Home Demografische getijden

Demografische getijden

Door Pieter Pekelharing op 10 maart 2021

Demografische getijden
Cover van 01-2021
01-2021 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

De toekomst wordt hoogstwaarschijnlijk grijzer, groener en minder wit. Pieter Pekelharing voorspelt dat de verschillen tussen de ene en de andere generatie af gaan nemen vanwege grote demografische veranderingen.

Je ouders, de sociale omgeving waarin je opgroeit, de economische klasse waar je uit komt, de hoogte van je opleiding, je huidskleur, sekse, seksuele voorkeur, talenten, nationaliteit: het zijn allemaal zaken die een stempel op je leven drukken. Sinds kort is daar een nieuwe factor bijgekomen: de generatie waartoe je behoort. Je kunt bijna geen weekblad of krant openslaan of er staat wel een artikel in over de verslechterende economische vooruitzichten van jongeren. Of het nu gaat om babyboomers (1946–1964), ‘generatie X’ (1965–1980), millennials (1981– 1996) of ‘generatie Z’ (1997–2012), we zijn sterker gaan beseffen dat de toekomst van deze of gene generatie er heel verschillend uit kan zien. Niet alleen is ‘generatie’ een begrip geworden dat sociologen of economen gebruiken om de ervaringen van een bepaalde groep te beschrijven, mensen vereenzelvigen zich tegenwoordig vaker met hun generatie. Ze herkennen zichzelf erin. We zijn sterker ‘generatiebewust’ geworden. Dat gaat natuurlijk niet voor iedereen op. De sociale en economische verschillen binnen een generatie kunnen enorm zijn. Klassenverschillen, etnische verschillen of genderverschillen lopen dwars door generatieverschillen heen: variëteit genoeg. Welk verschil het meest veelzeggend is, hangt van de omstandigheden en je vraagstelling af.

Het nieuwe precariaat

In dit stuk ligt de focus op generatieverschillen, met nadruk op de positie van millennials en de generaties erna. Neem de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in de laatste twintig jaar. Wie tegenwoordig een goede baan ambieert moet niet alleen één of meer studies hebben afgerond, maar ook meerdere talen spreken en een tijd onbetaalde stages hebben doorlopen. De competitie om goed betaalde banen is de laatste twintig jaar heftiger geworden. Met het gevolg dat degenen die de strijd verliezen genoegen moeten nemen met banen waarvoor ze overgekwalificeerd zijn. In feite is dat een vorm van verborgen werkeloosheid. Hoogopgeleide babyboomers profiteerden destijds meer van hun opleiding dan millennials of generatie-Z’ers nu.

In diezelfde twintig jaar is de studiefinanciering beknot en zijn de huren en prijzen van koopwoningen flink gestegen. Ouderen die het niet breed hebben worden de stad uitgejaagd, terwijl een disproportioneel aantal jongeren simpelweg de stad niet meer in komt, tenzij ze met een kleine, duurbetaalde woonruimte genoegen nemen. Vooral in steden waar goed betaalde banen zijn te vinden rijzen de huren en prijzen voor koopwoningen de pan uit. Ongeacht hun opleiding worden alle jongeren met de effecten van globalisering, outsourcing en het verdwijnen van banen naar lagelonenlanden geconfronteerd – een tendens die door de pandemie en de opkomst van telewerk nog eens versterkt wordt. Als je hier in Nederland dankzij het internet thuis kunt werken, kunnen ook mensen duizenden kilometers verderop voor diezelfde baan thuiswerken. Maar dan wel voor een beduidend lager loon.

Hoogopgeleiden baby-boomers profiteerden meer van hun opleiding dan millenials nu.

