1. Inleiding: ‘Geluk is de grootste ambitie van de mens’
Filosofie is makkelijker als je denkt. Maar maakt denken ook gelukkiger? Een korte inleiding in de filosofie van het geluk.
Het zal niemand verbazen dat de vraag naar het geluk al minstens zo oud is als de filosofie en dat je al in de vroegste filosofische werken adviezen tegenkomt om gelukkiger te worden. Zo waarschuwde Plato (427-347 v.Chr.) al dat je je voor geluk beter niet afhankelijk van anderen kunt maken.
Dat geluk niemand onverschillig laat, drukte Aristoteles (384-322 v.Chr.) uit toen hij het geluk ‘de grootste ambitie van de mens’ noemde. Geluk, oftewel eudaimonia, schreef Aristoteles in zijn Ethica Nicomachea, is het enige doel in zichzelf. Alle andere activiteiten – vriendschappen onderhouden, een mooi boek lezen – doen we omwille hiervan. Aristoteles meende dat je het geluk op eigen kracht kunt bereiken. Het belangrijkst hiervoor is om een deugdzaam leven te leiden en de activiteiten te ondernemen waar je goed in bent.
‘Het is beter een ontevreden Socrates dan een tevreden zwijn te zijn’
Maar als het echt zo simpel is, waarom zijn we dan niet allemaal gelukkig? Geluk mag dan wel onze grootste ambitie zijn, we weten niet goed wat we nastreven. Het is, zoals dichter C.O. Jellema (1936-2003) beschreef, niet voor niets dat we geluk vooral op het zoete einde van een sprookje aantreffen: ‘… en ze leven nog lang en gelukkig.’ Maar, schreef Jellema, het is frappant dat niemand zich dat sprookjesgeluk echt kan voorstellen. Hooguit als een erg saaie bedoening; echt des levens lijkt het niet.
De Engelse jurist en filosoof Jeremy Bentham (1748-1832) dacht hier anders over. Hij vatte het geluk in een formule: ga pijn zo veel mogelijk uit de weg en jaag genot zo veel mogelijk na. Bentham werd met deze gedachte de grondlegger van het utilitarisme, een ethische stroming die meent dat het goede bestaat uit zo veel mogelijk geluk voor zo veel mogelijk mensen.
Toch kun je je afvragen of het streven naar geluk het geluk niet juist in de weg zit. Dit wordt ook wel de paradox van het geluk genoemd: wie graag gelukkig wil worden, wacht de malaise. Deze paradox is fraai beschreven door de Franse filosoof en wiskundige Blaise Pascal (1623-1662): ‘Al het ongeluk van mensen komt voort uit één ding: ze kunnen niet rustig stil blijven zitten in een kamer.’ En, voegde hij daaraan toe, ‘doordat wij ons altijd voorbereiden om gelukkig te worden, is het onvermijdelijk dat wij het nooit zijn’.
Geluk mag dan geen gemakkelijke ambitie zijn om te vervullen, wie er niet in slaagt kan nog altijd voor troost terecht bij de filosofie. Ook al was John Stuart Mill (1806-1873) er als utilitarist van overtuigd dat het goede leven draait om geluk, hij vond wijsheid blijkbaar het allerbelangrijkst. ‘Het is,’ schreef hij, ‘nog altijd beter een ontevreden Socrates dan een tevreden zwijn te zijn.’
2. Vragen stellen: ben ik gelukkig als ik denk dat ik gelukkig ben?
De filosoof stelt vragen. Maar welke vragen stelt de filosoof dan? Oefen hier de vragende houding van de filosofie.
Volgens Socrates, Cicero en Montaigne is filosoferen niet alleen de kunst van het vragen, maar is filosoferen ook leren sterven. En daarmee is meteen veel gezegd over het soort vragen dat de filosoof stelt: wat komt er na de dood? Wat is leven? Vragen die vragen om een antwoord, terwijl je weet dat dat er niet is. De vraag van de filosoof laat zien dat we het leven nooit van buitenaf kunnen verklaren en dat we dus telkens onze wereld van binnenuit moeten bestuderen. Probeer nu eens met die houding deze vraag te stellen: ben ik gelukkig als ik denk dat ik gelukkig ben? (En welke vragen zijn er nog meer te bedenken?)
Is geluk meetbaar?
Begint geluk als ongeluk eindigt?
Kun je gelukkig zijn, maar toch ontevreden?
Is geluk afwezigheid van pijn?
Zijn er verschillende soorten geluk?
Is geluk het tegenovergestelde van ongeluk?
Word je ooit gelukkig zolang je nog iets wilt?
3. Paradox: ‘Ook moraal is een kwestie van geluk’
Kun je denken dat je denkt zonder dat je denkt? Filosofie is moeilijker als je denkt in paradoxen. Door Barteld Kooi.
