Van migranten thuis opvangen tot protesteren tegen hun komst op straat: burgers beginnen allerlei initiatieven omtrent vluchtelingen en asielzoekers. Lieke van der Veer legt uit wat acties van betrokken burgers zeggen over het huidige burgerschapsideaal en migratiebeleid.
Politici appelleren steeds vaker aan burgers om te ‘helpen’ migratie te beheersen – een normaal geworden beleidsdoel. In verschillende landen zijn kliklijnen opgericht, waar burgers ‘migratiecriminaliteit’ kunnen melden. In Hongarije wordt burgers openlijk gevraagd migranten op te sporen en hen over te dragen aan de politie. Geert Wilders is in Nederland met zijn actie #kominverzet al ruim een jaar bezig burgers in opstand te laten komen tegen de komst en vestiging van migranten. En in 2014 maakte toenmalig staatssecretaris van het Ministerie van Veiligheid en Justitie Fred Teeven naam door zijn televisieoproep aan logistiek medewerkers om ‘ogen en oren te openen’ voor ‘verdachte migratie’ en zo nodig het nationale noodnummer te bellen.
Behalve dit soort expliciete verzoeken van politici, reageren burgers ook zelf op de vergrote zichtbaarheid van migratie. AZC Alert bijvoorbeeld, het burgerinitiatief dat de bereidheid tot protest tegen asielzoekerscentra zegt te willen kanaliseren. Of Soldiers of Odin, een surveillanceclub die inmiddels kwartier houdt in menig provincie en waarvan enkele leden recent een vermeende asielzoeker in elkaar sloegen. Naast dergelijke mobilisaties, die zich profileren tegen vaak niets minder dan ‘migratie’ in haar algemeenheid, zijn er tal van burgeracties die zich voornemen vluchtelingen en asielzoekers te helpen. Zo zijn er door burgers opgezette acties waarin huizen worden opengesteld aan hen die hun procedure afwachten, worden kantoorpanden omgebouwd tot vluchtelingenwoongroep en varen booteigenaren op eigen houtje naar de Middellandse Zee om de opvarenden van bootjes veilig te stellen.
Wat zeggen deze burgerinitiatieven over het huidige burgerschapsideaal en over het migratiebeleid? Hoe verandert de betrokkenheid van burgers in kwesties van asiel en ontvangst de manier waarop we naar ‘vluchtelingen’ en ‘asielzoekers’ kijken? Beïnvloedt burgerengagement de staatssoevereiniteit, democratie en politiek? En voeren burgers in hun acties domweg de overheidsagenda uit of is er ook ruimte voor verzet en kritiek?
De ogen van Foucault
Deze acties, waarin gewone mensen zich engageren in de zorg voor en controle van asielzoekers en vluchtelingen, kunnen niet los worden gezien van het ideaal van actief burgerschap. Sinds eind jaren zeventig doen overheden in Nederland en andere verzorgingsstaten een appèl op dit door velen ‘neoliberaal’ genoemde ideaal. ‘Neoliberaal’ omdat in dit ideaal van actief burgerschap het negatieve vrijheidsconcept – dat een bevrijding van de overheid zelf voorstelt – en een verregaande zelfredzaamheid van het individu centraal staan. Burgers worden aangemoedigd om te participeren en moeten verantwoordelijkheid nemen, zo is het verhaal. Sommige auteurs, onder wie Willem Schinkel, noemen dit mechanisme ‘responsibilisering’: een proces waarin individuen en gemeenschappen verantwoordelijk worden voor hun eigen welzijn en veiligheid.
Om de invloed van dergelijk beleid op de relatie tussen burgers en de staat te kunnen zien, is het late werk van Michel Foucault behulpzaam. Met zijn concept ‘biopolitiek’ laat hij zien dat praktijken van overheidsmacht niet slechts top down vanuit de staat op burgers worden afgevuurd. Integendeel, overheidsmacht kan overal vandaan komen. Wanneer we met de ogen van Foucault naar de distributie en effecten van overheidsmacht kijken, zien we dat burgers zulke macht – die in de eerste plaats op henzelf wordt uitgeoefend – vervolgens ook aan andere burgers doorgeven. Vanuit de haarvaten van de maatschappij, schrijft Foucault, oefenen burgers overheidsmacht op elkaar uit. Daarnaast is het belangrijk om op te merken dat burgers niet zomaar bestaan. De macht van de staat geeft volgens Foucault niet alleen vorm aan de juridische status van de burger, maar ook aan het normatieve geheel van verwachtingen ten opzichte van wat ‘goede burgers’ wel en niet zouden moeten doen. Burgers worden dus gemaakt.
