Home Filosofie en beeld: Schelpen zoeken

Filosofie en beeld: Schelpen zoeken

Door Mariëtte Willemsen op 09 september 2015

Filosofie en beeld: Schelpen zoeken
Cover van 03-2015
03-2015 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

‘Felix en Sofie’ heet het filosofisch café dat in 1999 werd opgericht en maandelijks bijeenkomsten organiseert in Amsterdam. De naam is goed gevonden: geluk en wijsheid, een twee-eiige tweeling in het land van de wijsbegeerte. Wijsheid treedt weliswaar meer op de voorgrond, en de filosofie ontleent er haar naam aan, maar geluk is telkens het achterliggende of onderliggende ideaal.


 
De etymologie van geluk stuurt ons alle kanten op, soms richting toeval (denk aan het Engelse ‘luck’, en aan een uitdrukking als ‘op goed geluk’), soms richting succes (denk aan ‘gelukt’, en aan het Griekse ‘Eudaimonia’ in de interpretatie van Aristoteles). Bij filosofen vinden we veel oneliners over geluk, met name bij Stoïcijnen als Epictetus en Marcus Aurelius, die ons telkens voorhouden dat we het geluk dicht bij huis moeten zoeken, namelijk bij en in onszelf.

Anders dan bij veel andere filosofische concepten, lijkt geluk weinig baat te hebben bij omslachtige analyses, vandaar het strooien met oneliners. En wellicht is geluk, zoals John Stuart Mill betoogde, een intrinsieke waarde, dat waarnaar we uiteindelijk verlangen, en daarom niet te motiveren door een volgend verhaal. Geluk is het eerste en laatste woord van elke moraal. Maar toch, wat is geluk? Is het genoeg om, weer met Mill, te zeggen dat het zoiets is als (hoger) genot, en de afwezigheid van pijn?
 
Beeldend kunstenaar en kinderboekenschrijver Christina Valckx publiceerde in 2008 ‘Otto spaart schelpen’. Ze kreeg er in 2009 een prijs voor (‘Vlag en Wimpel’). Het is een prentenboek in de afdeling filosofie en literatuur, omdat het laat zien waarin geluk bestaat. Valckx vertelt in simpele zinnen en aandoenlijke tekeningen het verhaal van Otto, de eend. Otto spaart schelpen.
 
De tekeningen ontroeren omdat ze telkens in volle eenvoud de emoties laten zien die in het dagelijkse leven aan de orde zijn, zoals de trots om een verzameling. Er is veel te zeggen over een emotie als trots. Wanneer is die gepast? Hoe uit zich die precies? Valckx’ tekening treft de kern: ‘kijk eens wat een fijn rijtje schelpen, wat heb ik die mooi bij elkaar gezocht!’
 
De teleurstelling is groot als blijkt dat Otto’s vrienden zijn schelpenverzameling saai vinden – het zijn namelijk uitsluitend zoetwatermosselen, allemaal hetzelfde. Dat Otto een verzameling van ogenschijnlijk dezelfde schelpen heeft, neemt de lezer al voor hem in, want die schelpen zijn natuurlijk helemaal niet hetzelfde. Het is een gebrek van de taal of eerder nog van ons die behoefte hebben aan generalisaties, dat we niet voor elke mosselschelp een eigen woord hebben. Maar dat blijkt niet het punt van het boek. Wat er gebeurt is dat Otto, teleurgesteld vanwege de kritiek op zijn verzameling, bozig op zoek gaat naar een ander soort schelp. Hij vindt na een tijdje een prachtige, glanzende schelp. Maar, o ergernis, deze schelp blijkt een slakkenhuis, en de inwonende waterslak is kwaad dat hij bij zijn gezin is weggerukt. Maar dan komt de ommekeer. Als Otto de slak terugbrengt naar zijn familie blijkt dat er zeven kinderen zijn die ruziemaken om mosselschelpen. Ze slapen graag in die mosselschelpen, maar er zijn er niet genoeg. Blij dat hij kan helpen haalt Otto een deel van zijn verzameling, tot grote vreugde van de waterslakjes die Otto dankbaar knuffelen, om daarna in slaap te vallen.
 
Dan komt het geluk. We zien Otto zwemmend in beeld. De tekst luidt:
 
Otto zwemt rustig weer naar huis
Het meer schittert in de avondzon en hij voelt zich gelukkig.
 
Het naar huis gaan, naar zijn vrienden, na een betekenisvol avontuur, waarin strijd is geleverd en waarin Otto iets heeft kunnen geven, maakt gelukkig.
 
Maar dat is nog niet het hele verhaal. Als Otto thuis is vertelt hij wat hij heeft meegemaakt aan zijn vrienden, de muis Dinie en de vogel Binkie:
 
‘Je had ze moeten zien,’ vertelt Otto, ‘die waterslakjes waren zo blij!’
 
Binkie vraagt of hij misschien ook iets aan de slakjes kan geven: bladeren, om als deken te gebruiken. Zou dat een goed idee zijn? Otto antwoordt, en daarmee eindigt het boek:
 
‘Ik weet het niet,’ […]. ‘Ik zal het morgen aan ze vragen’.
 
De tekening die deze tekst vergezelt toont Otto, gezeten tussen zijn vrienden. We zien ze op de rug. Ze zitten op een vlonder bij hun huis en kijken uit over het water waarop de ondergaande zon haar laatste licht werpt.
 
In een analyse van geluk, voor wie toch een extra onderschrift nodig heeft bij het boek van Valckx, zullen we de Stoïcijnen moeten aanvullen. Otto is gelukkig als hij alleen naar huis zwemt, maar zijn geluk is pas volmaakt als hij zijn vrienden deelgenoot kan maken van zijn lotgevallen. Zijn geluk vooronderstelt een geschiedenis van teleurstelling, bozigheid en volhouden, maar het is de mijmerende gedachte aan de toekomst, dat hij morgen weer naar de slakjes kan en dat er een vervolg mogelijk is, die het geluk intensiveert.