Slaap wordt vaak gezien als een natuurlijke toestand. Maar volgens antropoloog Sjaak van der Geest zijn onze slaapgewoontes in hoge mate cultureel bepaald. In het licht van zijn onderzoek naar slaapgewoontes in Ghana verliest onze westerse slaapcultuur haar vanzelfsprekendheid.
Op een avond ontmoette ik twee Ghanese vrienden in de kamer van een van hen. De kamer was een opslagplaats van paperassen, boeken, tijdschriften, ordners, computerschijven, servies, toiletartikelen, koffers, dozen, oude printers, een kopieerapparaat, een desktopcomputer en veel stof. Een gordijn deelde de kamer in tweeën. Achter het gordijn stond een tweepersoonsbed. Ik zag twee paar voeten onbeweeglijk
onder het gordijn uitsteken. Twee broers van ongeveer veertien en zestien jaar oud lagen plat op hun buik in hun gewone kleren te slapen. Ze waren niet bedekt door een laken of kleed. Hun voeten waren behoorlijk vuil. Ons luide gesprek stoorde hen blijkbaar niet.
In het jargon van de moderne slaappsychologie leek de ‘slaaphygiëne’ van deze jongens zeer beperkt. Onder ‘slaaphygiëne’ wordt verstaan: het treffen van maatregelen die een gezonde slaap mogelijk maken, zoals een rustig slaapvertrek, regelmatige bedtijden, het vermijden van slaap overdag, bescherming tegen muskieten en een schone slaapomgeving (cf. Spielman & Glovinsky 1993). De slaapomgeving van de jongens verschilde echter nauwelijks van die van hun leven overdag; hun kleding, het lawaai, de kamer en het licht waren allemaal vergelijkbaar. Er was praktisch geen overgang geweest van wakker zijn naar slapen. Toch waren de jongens in diepe slaap. Hoe konden ze in die omstandigheden zo ongestoord slapen?
Culturele activiteit
Bovenstaande observatie noteerde ik tijdens mijn onderzoek in een dorp van vijf- à zesduizend inwoners in Kwahu, een streek in het zuiden van Ghana. Het onderzoek ging hoofdzakelijk over ervaringen van oud worden en zorg voor ouderen. Maar daarnaast werd mijn aandacht getrokken door talloze andere facetten van het dagelijks leven, zoals slaapgewoontes.
De ‘activiteit’ van het slapen heeft nooit veel aandacht gekregen van antropologen. De privacy van bed en slaapkamer is een voor de hand liggende verklaring voor die afwezigheid in etnografische beschrijvingen. Activiteiten in bed lenen zich niet gemakkelijk voor antropologisch onderzoek dat vooral bestaat uit participerende observatie. Als antropologen de slaap van andere mensen kunnen observeren, zijn dat bijna per definitie situaties waar ook hun eigen privacy mee verknoopt is, een begrijpelijke reden om die ervaringen buiten hun gepubliceerde werk te houden. Privé-dagboeken van antropologen bevatten waarschijnlijk meer informatie over slapen en niet-slapen.
Een tweede reden voor het verwaarlozen van de slaap is waarschijnlijk dat die toestand als irrelevant werd (of wordt) beschouwd in de antropologie. Slapen wordt vaak gezien als een nietcultureel fenomeen. Gedurende de slaap is iemand ‘weg van de wereld’, los van zijn context en buiten bewustzijn. Hij ziet hooguit wat dromen die hij waarschijnlijk binnen een paar uur weer vergeten is. Toch zijn onze slaapgewoontes in hoge mate cultureel bepaald.
Ik heb vele nachten in Kwahu doorgebracht. In 1971 huurde ik met een Ghanese vriend en medeonderzoeker een kamer in het huis van een familie in het dorp om onderzoek te doen naar conflicten binnen families. We sliepen samen ongeveer drie maanden op een grasmatras. Anderhalf jaar later keerde ik terug naar dezelfde kamer en hetzelfde bed voor onderzoek naar seksuele relaties en anticonceptie. Mijn interesse naar gedrag in de slaapkamer groeide.