Hetzelfde geldt voor gemeenschappen. Zoals politicoloog Wendy Brown opmerkt in haar besprekingen van neoliberaal beleid, wordt de groep van ‘goede mensen’ geconstrueerd door tactieken en strategieën, die moeten leiden tot subjecten die doen wat de overheid wil. Responsibilisering is precies zo’n manier waarop de staat ideale burgers creëert. Voornamelijk in de sectoren zorg en veiligheid is de afgelopen decennia een beroep gedaan op het verantwoordelijkheidsgevoel van ‘gewone mensen’.
Een voorbeeld uit die eerste sector is de Wet maatschappelijke ondersteuning, waarbij de overheid appelleert aan gevoelens van affectie: van zelfredzame burgers wordt verwacht dat ze zorgen voor mensen die niet zelfredzaam zijn. Een voorbeeld uit de tweede sector zijn beleidsnota’s die sociale controle in buurten aanmoedigen en aansturen op ‘preventieve partnerschappen’ tussen burgers en het veiligheidsministerie. Naast gevoelens van affectie wordt zo aan gevoelens van waakzaamheid geappelleerd.
In de huidige burgermobilisaties die zich richten tegen asielzoekers en vluchtelingen, of zich juist daarvoor inzetten, komen deze twee velden van zorg en controle samen. Sterker nog, in de evaluatie van asielzoekers en vluchtelingen zijn zorg en controle verweven en geven elkaar vorm. Dit heeft ten eerste te maken met het dominante onderscheid tussen verschillende ‘soorten’ migranten in termen van afhankelijkheid en onafhankelijkheid, en ten tweede met het dominante onderscheid tussen migranten en burgers.
Nepmigranten
Wat betreft het eerste onderscheid is de oppositie tussen ‘echte vluchtelingen’ en ‘economische migranten’ tegenwoordig leidend. De eerste categorie, de ‘echte vluchteling’, wordt gezien als ‘gedwongen migrant’ en daarom als terecht object van onze zorg. De tweede categorie, de ‘economische migrant’, wendt slechts afhankelijkheid voor maar is in feite zelfredzaam, zo is de gedachte. Hij of zij is een ‘vrijwillige migrant’, beantwoordt niet aan de vereisten van de vluchtelingenconventie en is daarom geen gerechtvaardigd object van onze zorg.
Een dergelijke logica is dubieus, zowel empirisch als conceptueel. Empirisch, omdat migratiewetenschappers laten zien dat motieven om te vluchten altijd meervoudig zijn en niet eenduidig te vangen zijn in de tegenstelling tussen ‘gedwongen’ en ‘vrijwillige’ migratie. Conceptueel, omdat er geen houdbare grond is op basis waarvan economische motieven om te migreren – zoals armoede en honger – minder zouden wegen dan politieke gronden. Ondanks het omstreden karakter van de definitie van ‘vluchteling’ rust het migratiebeleid echter op deze logica van ‘vluchteling’ versus ‘economische migrant’.
Vervolgens leidt een categorisering in een van deze beelden respectievelijk tot praktijken van humanitarisme enerzijds en praktijken van securitisering en criminalisering anderzijds. De zogeheten gedwongen migranten maken aanspraak op affectief burgerschap en zorgzame gemeenschappen. De zogeheten vrijwillige migranten daarentegen worden neergezet als illegale grensoverschrijders die de asielprocedures verstoppen. Zij zijn op deze manier gelinkt aan veiligheidsbedreigingen en criminaliteit. In het dualistische migratiebeleid zijn zorg en controle zo met elkaar verweven. Het ene regime geeft aanleiding tot het ander, ingegeven door het ongegronde onderscheid tussen ‘echte migranten’ en ‘nepmigranten’.