Hierdoor is de situatie van degenen die vanaf het eind van de jaren negentig de arbeidsmarkt opkwamen precairder geworden. Daar komt nog bij dat vanaf de jaren tachtig permanent door de overheid is bezuinigd. De kwaliteit van de publieke dienstverlening is navenant – met de toeslagenaffaire rond de kinderopvang als het meest schrijnende voorbeeld. Zelfredzaamheid is al jaren het devies. Wie daar niet in slaagt en in de bijstand komt, krijgt een lawine aan surveillance over zich heen, in ruil voor een inkomen dat volgens recent Nibud-onderzoek te laag is om van te leven. Jongeren wonen daardoor langer bij hun ouders, maken sneller schulden, nemen makkelijk genoegen met tijdelijke baantjes en zijn zelden in staat tijdens hun werkzame leven de nodige financiële buffers op te bouwen. Tot slot is het pensioen dat ze later verwachten – áls ze dat al verwachten – verhoudingsgewijs kleiner geworden. Ook arme ouderen worden flink door deze ontwikkelingen getroffen. Maar jongeren worden er eerder, harder en langduriger door geraakt.

Landelijke crises

Hoe de situatie is, verschilt van land tot land. Neem Spanje of Italië. Zelfs als jongeren hoog zijn opgeleid, een EU-paspoort bezitten en aan alle genoemde kwalificaties voor een goede baan voldoen, dan nog slagen ze er volgens het redactioneel van The Economist (16 april, 2020) ‘zelden of nooit in daar de vruchten van te plukken (…) Voor oudere generaties is een recessie een flinke hobbel die ze meestal zonder veel schade kunnen nemen. Maar jongeren uit zuidelijke landen lopen tegen een muur op. De jeugdwerkloosheid in Spanje en Italië is weliswaar iets teruggelopen, maar bedroeg vóór de Corona-uitbraak dertig procent. Deze crisis treft jongeren daardoor harder dan de crisis van 2008.’

Voor het Verenigd Koninkrijk schetst politicoloog Matthew Goodwin (2020) op de website Unherd eenzelfde contrast: ‘Anders dan mijn studenten werd ik in 1981 geboren. Ik ben een millennial (…). De generatie waar ik uit kom werd gevormd door de dominantie van de conservatieven en de komst van Tony Blair en New Labour. Die leken een nieuwe liberale tijdgeest in te luiden. Het was een periode van voortdurende economische groei. De werkloosheid daalde. Het universitair onderwijs werd verder uitgebreid. Er waren allerlei maatschappelijke problemen en uitdagingen, maar er leek niets ernstig mis te gaan tot de terroristische aanslagen van 9/11. Althans zo herinner ik het me (….). Mijn Zoomer-studenten worden volwassen onder heel andere condities. Ze krijgen te maken met economische neergang, met internationale crises en verdeeldheid zaaiende debatten over de “verliezers van de globalisering”. Ze leven in een tijd van wereldwijd opkomend populisme (…) Ze waren nog kinderen toen Lehman Brothers instortte en de Grote Recessie begon. Ze zaten op de lagere school tijdens de jaren van bezuinigingen, en op de middelbare school toen het land voor Brexit stemde: een referendum waaraan ze niet mochten deelnemen. En vandaag, nadat hun positie al verslechterd was door de Grote Recessie, studeren ze af en gaan ze aan de slag op het moment dat een wereldwijde pandemie de hele wereld overspoelt en de economie in een zoveelste financiële crisis is beland (…) Terwijl millennials zoals ik op de arbeidsmarkt kwamen toen de Grote Recessie toesloeg (…), staan Zoomers op het punt de arbeidsmarkt te betreden in een periode van recessie en lockdown tegelijk.’

