Onder de titel ‘Denken bij dieren’ besteedde Wijsgerig Perspectief begin 1990 een themanummer aan dieren. Centraal stond de vraag of de mens model zou kunnen staan voor het dier wat betreft cognitieve vermogens. Als bewustzijn en taalvaardigheid ook in de dierenwereld aanwezig zijn, dan zou de klassieke ethologie moeten worden vervangen door een cognitieve ethologie. De auteurs van dit nummer verdedigden verschillende standpunten met betrekking tot overeenkomsten en verschillen tussen mens en dier op het punt van bewustzijn en taal. Bijna twintig jaar later is die omwenteling naar een cognitieve ethologie een feit. Een omwenteling die van meet af aan gepaard ging met een groeiende aandacht voor de relatie tussen mens en dier in disciplines van de filosofie als de ethiek, waarin de mens niet langer wordt voorgesteld als het vanzelfsprekende autonome centrum van de wereld. Aan het eind van de twintigste eeuw kwam er een interdisciplinair vakgebied op onder de naam animal studies dat – analoog aan onderzoek naar seksisme en racisme – vooronderstellingen analyseert en bekritiseert die getuigen van speciesisme, ofwel soortisme, waarbij andere diersoorten door de mens worden gediscrimineerd.
Dit artikel is exclusief voor abonnees