De tweede dimensie waarin zorg en controle aan elkaar gerelateerd zijn, is gelegen in het onderscheid tussen vluchtelingen en burgers. In de logica van het beeld van de gedwongen migrant is geen ruimte voor de vluchteling als persoon met eigen motieven en ervaringen. Verschillende migratiewetenschappers hebben opgemerkt dat de vluchteling wordt voorgesteld als een lijdend lichaam dat om medelijden vraagt. Een politieke identiteit wordt de vluchteling ontnomen, hij of zij wordt gereduceerd tot een hoopje materiële behoeftes.
In tijden van actief burgerschap is zo’n gebrek aan persoonlijke motieven en ervaringen in de representatie van de vluchteling funest. Gegeven dat de vluchteling wordt neergezet als inherent afhankelijk vormt een dergelijk beeld een bedreiging voor de participatiesamenleving. Tegenover het ideaal van de burger als succesvolle ondernemer van zijn bedrijf ‘ik’, blakend van verantwoordelijkheidsgevoel, steekt de van persoonlijke motieven en ervaringen gestripte vluchteling af als passieve zuiger.
Behalve het veronderstelde gevaar van de als inherent afhankelijk gerepresenteerde vluchteling is er nog een gevaar dat aan de vluchteling kleeft in het heersende beeld. Ook wanneer wordt erkend dat een vluchteling gevaar loopt – en daarom gevlucht is – kan de vluchteling tegelijkertijd weer veranderen in een gevaar op zich. Deze omkering van ‘gevaar lopen’ en ‘een gevaar zijn’ wordt zichtbaar door de verschillende risico’s die worden geformuleerd ten aanzien van vluchtelingen.
Steeds opnieuw wordt benadrukt dat vluchtelingen voornamelijk man zouden zijn, oorlogstrauma’s kunnen hebben, niet goed kunnen integreren in ontvangstcentra, iets te maken kunnen hebben met terroristische organisaties, vrouwen wellicht onderdrukken, op straat zullen rondhangen, banen willen inpikken et cetera. Al deze aantijgingen verworden tot indicator van mogelijke gevaren die vluchtelingen zouden vormen voor de ontvangende staat. Beleid zoals de participatieverklaring, dat in Nederland verplicht wordt in het integratieproces, is gelanceerd om zulke gevaren te controleren. Ondanks het feit dat de vluchteling dus wordt gezien als legitiem object van zorg, blijft het beeld van hem of haar er tegelijkertijd een van inherente gevaarlijkheid.
Alerte burgers
Wat zijn de gevolgen voor het handelen van de ‘actieve burger’? Van de goede, verantwoordelijke burger wordt verwacht dat hij of zij constant alert is op verdachte personen. En gegeven de ingebakken gevaarlijkheid in het huidige beeld van de vluchteling en de asielzoekers – ofwel de economische migrant als oneigenlijke vluchteling, ofwel de ‘afhankelijke vluchteling’ als bedreiging voor de participatiemaatschappij, ofwel de vluchteling als belichaming van latente toekomstige gevaren – heeft de ‘actieve burger’ hem of haar in het vizier.
Deze disposities van affectiviteit en waakzaamheid geven dus vorm aan de houding van burgers, in hun acties gericht aan asielzoekers en vluchtelingen. Bovendien is jarenlang op deze disposities ingespeeld door tactieken van responsibilisering. Beide pijlers zijn karakteristiek voor de praktijk van ‘actief burgerschap’ zoals Nederland al decennia kent, en resoneren enerzijds met humanitarisme en anderzijds met securitisering en criminalisering. Responsibilisering als mechanisme verklaart zo de bereidheid om bij te dragen aan de zorg voor en de controle van asielzoekers en vluchtelingen.
Maar het verhaal eindigt hier niet. Responsibilisering als verklarend mechanisme vereist dat burgers handelen in het verlengde van wat de staat wil. Maar in de huidige context bekritiseren initiatieven van zorg en controle de staat juist, ook al zijn de disposities van zorg en controle wel degelijk door responsibilisering gevormd. Burgerbewegingen die zich voornemen asielzoekers en vluchtelingen te helpen, verwijten de staat hier zelf niet genoeg aan te doen. En acties die zich profileren tegen migratie verwijten de overheid zelf niet genoeg te doen om de komst van asielzoekers en vluchtelingen te beperken en nemen het recht daarom in eigen hand. Ondanks hun contrasterende claims hebben beide bewegingen dus dezelfde opponent: de overheid en haar beleid. Ook juicht de overheid de burgeracties niet in ieder geval toe. Verschillende burgerinitiatieven zijn ontmoedigd, gehinderd, of verboden.