Voor de Verenigde Staten geldt eenzelfde verhaal. Op de website van Bloomberg Opinion komt Rachel Rosenthal (2020) tot de volgende conclusie: ‘Voor tal van millennials betekende de Grote Recessie niet zozeer dat ze in groten getale werkloos werden, als wel dat ze werk aannamen dat onder hun niveau lag en in veel gevallen niet voltijds was. (…) Dit alles heeft een prijs. Terwijl tijdens de financiële crisis in de VS meer dan 30 miljoen banen verdwenen en $10 triljoen aan huishoudvermogen verloren ging, bereikte de som van het aantal inkomens dat in de laatste drie maanden van 2009 door gebrek aan werkgelegenheid verloren ging rond de $148 miljard (…). Hoe frustrerend het ook is voor hoogopgeleiden om onder hun niveau te werken, de zwaarst getroffenen zijn de laagstbetaalden en de laagopgeleiden, die na 2008 nooit echt een voet aan de grond kregen. Dat maakte hen extra kwetsbaar toen de pandemie uitbrak.’

Aanvullend schrijft Annie Lowrey (2020): ‘Miezerige lonen botsten op de stijgende kosten van levensonderhoud en een zware schuldenlast. In de jaren tachtig, negentig en een groot deel van de jaren 2000 stegen de kosten van het hoger onderwijs met 7 procent per jaar. Dat was veel sneller dan de totale inflatie, waardoor duizenden leners gemiddeld 33.000 dollar aan schulden hadden. Erger nog, het rendement van die onderwijsinvestering is dubieus gebleken. Dat geldt vooral voor zwarte millennials (…). Terwijl jongere Amerikanen worstelden om hun studieschuld af te betalen, zijn miljoenen vanwege woningtekorten en stijgende huizenprijzen ook buitengesloten geraakt van de vastgoedmarkt. Rijke babyboomers kochten de woningvoorraad op en maakten de bouw van nieuwe woningen onmogelijk. Millennials werden gedwongen te blijven huren, waardoor een deel van hun rijkdom wegvloeide naar ouderen (…). Toen de financiële crisis van 2008 uitbrak, hadden generatie X’ers twee keer zoveel activa als de millennials vandaag. En hadden generatie X’ers vier keer zoveel activa en twee keer zo hoge spaartegoeden als jongvolwassenen.’

Ook voor Nederland geldt volgens een in 2019 verschenen SER-rapport dat jongeren van alle kanten onder druk staan. De basisbeurs is al sinds 2015 afgeschaft. De baanonzekerheid is verder toegenomen. De huren stijgen nog steeds en een betaalbaar eigen huis is moeilijk te vinden. Ook in ons land wordt uit huis gaan en kinderen krijgen steeds vaker uitgesteld.

Verdelingskwesties

Daar komt nog iets anders bij: onze conceptie van welvaart is aan het kenteren. De kritiek op het bruto binnenlands product (bbp) als criterium voor ‘groei’ of ‘welvaart’ zwelt aan. Om in termen van de Monitor Brede Welvaart van het CBS te spreken, zijn we sterker gaan beseffen dat de welvaart ‘hier en nu’ afgewogen moet worden tegen de welvaart die ‘elders’ en de welvaart die ‘later’ wordt geschapen. Het is geen toeval dat we er steeds vaker aan herinnerd worden dat we in het antropoceen leven: de mensheid is in belangrijke mate verantwoordelijk voor het lot van de planeet en de natuur geworden.

Dit besef lijkt met name bij hoogopgeleide jongeren te zijn doorgedrongen. Ze eten minder vlees, kopen makkelijker tweedehands kleding, zijn sterker gewend bezit te delen, doen aan afvalscheiding en zijn doorgaans minder gericht op consumptie; ze sporten veel en doen enorm hun best ouder te worden zonder oud te zijn. Ze zijn ook radicaler in hun politieke opvattingen dan ouderen, ook als het over klimaat gaat. Ze willen een vleestaks, maar ook kerncentrales om
de CO2-uitstoot terug te beperken.

