In de Hof van Eden bevinden zich twee bomen: de boom des levens en de boom van de kennis van goed en kwaad, waarvan de vruchten onsterfelijkheid respectievelijk kennis van goed en kwaad geven. Tegen Gods verbod in eten de paradijsbewoners van de boom van de kennis van goed en kwaad. Om hen ervan te weerhouden ook van de andere boom te eten en zo het eeuwige leven te bekomen, verbant God Adam en Eva uit het Paradijs. Door deze zondeval wordt de mens sterfelijk. De erfzonde vervreemdt hem van God. Verzoening dringt zich op, alsook de verlossing van sterfelijkheid en lijden. Dit is wellicht het grote drama van de mens: bevangen met een rusteloos verlangen naar het verhevene en geconfronteerd met zijn onvolmaaktheid blijft hij in dit verlangen machteloos.
Dit artikel is exclusief voor abonnees