Burgeracties zijn dus niet louter het verlengde van staatsverlangens, maar uiten ook ongenoegen. Hoe kan overheidskritiek plaatsvinden tegen een achtergrond van responsibilisering – waarbij bestuurders vanaf een afstand de burgers zo beïnvloeden, dat zij handelen in het verlengde van wat de staat wil? De soevereiniteit van de staat wordt op deze manier vergroot, omdat dat wat de staat vermag en omvat, groeit. Dit terwijl in het geval van protest, burgerlijke ongehoorzaamheid of burgeracties die zich tegen de staat keren de soevereiniteit van de staat juist lijkt af te nemen. Wat kunnen de burgerbewegingen inzake asiel en receptie eigenlijk doen? Kunnen geresponsibiliseerde burgers de soevereiniteit van de staat veranderen?
Net als Foucault vinden veel hedendaagse auteurs die zijn werk bestuderen dat de soevereiniteit van de staat niet betwijfeld en aangetast kan worden door burgeracties. In tijden van responsibilisering wordt de soevereiniteit van de staat juist versterkt, omdat er met het beïnvloeden van de verlangens van burgers een nieuw en uitgebreider veld ontstaat waar de staat invloed op kan uitoefenen. Toch is het mogelijk om verzet tegen overheidsbeleid aan te tekenen in tijden van responsibilisering. De antropoloog Aiwha Ong heeft grenzen onderzocht, zonder de Foucaultiaanse blik te verliezen, en vroeg zich hierbij af hoe en in hoeverre mensen tactieken zoals responsibilisering kunnen aanvechten. Waar zij achter kwam, is dat burgers ruimtes in de samenleving kunnen creëren die vrij zijn van neoliberale overheidstactieken. Zij noemt dat ‘zones’, die een uitzondering vormen op neoliberalisme. Al is de plaatsing van responsibilisering als machtsstructuur een soevereine handeling van de staat, daarbinnen kunnen burgers wel degelijk invloed hebben op de politieke condities.
Ondanks dat burgerinitiatieven die zich engageren met vluchtelingen en asielzoekers plaatsvinden tegen de achtergrond van de overheidstactiek van responsibilisering, burgers kunnen dus wel degelijk veranderingen teweegbrengen in wat grenzen zijn en wat grenzen doen – ook tegen het gevestigde overheidsbeleid in. Dit is wat sommige auteurs ‘grenswerk’ noemen. Burgers kunnen weliswaar de soevereiniteit van de staat niet ongedaan maken, ze hebben wel speelruimte om bestaande praktijken van asiel en ontvangst uit te dagen. In pogingen om grenzen anders voor zich te zien, deze te doen verrijzen of verdwijnen, te laten verzwakken of versterken, kunnen burgers zo onderdeel zijn van het uitgebreide geheel aan personen en processen dat van onderaf bepaalt wie wel en wie niet wordt toegelaten in een dergelijke zone.
Grenswerk
De burgerinitiatieven ten aanzien van vluchtelingen en asielzoekers lijken dus zowel een verlengde van responsibilisering als overheidstechniek te zijn, als een manifestatie van kritiek op de overheid. Hoe zit het met de democratische gevolgen hiervan? Etienne Balibar – de migratiefilosoof die schreef over hoe de huidige grenzen niet langer samenvallen met geografische grenzen – vroeg zich eveneens af hoe de grens gedemocratiseerd zou kunnen worden. Wat moet er gebeuren om grenzen werkelijk in dienst van mensen te laten staan en hoe kunnen we mensen collectief grenzen laten besturen? Is grenswerk onderdeel van zo’n democratisering? Voor zover we de affectieve en waakzame burgeracties zien als uitwas van responsibilisering is er weinig democratisch aan, al denken pleitvoerders
van deze overheidstactiek daar anders over.