In dit essay concentreer ik me op de Ghanese slaapmethodes om zo een ‘andere’ wereld te laten zien. Daarmee verliest onze eigen wereld zijn vanzelfsprekendheid. Het zet ons aan tot denken over onszelf, een van de voornaamste doelen van de antropologie.
Slaapgewoonten
Ik ontleen mijn inzichten vooral aan gesprekken met een paar vrienden die het geen probleem vonden om over hun slaapgewoonten te vertellen. Ik zal uitgebreid citeren uit een gesprek dat ik had met twee vrienden, A en B. Ik voeg gesprekken met anderen en mijn eigen ervaringen daaraan toe. Ik heb ook enkele foto’s van mensen in bed gemaakt. Dat kon natuurlijk alleen bij een paar goede vrienden.
Reacties op mijn fotografie droegen bij aan mijn inzicht in slaapgewoontes. Toen ik een oude dame bezocht die ook een goede vriendin van me was, ontving ze me in haar kamer met een prachtig traditioneel ijzeren bed. Na ons gesprek vroeg ik haar of ik een foto van haar mocht maken terwijl zij op het bed lag. Ze stemde bereidwillig toe en vroeg: ‘Wil je dat ik ga liggen als een dode?’ Ze nam aan dat ik haar dood op bed wilde zien omdat alleen opgebaarde dode mensen in bed worden gefotografeerd. Het idee dat ik wilde dat ze ‘sliep’ voor mijn foto was niet bij haar opgekomen. Maar toen ik het doel van mijn foto uitlegde, maakte ze geen bezwaar en ging ze
‘slapen’ (foto 1).
Ghanese slaapmethodes laten ons een ‘andere’ wereld zien
Foto 1
De meeste mensen in Kwahu slapen in een houten tweepersoonsbed met een schuimmatras, deken, laken, slaapkleed en kussen. De deken wordt meestal onder het laken gelegd. Kinderen slapen vaak op een mat op de grond of bij hun moeder in bed. Voordat het houten bed populair werd, was het ijzeren bed het meest prestigieuze type bed. Zowel aan het hoofd- als voeteneinde had het een hoog frame. Boven het bed hingen rails die gebruikt konden worden voor een gordijn of om kleding aan op te hangen. Vandaag de dag wordt het ijzeren bed – soms verguld – nog steeds tijdens begrafenissen gebruikt om het lichaam van
de opgebaarde overledene aan de bezoekers te tonen. Arme mensen die tijdens hun leven nog nooit in zo’n bed hebben geslapen, krijgen tijdens hun begrafenis alsnog die kans, al is het post mortem. Dat is om hen belangrijk en welgesteld te laten lijken, legde een van mijn vrienden uit.
Slaapplaatsen
De brede toepasbaarheid van het begrip ‘familie’ in Kwahu komt tot uiting in de plaatsen waar mensen slapen. Ruim een halve eeuw geleden woonden man en vrouw vaak in verschillende huizen, elk bij zijn/haar eigen – matrilineaire – familieleden. De vrouw bezocht haar man ’s nachts in zijn ouderlijk huis en vertrok ‘s morgens vroeg weer naar haar eigen huis. Kleine kinderen sliepen (en doen dat nog steeds) bij hun moeder in hetzelfde bed (foto 2). Tot ze een jaar of tien zijn, slapen ze in de kamer van hun moeder op een matje en daarna (afhankelijk van de ruimte in huis) bij oudere broers en/of zussen op de kamer of in het huis van een ander familielid dat een kamer over heeft. Het toewijzen van kamers is een complex proces.