Niet alleen de omstandigheden van de jongeren zijn veranderd, zij zijn zelf veranderd. Ze denken anders na over werk, over wat welvaart is en hoe je dat rechtvaardig verdeelt. Vandaag de dag staat generatie Z voor twee enorme uitdagingen: hoe de natuur en de planeet gered kan worden, en hoe de toenemende vergrijzing en de wanverhouding tussen werkenden en nietwerkenden opgevangen kan worden. Toen Rawls in 1971 zijn beroemde Theory of Justice schreef, kon hij dat nog doen onder de aanname dat maatschappijen gesloten gehelen vormden en de welvaart die ‘hier’ geproduceerd wordt vrijwel geen invloed op de welvaart ‘elders’ of ‘later’ zou hebben. Bovendien hoefde hij zich geen zorgen over vergrijzing te maken. Die aannames gaan niet langer op. Landen kunnen zich niet meer van de wereldmarkt losmaken. Vandaag de dag drukt deze markt direct haar stempel op de arbeidsverhoudingen in een land, op de inkomensverdeling, het belastingstelsel of de hoogte van de sociale uitkeringen. Met gevolg dat nationale regeringen minder vat hebben op het patroon van verdeling. Bovendien hebben ze inmiddels tal van bevoegdheden gedelegeerd aan internationale en supranationale organisaties. In vergelijking met de verdelingsvoorstellen van Rawls, zullen generatie Z’ers dan ook nieuwe instituties, regels en strategieën voor een rechtvaardige verdeling van welvaart moeten ontwikkelen.

Eb en vloed

Je kunt, zoals hierboven, op generatieverschillen inzoomen en die preciezer proberen te beschrijven. Maar je kunt ook uitzoomen en grootschalige demografische veranderingen onder de loep nemen. Je kunt, anders gezegd, de eb en vloed van generaties onderzoeken en kijken welke effecten dat heeft.

In Empty Planet (2019) onderscheiden Bricker en Ibbitson vijf fasen in de demografie van een bevolking. Je hebt (1) de fase waarin zowel het geboortecijfer als het sterftecijfer hoog is; dan is er (2) een fase waarin het geboortecijfer hoog blijft, maar de kindersterfte afneemt; vervolgens is er (3) een fase waarin behalve het sterftecijfer ook het geboortecijfer slinkt; daarnaast kan je (4) een fase onderscheiden, waarin geboortecijfer en sterftecijfer elkaar in balans houden en de bevolking stabiel blijft; en ten slotte is er (5) een fase waarin het kindertal zo sterk afneemt dat de bevolking in sneltreinvaart krimpt. Er is geen sprake van een dwingende logica tussen deze fasen. Een bevolking kan fasen overspringen of in één fase volharden. ‘Geen dwingende logica’ is echter niet hetzelfde als ‘willekeurig’. Er zijn verschillende factoren die in uiteenlopende combinaties de groei en krimp van een bevolking helpen verklaren.

De belangrijkste oorzaken van de dalende geboortecijfers in fase vijf zijn echter overal dezelfde, ongeacht culturele verschillen: meer welvaart, beter onderwijs voor vrouwen en toegang tot anticonceptie. Zoals de Zweedse arts Hans Rosling (2018) schrijft in zijn boek Feitenkennis: ‘Als ouders zien dat kinderen in leven blijven, als kinderen niet langer nodig zijn voor kinderarbeid en als vrouwen onderwijs genieten en toegang tot voorbehoedsmiddelen krijgen, dan beginnen beide seksen in alle culturen en religies te dromen over minder, maar goed opgeleide kinderen’.

Onderzoek door de Verenigde Naties wijst uit dat verbazingwekkend veel landen inmiddels fase vijf hebben bereikt. De wereldbevolking krimpt. En dat gaat sneller dan verwacht. In 1950 werden er 25 baby’s geboren voor elke tachtiger. Vandaag is dat cijfer ongeveer zeven. In 2100 zal er voor elke tachtigplusser slechts één boreling zijn. Dat is een omwenteling, een omgekeerde bevolkingspiramide die nooit eerder in de geschiedenis werd waargenomen.