Het Planbureau voor de Leefomgeving ziet burgerparticipatie als oplossing voor problemen van legitimiteit. En het Sociaal en Cultureel Planbureau schrijft dat actief burgerschap tot doel heeft de democratische rechtsstaat te dienen. Maar hoe democratisch zijn verborgen machtsrelaties die burgers nudgen om het publieke doel te dienen? Bovendien, gegeven dat responsibilisering een deel van de mensen moreel uitsluit, lijken responsibilisering en de burgermanifestaties waaraan ze vormgeeft überhaupt ondemocratisch. Dit is ook waar Balibar op doelde in zijn vraag naar de democratisering van grenzen. Democratisering, meent hij, kan niet plaatsvinden wanneer grenzen mensen uitsluiten. Dergelijke uitsluiting heeft in dit geval dus niet alleen te maken met het willen buitenhouden van (sommige) migranten, maar ook met de vraag wie er deel kan nemen in grenswerk.
Wanneer we de burgeracties ook zien als manifestaties van overheidskritiek, is er meer hoop voor bewegingen van democratisering. Burgers die vinden dat de huidige praktijk van asiel en receptie tekortschiet, verstoren de conventionele orde en laten een andere manier van handelen en denken zien. Precies zo’n breuk in een bestaande praktijk is wat sommige denkers ‘democratisering pur sang’ noemen. Ook kunnen burgers onderwerpen die nu niet als zodanig politiek worden behandeld ‘politiseren’. De grenzen van wat politiek is en wat politiek kan zijn, kunnen door burgers worden veranderd. Ook dat is democratisering.
Toch zijn dit soort burgeracties niet zonder meer democratisch. Want wie participeert en wie niet? Er zijn ontegenzeggelijk asymmetrieën in vermogen en bereidheid om te participeren. Wie zich wel engageert in een burgerinitiatief en zijn of haar zienswijze laat gelden, zal zo zienswijzen van hen die niet naar buiten treden overschaduwen. Grenswerk is zo tegelijkertijd ondemocratisch, omdat het de wil van de mensen die participeren kan opleggen aan degenen die dat niet doen. Ook worden initiatieven van controle openlijk aangemoedigd door de anti-immigratie politici van de PVV, terwijl initiatieven van zorg niet zo’n politieke partner hebben. Sowieso worden vragen die normaliter onder de verantwoordelijkheid van instituten vallen – wie kan er om bescherming vragen, waartegen en hoe? – een aangelegenheid van populaire macht. ‘Vulgaire macht’ of een ‘tirannie der onwetenden’ ligt op de loer: de voorkeuren van een matig geïnformeerd publiek dicteren wat er moet gebeuren en waarom.
Mensen en grenzen
De grens ligt niet langer op de grens, merkte Balibar bijna twintig jaar geleden al op. Om te weten wat een grens is en wat een grens doet, moeten we dus niet alleen kijken naar de geografische plaatsen waar het ene land overgaat in het andere. Grenzen, zegt hij, zijn overal waar een selectie wordt gemaakt tussen wie wel en wie niet een gebied in mag. De praktijk van in- en uitsluiting is evenmin nog slechts een aangelegenheid van ambtenaren in pak. Ook bijvoorbeeld bedrijven zoals luchtvaartmaatschappijen, vervoersbedrijven en werkgevers worden in toenemende mate gevraagd om migratiebeleid uit te voeren en mee te denken met beleidsmakers.
Niet alleen de staat is dus verantwoordelijk voor het antwoord op de vraag wie beschermd mag worden, waartegen en hoe. Ook de stem van private partijen wordt steeds meer gehoord in migratiekwesties. Het is zinvol om dit beeld van woekerende, gefragmenteerde grenzen en de machtsverschuivingen richting private partijen in het achterhoofd te houden wanneer we kijken naar burgerbewegingen die zich engageren met kwesties van asiel en ontvangst.
Met de betrokkenheid van burgers in grenswerk worden grenzen steeds verder geprivatiseerd – dus buiten de staat geplaatst – en gelokaliseerd – dus door individuen en gemeenschappen bestierd. Enerzijds komen deze bewegingen voort uit door bovenaf gestuurde processen: via responsibilisering voeren burgers opgelegd gedrag van affectiviteit en waakzaamheid uit. Anderzijds komen deze bewegingen voort uit kritische initiatieven van onderaf: burgers kunnen door hun engagement in zaken van asiel en receptie veranderingen teweegbrengen in soevereiniteit, democratie en politiek. Met als keerzijde dat de keuzes tussen wie wel en wie niet geholpen of gecontroleerd wordt in de handen van burgers ligt. Ook al is het huidige beleid verre van rechtvaardig, burgeracties brengen rechtvaardigheid niet noodzakelijk dichterbij.