Home Denkbeeldige constructie

Denkbeeldige constructie

Door Wouter de Vries op 19 september 2019

Cover van 03-2019
03-2019 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

‘Voorwaar wanneermen dat over-wijde Vak der Zee, sichselven eenmaal geheel droog en van Water ledig geput, voor oogen of in gedachten brengd; soo moetmen verbaast staan over de verschrikkelijke grootte des dings. En op datwe dese bedenking met een sienelijk voorbeeld mochten ondersteunen, hebben wy hier den Aard-kloot, van tweederlei zijden aan te sien, afgeteekend; op datwe begrijpen mochten, onder wat Form-gedaante ons deselve sou voorkomen, byaldienmen dat Lichaam met een opslag der ooge, van alle Water ledig-geput quame te beschouwen.’

Lang voordat de mens de aarde als geheel kon beschouwen, kon hij zich de aarde verbeelden, zo blijkt ook uit bovenstaand citaat van (Bijbel) historicus Willem Goeree. In zijn Joodse Oudheden, ofte Voor-bereidselen op de Bijbelse Wijsheid (1690) zet hij een historische en natuurfilosofische – dat wil zeggen, natuurwetenschappelijke – context van de gebeurtenissen in het Oude Testament uiteen. Van het schoeisel van de Egyptenaren tot de schepping van de aarde: zaken die wij tegenwoordig tot de menselijke geschiedenis óf tot de geologische geschiedenis vinden behoren, zijn voor Goeree onderdeel van hetzelfde narratief.

Een van de grootste gebeurtenissen in deze geschiedenis is de zondvloed, die een dusdanige invloed heeft gehad op het gestel van de aarde dat Goeree spreekt van een eerste en een tweede aarde. Voor veel van zijn tijdgenoten was deze tweede aarde een vreselijk gedrocht, dat zich niet kon meten met de perfecte, gladde eerste aarde die door God geschapen was. Bergen en ravijnen waren niets meer dan de littekens die door de zondvloed op het eens perfecte gelaat van de planeet waren aangebracht.
Goerees visie op deze episode uit de Bijbelse geschiedenis resulteert in een krachtig beeld, dat inderdaad de indruk wekt naar de werkelijkheid getekend te zijn. De werking van deze afbeelding volgt voor een deel uit het perspectief. Met ‘een opslag der ooge’ zijn we in staat de gehele aarde te aanschouwen. Goerees claim is dat zien gelijkstaat aan begrijpen. Belangrijker nog is dat het perspectief onmiddellijk een totaaloverzicht geeft; welhaast zonder interventie van onze geest volgt het begrip uit het beeld.
Dit is een terugkerend thema in beelden van het buitenaardse of het onvoorstelbare, ook vandaag de dag. Juist in tijden van ruimtereizen en Marsmissies verlangen we naar een representatie van verre planeten, die ons kan doen indenken dat we daar werkelijk aanwezig zijn en ons deelgenoot kan maken van verre ontdekkingen. Op 10 april 2019 wist een team van astronomen een ‘foto’ te nemen van een zwart gat. Dat dit niet zozeer een foto betreft, maar eerder een digitale reconstructie van een verscheidenheid aan metingen – bovendien naar believen van de astronomen oranje ingekleurd – lijkt even van minder belang. Het publiek kon zich even getuige wanen van een anderszins onvoorstelbaar verschijnsel.
In het geval van de aarde van Goeree is de afbeelding bedoeld als een substituut voor de zintuiglijke waarneming. Zij heeft niet tot doel om niet-visuele kennis visueel te maken, nee, zij pretendeert een werkelijk beeld te geven van hoe de planeet zich aan ons vertoont als wij haar vanuit de ruimte zouden beschouwen.
De moderne kijker zal de aarde van Goeree misschien met een foto willen vergelijken, met als verschil dat niet een gevoelige plaat, maar een koperplaat het beeld produceert. Tegelijkertijd is deze ets denkbeeldig, terwijl een foto toch zeker echt is? Maar ook de fotografie biedt een gemedieerde indruk van het afgebeelde: altijd is een perspectief gekozen, nooit is het gelijk aan de indruk die wij als ooggetuige zouden hebben. In die zin is de aarde van Goeree net zozeer een construct als de foto van het zwarte gat: de wens om het onderzoeksobject aanschouwelijk te maken stuurt de productie van het beeld.
De prent van Goeree is een exercitie in de verbeeldingskracht. Tot de ruimtereizen van de twintigste eeuw had geen mens de aarde ooit vanuit dit perspectief gezien. Daar komt nog bij dat we de aarde ‘van water ontbloot’ zien, het afgebeelde is iets dat niet in werkelijkheid te zien zou zijn. Het roept vragen op over de epistemologie van het beeld: hoe produceert een afbeelding kennis, en wat is daarin de rol van onze zintuigen? Voor Goeree lijkt de waarheid van het beeld in ieder geval evident, terwijl hij zich terdege bewust is van het feit dat het een denkbeeldige constructie is.