Kun je iemand iets kwalijk nemen waar diegene niets aan kan doen? Als ik niet kom opdagen op mijn werk, dan is dat natuurlijk niet goed, maar als ik niet kom opdagen omdat ik op weg naar mijn werk word aangereden en bewusteloos naar het ziekenhuis ben gebracht, dan kun je me dat moeilijk aanrekenen. Immanuel Kant vatte dit idee in de stelregel: als je ergens toe verplicht bent, dan moet je er ook toe in staat zijn. Oftewel: we kunnen alleen moreel verantwoordelijk gehouden worden voor datgene wat in onze macht ligt. Geluk (of pech) kan geen rol spelen in onze morele oordelen.
Wat in ons leven is slechts een kwestie van geluk? Hoe meer je daarover nadenkt, hoe meer een kwestie van geluk lijkt te zijn. Je bent waarschijnlijk geboren in Nederland. Daar kun je niks aan doen. Ook je ouders heb je niet uitgekozen, noch het jaar waarin je geboren bent. Vrijwel alle levensomstandigheden zijn buiten je macht. Als iemand opgroeit in een sekte, dan wijten we diens moreel verwerpelijke standpunten en handelingen aan indoctrinatie en houden we diegene daar niet moreel verantwoordelijk voor. Maar waarom zouden we onze eigen opvoeding niet de schuld geven van onze morele opvattingen? Wij zijn toch net zo goed het product van onze omstandigheden? Hoe kan ons eigenlijk iets kwalijk genomen worden?
Het probleem dat aan de ene kant geluk geen rol mag spelen in morele oordelen en dat aan de andere kant morele oordelen gaan over dingen die grotendeels een kwestie van geluk zijn, wordt door Bernard Williams en Thomas Nagel het probleem van moral luck genoemd. Er is nog geen goed antwoord op dit probleem.
Hoe gaat dit in de praktijk? In het strafrecht speelt geluk vaak wel een rol. Iemand die in een vlaag van woede iemand een klap verkoopt kan de pech hebben dat het slachtoffer daaraan overlijdt, of juist geluk hebben dat het slachtoffer er helemaal niets aan overhoudt. Bij de strafmaat kunnen een ongelukkige jeugd en andere bijzondere omstandigheden van de dader ook worden meegewogen. We kunnen er niet omheen dat geluk soms wel en soms niet een rol speelt in morele oordelen. Moeten we daarom Kants stelregel verwerpen? Moet je ergens toe in staat zijn als je ertoe verplicht wordt?
4. Gedachte-experiment: altijd gelukkig
Wetenschap toetst met experimenten de feiten, filosofie toetst met experimenten het denken.
Stel je voor!
Zou je je eigen leven opgeven voor het ultieme geluk? Vermoedelijk heeft iedereen weleens gedroomd van een shortcut naar een gelukkig bestaan. We verlangen naar een glansrijke carrière zonder het harde werk dat eraan voorafgaat, of naar een passievolle liefde zonder onzekerheden en jaloezie.
Even tussendoor… Elke week zelf leren denken met Filosofie Magazine? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
In zijn boek State, Anarchy and Utopia (1974) schetst de Joods-Amerikaanse filosoof Robert Nozick zo’n sluiproute in zijn gedachte-experiment ‘The Experience Machine’. Stel je voor, schrijft hij, dat er een machine bestaat die je hersenen zo kan manipuleren dat je achter elkaar geluksbelevingen ervaart. ‘Je zou denken en voelen dat je een geweldige roman aan het schrijven bent, of een heel goede vriend maakt, of een interessant boek aan het lezen bent.’ In werkelijkheid, schrijft Nozick, zou je ‘de hele tijd drijven in een tank, met elektroden aan je hersenen’. Nozick ondervangt het mogelijke bezwaar dat de machine je gewenste ervaringen niet zou kennen door te stellen dat bedrijven het leven van jou en vele anderen grondig hebben onderzocht. Bovendien vraagt hij om alle andere praktische bezwaren terzijde te schuiven. Zou je je dan aansluiten?
Volgens Nozick willen de meeste mensen dit niet. Meer nog dan een gelukkig leven verlangen we naar een authentiek leven. Hij noemt drie redenen waarom we terugschrikken voor zo’n geluksapparaat: 1) we willen dingen doen en niet alleen de ervaring hebben dat we ze doen; 2) we willen een persoon zijn en niet enkel een lichaam in een tank; en 3) we verkiezen de werkelijkheid boven een door de mens geschapen virtuele wereld. Met het experiment wilde Nozick het ongelijk van het hedonisme bewijzen, dat stelt dat geluk het enige is wat we moeten nastreven. Zelfs ons diepgewortelde verlangen naar geluk, stelt hij, kent uiteindelijk zijn grenzen.
Echt?!
‘The Experience Machine’ is een van de beroemdste gedachte-experimenten uit de filosofie en wordt door velen gezien als een ‘knock-out argument’. Het experiment laat veel mensen voelen dat het bestaan inderdaad om meer draait dan geluk. Toch blijft de vraag open of we in ons dagelijks leven de werkelijkheid wel altijd boven het snelle genot verkiezen. Zo beschrijft David Foster Wallace in zijn boek Infinite Jest (1996) een film die zo leuk is dat je je ogen niet meer kunt afwenden en je je er dus letterlijk dood mee amuseert. Deze film wordt vaak gezien als een variant van ‘The Experience Machine’, en doet denken aan de manier waarop we tegenwoordig vaak gekluisterd zijn aan onze laptop- en telefoonschermen. Waarderen we de werkelijkheid wel werkelijk meer dan het geluk?