Foto 2
Wat mij het meest trof, is dat kinderen soms zomaar ergens anders sliepen, bij familie (in de brede betekenis van het woord) of bij vrienden elders in het dorp. Men nam dan eenvoudig aan dat het kind daar was blijven slapen. Die wisseling van slaapplek was spontaan en eenvoudig; het was niet nodig om een pyjama, schone kleren en een tandenborstel mee te nemen.
Samen slapen
A vertelde me:
‘Als kinderen sliepen we met onze moeder in dezelfde kamer. Ik was de jongste en had het voorrecht om met haar in hetzelfde bed te slapen tot ik de leeftijd van ongeveer tien jaar bereikte. Mijn broers en zus waren jaloers op me. Als mijn vader (die ergens anders verbleef) thuiskwam om te slapen, moest ik het bed uit en me bij mijn broers en zus op de grond voegen. Als mijn moeder naar bed kwam, sliep ik meestal al. ’s Avonds na het eten was er niets meer te doen en mijn moeder zei dan: “Als je je slaperig voelt, ga dan maar slapen.” Dat deed ik dan.’
Over de huidige tijd (hij heeft nu zijn eigen gezin) zegt A:
‘We hebben maar twee kamers in huis, dus als mijn drie dochters er zijn [ze zijn alle drie volwassen], deelt mijn vrouw ons bed met twee van hen en slaap ik met de ander. Dat is geen probleem [een vader die slaapt met zijn volwassen dochter]. Veel mensen doen het. Je kunt [als jongen] het bed ook delen met je zus, bijvoorbeeld als er veel bezoekers zijn of als je op reis bent, maar dat is niet permanent. Een ouder zal zijn/haar zoon nooit vertellen dat hij niet met zijn zus mag slapen omdat zij nu zestien is. Het zijn meestal de kinderen zelf die veranderingen initiëren als de relatie wijzigt. De normale gang van zaken is echter dat broers het bed delen met broers en zussen met zussen.’
In het gezin van B lieten de ouders hun dochter echter niet met haar broers in één kamer slapen: ‘Onze zus sliep altijd in de kamer van onze ouders.’ Een van de opvallendste verschillen met mijn eigen cultuur was dat slapen in Kwahu bijna altijd samen gebeurde. Weinig mensen sliepen alleen. Het belang dat Nederlandse ouders hechten aan een eigen kamer voor elk kind verbaasde of choqueerde mijn Kwahu-vrienden zelfs. Hoe kon je zo wreed zijn tegenover je kind!
Heimelijke seks
Als ouders en kinderen in dezelfde kamer slapen, wordt seks lastig. Ouders willen niet dat hun kinderen hen observeren terwijl ze ‘het doen’. Ze gebruiken verschillende technieken om dit te voorkomen. Ze maken zo weinig mogelijk geluid. Vaak maken ze een scheiding door een gordijn voor hun bed te hangen. Waar zelfs die privacy ontbreekt, wachten ze tot ze aan de ademhaling horen dat alle kinderen in diepe slaap zijn. Als het licht brandt, dimmen ze het. Omdat mensen gewend zijn met het licht aan te slapen is uitdoen geen optie; de kinderen zouden er juist wakker van worden.
Een vrouw met een kind die haar minnaar ontvangt, kan het kind om een boodschap sturen en seks hebben terwijl het kind weg is. Geen van de mensen die ik over dit onderwerp interviewde, kon zich herinneren ooit gemerkt te hebben dat hun ouders seks hadden, hoewel verhalen en grappen daarover in overvloed bestaan. Iemand vertelde me over een vriend die op heterdaad werd betrapt door zijn kind. Hij riep: ‘Papa, hou op met vechten met mama!’
Mijn Kwahu-vrienden vonden het wreed om een kind op een eigen kamer te laten slapen
Slaaphoudingen
Er lijken geen specifieke houdingen te zijn die over het algemeen de voorkeur hebben bij het slapen. Volgens mijn vrienden slaapt men in Kwahu in elke mogelijke houding. Overdag slapen mensen buiten de slaapkamer in elke denkbare positie (foto 3).