Tot nu toe zijn het in de rijke landen vooral de lage- en middeninkomensgroepen geweest die opdraaiden voor de kosten van de verzorgingsstaat en de vergrijzing. Door tal van factoren – denk aan de opkomst van China, de Val van de Muur en de toetreding van Oost-Europa en de Sovjet-Unie tot de wereldmarkt, het massaal toetreden van vrouwen tot de arbeidsmarkt, de groeiende concurrentie met lagelonenlanden en het ontstaan van globale productieketens – is het besteedbaar inkomen van mensen met lage en middeninkomens de afgelopen twintig jaar in het Westen vrijwel niet vooruitgegaan. De onderhandelingsmacht van de vakbonden nam af, het ledenaantal slonk, de ongelijkheid nam toe en zowel linkse als rechtse overheden kozen vaker de zijde van het bedrijfsleven dan van de arbeiders.

Niet alleen de omstandigheden van jongeren zijn veranderd, zij zijn zelf veranderd.

Maar fase vijf zou wel eens tot een radicale verandering kunnen leiden. Nu China zich meer op productie voor de eigen economie gaat richten en er mogelijk aan de lage loongroei in het Westen vanwege de concurrentie met goedkope Chinese arbeid een einde komt; nu het globaliseringsproces door Covid-19 verder lijkt te vertragen en de wereldhandel afneemt; en nu de beroepsbevolking verder krimpt terwijl babyboomers juist massaal met pensioen gaan en ouderen steeds ouder worden, zou het goed kunnen dat de onderhandelingsmacht van jongeren – die altijd het hart van de werkende bevolking uitmaken – sterker wordt en de lagere- en middeninkomensgroepen na jaren stagnatie weer hogere lonen kunnen afdwingen. Dit simpelweg omdat in fase vijf de vraag naar (zorg)arbeid het aanbod verre zal overstijgen en dit in de komende decennia nog zeker zo zal blijven.

Hoe deze demografische fase en de wijziging van de afhankelijkheidsratio tussen werkenden en niet-werkenden in de toekomst uitpakt, hangt van tal van interveniërende factoren af. Maar dat er in de komende decennia sprake is van een trendwijziging ten gunste van de factor arbeid is onmiskenbaar.

Ik had het er al over dat de conceptie van welvaart onder een deel van de jongeren aan het veranderen is. Maar dat geldt ook voor ouderen. Na het einde van de Tweede Wereldoorlog steeg de wereldbevolking sneller dan ooit tevoren. De economie groeide ongekend hard, evenals de hoeveelheid broeikassen in de atmosfeer. Wetenschappers spreken van de Great Acceleration. Maar het lijkt erop dat deze periode van versnelling ten einde is gekomen, concludeert geograaf Danny Dorling in zijn recente boek Slowdown (2020). Of het nu gaat om de groei van het aantal mensen op deze planeet, van het mondiale bbp, van de wereldwijd oplopende schuldenberg, of de snelheid van technologische innovatie, de trend is overal dezelfde: het tempo van verandering is gedaald. De Grote Vertraging is ingezet. En dat is volgens Dorling maar goed ook, want ‘we have nowhere else to speed’. Dorling verwacht dat mensen die ouder worden niet zo snel meer voor nieuwe gadgets zullen vallen, minder om materie geven en meer van sociale contacten, vrienden en familie zullen genieten. Hoe ouder de bevolking wordt, hoe moeilijker het zal zijn de kapitalistische spiraal van zich steeds vernieuwende behoeftevorming op te starten en consumenten tot de aanschaf van nieuwe producten te verleiden.

De grote vertraging

Ik begon dit stuk met de verschillen in toekomstverwachting tussen de ene generatie en de andere. Het is goed mogelijk dat dit soort verschillen na de slowdown zal afnemen. ‘Vertraging’, aldus Dorling, ‘luidt niet het einde in van de geschiedenis. Het brengt geen verlossing. We stevenen niet af op een utopie. Maar het leven van de meeste mensen zal waarschijnlijk minder precair worden, met betere huisvesting, onderwijs en minder zwaar werk dan in het recente verleden.’