5. Close reading: Schopenhauer over geluk
Filosofie is ook makkelijker als je leest. Goed leest. Filosofische bronteksten zijn niet altijd even makkelijk te begrijpen. Daarom helpen we je in een close reading op weg met extra context en commentaar bij deze tekst van Arthur Schopenhauer over geluk.
Ons bestaan rust op geen ander fundament dan op het heden dat voorbijgaat. Het neemt dus in wezen de vorm aan van voortdurende beweging*1, zonder dat de rust waarnaar wij voortdurend streven mogelijk is. Het lijkt op het lopen van een man die van een berg af rent, die zou vallen als hij probeerde stil te staan en die zich alleen op de been kan houden door verder te rennen – of op een stok die op een vingertop balanceert, of op een planeet, die zich in zijn zon zou storten als hij ophield onweerstaanbaar voort te wentelen. Het bestaan is dus getypeerd door onrust*2.
In een wereld als deze, waarin geen stabiliteit van welke aard ook, geen durende toestand mogelijk is, maar alles in ononderbroken werveling en wisseling is, waar alles ijlt, vliegt, en zich op het koord staande houdt door steeds een stap vooruit te doen en in beweging te blijven, daar kan men zich geluk niet eens voorstellen. Dat kan niet wonen in een wereld waarin alleen Plato’s ‘voortdurend worden en nooit zijn’ plaatsheeft. In de eerste plaats: niemand is gelukkig*3, maar iedereen zoekt zijn leven lang naar een vermeend geluk, dat hij maar zelden vindt, en ook dan valt het nog tegen; meestal echter loopt hij ten slotte als een wrak zonder masten de haven binnen. Ten tweede doet het er niet toe*4 of hij gelukkig of ongelukkig is geweest in een leven dat alleen heeft bestaan uit een heden zonder duur en dat nu afgelopen is.
Intussen is het verbazend hoe in de mensen‑ en dierenwereld die grote, veelsoortige, ononderbroken beweging aan de gang wordt gebracht en gehouden door twee heel eenvoudige drijfveren: de honger en de geslachtsdrift, die alleen door de verveling een handje worden geholpen, en dat deze in staat zijn het primum mobile*5 te leveren van de gecompliceerde machine die die bonte poppenkast gaande houdt*6.
Uit: Arthur Schopenhauer, Er is geen vrouw die deugt, vert. Wim Raven, De Arbeiderspers, 2016.
- De Duitse filosoof Arthur Schopenhauer (1788-1860) was een uitgesproken pessimistische denker. In zijn hoofdwerk De wereld als wil en voorstelling werkt hij een wereldbeeld uit waarin de wil een allesbepalende rol speelt. De wil is in Schopenhauers filosofie een irrationele oerkracht die aan de wereld ten grondslag ligt en alle dingen voortdurend voortdrijft.
- Ook de mens wordt volgens Schopenhauer volledig bepaald door de wil. Dat zie je bijvoorbeeld aan het feit dat de mens altijd ergens naar verlangt: hij wil eten, hij wil slapen, hij wil een nieuwe telefoon. Zolang dat verlangen niet bevredigd is, heeft de mens verdriet, omdat hij iets mist. En wanneer hij wel krijgt wat hij wenst, is hij verveeld omdat hij niets meer heeft om naar te streven. De mens leeft in een constante staat van onrust, afwisselend veroorzaakt door verdriet en verveling.
- Geluk betekent voor Schopenhauer rust: dat je niet meer voortgejaagd wordt door de wil. Maar dat is onmogelijk, zoals hij hier concludeert. Al doe je nog zo je best om je verlangens uit te schakelen, op een gegeven moment krijg je honger of moet je plassen. Er valt niet te ontsnappen aan de wil, en dus ook niet aan de onrust en het ongeluk.
- Schopenhauer beschouwt het menselijk leven niet alleen als ongelukkig, maar ook als betekenisloos. De wil is namelijk doelloos; het is niet de wil van een god die de wereld regeert of van de geschiedenis op weg naar haar bestemming, maar een blind streven. Bovendien zul je eens sterven en dan doet het er allemaal niet meer toe wat er in je leven is gebeurd.
- Primum mobile = eerste beweegkracht
- In deze inktzwarte tekst ontbreekt iets wat Schopenhauer op andere plaatsen wel uitwerkt. Over het geheel genomen is het menselijk leven ongelukkig, maar er zijn volgens Schopenhauer wel korte momenten van geluk mogelijk, onder andere wanneer je van kunst geniet. Wie bijvoorbeeld naar mooie muziek luistert, gaat op in wat hij hoort. Hij verdwijnt in de muziek en vergeet zijn verlangens. Voor even komt de mens tot rust, tot het muziekstuk afgelopen is.