Foto 3
De juiste positie van het bed en van een man en vrouw die samen slapen staat echter vast, al wil dat allerminst zeggen dat iedereen zich daaraan houdt. Het bed moet met de rechterkant tegen de muur staan en de vrouw zou achter de man moeten slapen, bij de muur. ‘Het is vele jaren geleden dat ik achter een man lag,’ zei een oudere vrouw. De populaire verklaring voor die positie is dat de man zijn vrouw moet verdedigen in geval van gevaar. Een oudere man had nog een andere verklaring: als hij zich omdraaide om zijn vrouw vast te houden of aan te raken, zou hij automatisch zijn linkerhand gebruiken, wat volgens hem de juiste zou zijn om de liefde te bedrijven. De rechterhand is voorbehouden aan ‘schone’ handelingen zoals eten en groeten.
Slaaptijd en slaaprituelen
Kinderen spelen ‘s avonds buiten of maken ergens huiswerk. Als ze moe worden, komen ze thuis en vallen ze in slaap. Kleine kinderen vallen in slaap op iemands schoot en blijven daar liggen tot die persoon naar bed gaat (foto 4). Maar het kan ook gebeuren dat de moeder of een ander familielid het kind naar bed brengt en het daar achterlaat met het licht aan.
Foto 4
Kinderen beslissen zelf wanneer het tijd is om te slapen
‘Rituelen’, zoals een verhaaltje voorlezen voor het slapen gaan, bestaan niet. Kinderen beslissen grotendeels zelf wanneer het tijd is om te slapen. Een oud gezegde in Kwahu leert dat eten en slapen een kind nooit worden opgedrongen. Men kon kinderen zien spelen of buiten op straat zien lopen tot 10 uur ‘s avonds. De luide muziek uit bars en cinemashows (een video op een televisietoestel) verleiden kinderen om lang op te blijven. Sommige ouders klaagden over deze ontwikkeling maar ze ondernamen weinig om hun kinderen eerder in bed te krijgen. Voor de volwassenen is het gebruikelijk dat ze ergens tussen 10 uur ’s avonds en 6
uur ’s ochtend slapen. Sommigen staan zelfs om 5 uur op of vóór die tijd. A zei over zijn eigen slaappatroon:
‘Meestal ga ik ’s avonds tussen 10 en 11 uur slapen. Als ik om 8 uur naar bed zou gaan, zou ik rond middernacht wakker worden en het moeilijk vinden om weer in slaap te vallen. Normaal dood ik de tijd vóór het slapen met het kijken naar een potje dammen, iets op de televisie of met wat lezen. Overdag slaap ik wanneer ik me moe voel. Als ik bijvoorbeeld aan het werk ben op het land en moe word, ga ik in de schaduw van een boom zitten en doe ik een dutje van ongeveer 15 minuten. Daarna voel ik me weer fris en ga door met het werk. Ik slaap dan in een zittende positie.’
En B:
‘Toen ik nog werkte, nam ik een kleine pauze van ongeveer 30 minuten na het werk op kantoor. Als ik weer wakker werd, at ik en bleef op tot ongeveer 10.30. Nu ben ik met pensioen en de hele dag thuis zonder iets te doen. Ik kan nu slapen wanneer ik wil. Meestal neem ik ‘s ochtends een bad. ‘s Avonds was ik alleen mijn oksels voordat ik ga slapen. Als het erg warm is, spoel ik me ‘s avonds voor het slapen af. Het maakt niet uit of ik dan wel of niet met mijn vrouw slaap. De meeste vrouwen nemen twee keer per dag een bad. Ze hebben dat van jongs af aan geleerd, vanwege hun menstruatie.’