De toekomst zal hoogstwaarschijnlijk grijzer, groener en minder wit worden. Grijzer omdat de gemiddelde leeftijd van de wereldbevolking stijgt, groener omdat het aantal mensen in de wereld significant daalt, en minder wit omdat de bevolking in westerse landen dankzij de gestegen welvaart en verbeterde positie van vrouwen op dit moment sneller terugloopt dan elders. Dat de wereld minder wit wordt hebben we al eerder meegemaakt. De eerste keer dat er zorgen opdoken over de achteruitgang van het ‘blanke ras’ was aan het eind van de negentiende eeuw. In die periode drong bij velen het besef door dat de kracht van de bevolkingsexplosie in de decennia na de industriële revolutie in de westerse wereld aan het wegebben was. Dat was geheel tegen de verwachtingen in.

De inkt van de eerste berichten over de teruggang van het welvarende deel van de witte bevolking was nog niet droog of commentatoren maakten zich druk over de ‘raciale suïcide’ van het ‘blanke ras’. Er klonk pessimisme alom. Het Westen, zo luidde het oordeel, leed aan decadentie. Van links tot rechts, van doemdenker Oswald Spengler tot de Franse demograaf Alfred Sauvy, van de Britse socialisten Sydney en Beatrice Webb tot de bekende Engelse econoom John Maynard Keynes: vrijwel iedereen was het erover eens dat de terugloop van de bevolking in Europa niet veel goeds voor de toekomst voorspelde. Boeken met titels als The Passing of the Great Race, of The Rising Tide of Color Against White World-Supremacy werden bestsellers die diep in de populaire cultuur van die tijd doordrongen.

Na de Tweede Wereldoorlog verdwenen deze ideeën abrupt naar de achtergrond –zo sterk dat we bijna vergeten zijn hoe breed ze ooit gedeeld werden. Ten eerste wilde niemand geassocieerd worden met de eugenetische programma’s van de nazi’s en de verschrikkingen van de Holocaust. En in de tweede plaats ontstond er na de Tweede Wereldoorlog een babyboom die alle voorgaande theorieën over afnemende bevolkingsgroei in het ongelijk stelden. Direct na de oorlog kregen vrouwen in de westerse wereld plots meer kinderen. Er verrees een jonge, welvarende, steeds hoger opgeleide middenklasse.

Die ontwikkeling lijkt nu voltooid. Steeds meer landen, die in het Westen voorop, bevinden zich in fase vijf. Die ontwikkeling heeft niks met ras, maar alles met toenemende welvaart en het gegroeide respect voor de wil en keuzen van vrouwen te maken. De terugkeer van raciaal gedachtegoed ten spijt, in samenlevingen waar mannen en vrouwen gelijk behandeld worden en dezelfde rechten en plichten bezitten, loopt het geboortegetal terug. Raciale suïcide? Welnee, in beschaafde landen krijgen mensen gewoon minder kinderen.

Literatuur
Bricker, D. en Ibbitson, J. (2019), Empty Planet. The Shock of Global Population Decline. Broadway Books: New York.
Dorling, D. (2020), Slowdown: The End of the Great Acceleration – And Why It’s Good for the Planet, the Economy and Our Lives. New Haven: Yale University Press.
Goodwin, M. (2020), Will Generation Z recover from Covid?. Unherd, april 2020.
Lowrey, A. (2020), Millennials are the New Lost Generation. The Atlantic, april 2020.
Rosenthal, R. (2020), Millennials Face Second Age of Underemployment, Bloomberg, 23 april 2020.
Rosling, H. (2018), Feitenkennis, Amsterdam: Het Spectrum.