dat die wetten ook nageleefd worden.
Echt?!
Hobbes kreeg veel kritiek op het pessimistische mensbeeld dat uit zijn natuurtoestand spreekt. Zouden we elkaar echt massaal uitmoorden als er geen wetten zijn om onze rechten te beschermen? Mensen die hem van ongegrond pessimisme beschuldigen moeten zichzelf volgens Hobbes de volgende vragen stellen: doe ik niet de deur op slot wanneer ik mijn huis verlaat? Bewaar ik mijn kostbare spullen niet op een veilige plek? Spreekt uit mijn handelingen niet een even groot wantrouwen jegens de medemens als uit de natuurtoestand van Hobbes? Hiermee roept Hobbes optimistische denkers op na te gaan of hun ideeën wel met hun feitelijke gedragingen overeenkomen.
5. Close reading: Hannah Arendt over recht
Filosofie is ook makkelijker als je leest. Goed leest. Filosofische bronteksten zijn niet altijd even makkelijk te begrijpen. Daarom helpen we je in een close reading op weg met extra context en commentaar bij deze tekst van Hannah Arendt over het recht.
De fundamentele beroving van mensenrechten 1 manifesteert zich eerst en vooral in de beroving van een plaats in de wereld, die opinies betekenisvol maakt en handelingen effectief 2. Wanneer het behoren tot de gemeenschap waarin men geboren is niet meer vanzelfsprekend is, en het niet-behoren niet langer een zaak van keuze, of wanneer iemand in een situatie gebracht wordt waarin de manier waarop hij door anderen behandeld wordt niet afhangt van wat hij doet of niet doet (tenzij hij een misdaad pleegt) – op zulke momenten staat iets op het spel dat veel fundamenteler is dan vrijheid en gerechtigheid, die rechten van burgers zijn. Het is dit extreme karakter, en niets anders, dat tekenend is voor de situatie van mensen die van hun mensenrechten beroofd zijn. Zij zijn beroofd, niet van hun recht op vrijheid, maar van hun recht op handelen: niet van het recht om te denken wat ze willen, maar van het recht op het uiten van hun mening. De weinige voorrechten, de vele ongerechtigheden, de zegeningen en vervloekingen worden hun toebedeeld op basis van toeval en zonder welk verband ook met wat ze doen, gedaan hebben of zouden kunnen doen.
Er bestaat een recht op het hebben van rechten 3 (en dat betekent op een leven in een kader waarin iemand op zijn daden en opinies beoordeeld wordt) en een recht op het behoren tot een of andere georganiseerde gemeenschap. Hiervan zijn we ons pas bewust geworden op het moment dat miljoenen mensen opdoken die deze rechten kwijtgeraakt waren en ze, gelet op de nieuwe mondiale politieke situatie, onmogelijk konden terugwinnen. Het probleem is dat deze ramp niet het gevolg was van een gebrek aan beschaving of een of andere vorm van achterlijkheid of tirannie; integendeel, deze ramp was onherstelbaar omdat er geen ‘onbeschaafd’ plekje op aarde meer over was, omdat we, of we het nu graag hebben of niet, werkelijk begonnen zijn te leven in een wereld 4. Alleen in een volledig georganiseerde mensheid kon het verlies van een thuis en een politieke status samenvallen met de verbanning uit de mensheid als zodanig.
Uit: Totalitarisme, Hannah Arendt, vert Remi Peeters en Dirk de Schutter, Boom, 2017.
- Volgens politiek denker Hannah Arendt (1906–1975) is de belofte van mensenrechten nu juist dat het onmogelijk zou moeten zijn iemand ervan te beroven. Het zijn rechten die we allemaal zouden hebben, niet op basis van nationaliteit, inkomen of klasse, maar op basis van het simpele feit dat we mensen zijn. Daardoor blijven mensenrechten volgens Arendt te abstract, want niemand is alleen mens. In de praktijk zijn mijn rechten altijd verbonden met het land waarin ik woon. Zo kun je alsnog van je mensenrechten beroofd worden: wie stateloos is, is ook rechteloos.
- Een plaats in de wereld is de voorwaarde voor een betekenisvol menselijk leven. Alleen in de context van een wereld zijn onze opinies betekenisvol en onze handelingen effectief. Zie noot (4) voor een uitgebreide uitleg van Arendts begrip ‘wereld’.
- Ieder mens heeft recht op rechten. Dat wil zeggen: iedereen heeft het recht onderdeel te zijn van een politieke gemeenschap, waarbinnen onze rechten gewaarborgd worden. Maar wie waarborgt dit recht op rechten? We kunnen zeggen dat het een recht is dat we van nature hebben, maar dan blijven we weer abstract. Volgens Arendt zijn wij als mensheid zelf verantwoordelijk voor de naleving van dit recht.
- Met ‘wereld’ bedoelt Arendt het geheel van menselijke maaksels. Denk aan huizen, snelwegen, riolen, smartphones, meubels, boeken of kleding. Maar ook aan instituties als de kerk, de democratie en het recht. De wereld is duurzamer dan het leven van een individu: een snelweg bestaat als het goed is langer dan degene die hem aanlegt. Door globalisering is de wereld zo alomvattend dat wie uit eruit verstoten wordt nergens meer een plaats heeft – verbannen is ‘uit de mensheid als zodanig’. Het recht op het hebben van rechten moet ons tegen die verbanning beschermen.