Slaapkleding
De mensen met wie ik over slapen sprak, waren het erover eens dat het niet nodig is om je om te kleden voor de nacht, zoals dat een universele gewoonte is in ‘het Westen’. Een 55-jarige vrouw zei dat ze tot haar vijftiende met haar kleren aan had geslapen en zich bedekte met een ‘sleeping cloth’. De volgende dag droeg ze dezelfde kleren, tenzij ze naar school moest en haar schooluniform aan moest. Ze sliep nooit in haar schooluniform. Vanaf haar zestiende kleedde ze zich voor het slapen uit, op haar ondergoed na, en trok een nachtjapon aan. Ze sliep nog steeds op deze manier, maar trok de nachtjapon uit als het heel heet was.
Twee andere vrouwen (66 en 78 jaar oud) hielden hun hoofddoek (aduku) op (foto 1) toen ze lieten zien hoe ze sliepen. Mijn vraag waarom een vrouw haar hoofd bedekt houdt tijdens het slapen leidde tot een lange discussie. De gewoonte was zozeer ingeburgerd dat de twee vrouwen het moeilijk vonden om redenen te noemen. Eén reden, ‘kou’, kon mij nauwelijks overtuigen. Een andere was om hun kapsel in vorm te houden. Maar vrouwen die ‘s nachts hun hoofddoek ophouden, dragen die overdag ook en zouden zich dus geen zorgen hoeven te maken over hun kapsel. Mijn interpretatie is dat de hoofdoek voor veel vrouwen een deel van
hun ‘bodily self’ is. Ze nemen zelfs hun bad met hoofddoek op (behalve wanneer ze hun haar wassen). Zoals een van hen zei, ze zou zich ‘naakt’ voelen zonder hoofddoek.
Het is niet nodig om je om te kleden voor de nacht, zoals in ‘het Westen’
Als een vrouw met haar man slaapt, gebruikt ze zijn ‘cloth’ om hen beiden te bedekken. Een mannen-cloth is groot (ongeveer 2,50 bij 2,30 meter). Als ze alleen slaapt, gebruikt ze haar eigen cloth (ongeveer 1,65 bij 1 meter). Mannen in Kwahu dragen zelden een pyjama. Een man zei dat hij een pyjama had maar zich daar ongemakkelijk in voelde. Hij dacht dat ‘hoger opgeleide’ mannen tegenwoordig wel een pyjama dragen. Hij droeg zelf geen speciale nachtkleding:
‘Gewoonlijk hebben we een ‘sleeping cloth’ om ons mee te bedekken. Dat is het. Ik trek alles aan wat me bevalt, bijvoorbeeld mijn broek en shirt. De laatste tijd heb ik het echter warm, dus ik slaap helemaal naakt, hoewel ze me geleerd hebben dat dit niet goed is. Als er ‘s nachts iets gebeurt, bijvoorbeeld een brand of een slang in je huis, kan je gedwongen worden om naakt het huis uit te rennen [hij lacht].’
Zoals ik al eerder schreef, slapen kinderen in de kleren die ze overdag dragen (foto 5). Als ze opstaan, kleden ze zich uit, nemen een bad en trekken dezelfde of andere kleren of hun schooluniform aan.
Foto 5
Slapen als cultuur
Slapen is een kunst, een lichaamstechniek – om een term van Marcel Mauss (1973) te gebruiken – die moet worden geleerd. Een ‘onslaapbare’ houding of situatie voor de ene persoon kan perfect ‘slaapbaar’ zijn voor een ander, zoals ook een ‘onhygiënische’ plaats voor de een schoon kan zijn voor de ander.
Mauss’ hield in 1934 een lezing voor psychologen over lichaamstechnieken. Hij betoogde dat het lichaam ons eerste en meest natuurlijke instrument is dat we leren hanteren door imitatie en opvoeding. Deze aangeleerde beheersing van ons lichaam wordt veelal beschouwd als ‘normaal’, ‘natuurlijk’, en zelfs als biologisch bepaald. Mauss laat aan de hand van talloze voorbeelden (zoals zwemmen, manieren van lopen, kijken, werpen, hurken, gebruik van de rechterhand, bevallen, en ook slapen) zien dat al die natuurlijke handelingen zijn aangeleerd en dus per cultuur of situatie kunnen verschillen.
Voor mij was een van de opvallendste aspecten aan het slapen in Kwahu de dunne grens tussen slapen en wakker zijn. Mensen voeren geen rituelen uit voor het slapengaan en veranderen nauwelijks hun omgeving om een goede nachtrust te krijgen. Slapen is in veel opzichten een voortzetting van de dag: mensen dragen dezelfde kleding, sluiten zich niet af van muziek of stemmen en laten het licht aan. Vroeger zouden mensen de vlam van de petroleumlantaarn omlaag draaien, maar nooit doven. Nu hebben ze speciale lampen die ze kunnen dimmen.
Mijn participerende observatie leerde me hoe anders mijn lichaam was opgeleid in de kunst van het slapen. Als ik sliep in Kwahu, hoorde ik constant het geluid van radio’s en van mensen die – soms midden in de nacht onder mijn raam – een luid gesprek voerden. Niemand anders leek zich daaraan te storen.
Mijn ‘slaaphygiëne’ zou mijn Ghanese vrienden wakker houden
Luidruchtige religieuze activiteiten waren vooral ‘s nachts populair. Rond 4 uur op zondagochtend hoorde ik vaak een man die luidkeels mensen aanspoorde om naar de kerk te komen. Niemand klaagde daarover. Op een nacht werd ik gewekt door een vreemd geluid dat klonk als gehuil van honden. Nieuwsgierig besloot ik uit te zoeken wat het was. Ik kleedde me aan en liep in de richting van het geluid. Het bleek uit de Presbyteriaanse kerk te komen waar een stuk of wat jongeren een gebedsbijeenkomst hielden. Toen ik arriveerde, waren ze bezig de duivel uit te drijven bij een meisje dat op de grond lag. Hun geschreeuw was bedoeld om de duivel weg te jagen. Nogmaals, ik denk dat ik de enige persoon in het dorp was die er niet van kon slapen.
Omgekeerd waren mijn Ghanese vrienden verbaasd over enkele van mijn slaapgewoontes. Een van de dingen die ze bijzonder vreemd vonden, was dat ik met open ramen sliep. ‘Gevaarlijk vanwege inbrekers’, volgens hen. Mijn ‘slaaphygiëne’ (frisse lucht) zou hen wakker houden (onveiligheid, ongemak).
Tot slot: de generaliserende toon van deze etnografische notities botst met mijn antropologische overtuiging dat mensen in alles van elkaar verschillen en dat onze observaties geen statistische algemeenheden opleveren. Ze zijn vooral een schets van de talloze variaties waarmee mensen vorm geven aan hun leven. Met deze ‘notities’ wil ik een beeld geven van de contingentie van alle – inclusief onze – sociale en culturele gewoontes, zelfs als het gaat om zoiets ‘biologisch-natuurlijks’ als slapen.
Slapen is geen cultureel niemandsland, geen irrelevante non-act voor antropologen (en filosofen) die geïnteresseerd zijn in het handelen, denken en voelen van mensen. Slapen is een culturele handeling.
Verantwoording
Dank aan de vele mensen in Kwahu die bereid waren (en daarvan genoten) om deze intieme gedachten en handelingen met mij te delen. Deze notities zijn een bewerking en inkorting van een eerdere Engelse publicatie over slapen (Van der Geest 2006). Zie ook een meer algemene beschouwing over de vele functies van het bed in onze en andere culturen (Van der Geest 2005). Enkele aanvullende relevante publicaties vanuit een cultureel en historisch perspectief op slapen zijn opgenomen in de onderstaande literatuurlijst.