Beschouw de aarde eens als een ruimteschip en de geschiedenis van de mensheid als een project, een avontuur met een onbekende bestemming. En stel je vervolgens eens een heel concreet project voor, bijvoorbeeld dat je opstaat van achter je bureau, naar de keuken loopt en de koelkast opendoet om… ja, om wat ook weer? Wat kwam je pakken? Zocht je een pilsje omdat je dorst hebt? Een stukje kaas omdat je honger hebt?
Een van de overeenkomsten tussen beide projecten is dat er zelfbegrip nodig is om ze te kunnen uitvoeren. Wie niet weet wat hij aan het doen is, kan niets doen. Meestal weet je gelukkig nog wel iets te bedenken over je gedrag. Je kijkt in de koelkast. Je houdt de deur open. Dat zijn handelingen die je prima kunt uitvoeren. Maar als je niet weet wat je aan het pakken bent, dan val je stil. Je kunt niet pakken tenzij je weet wat je probeert te pakken.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Ik zie het ‘koelkastproject’ als een metafoor voor alle praktische problemen waarmee mensen geconfronteerd worden, van de klimaatverandering, de terrorismedreiging en de pedofiele badmeester tot de beroepskeuze en de te dikke jeugd. Ik zie de noodzaak van zelfbegrip, van weten wat je aan het doen bent, als een cruciale factor in het koelkastproject. En ik zie de veronachtzaming van de rol van zelfbegrip in hedendaagse opvattingen over praktische rationaliteit als het belangrijkste filosofische probleem van dit moment.
Wat is zelfbegrip? Weten wat je aan het doen bent. Zo simpel als het klinkt, zo complex en ondoorgrondelijk is het als je het in detail wilt conceptualiseren. Het gaat om epistemische toegang tot een adequate en accurate beschrijving van je gedrag in termen van je beweegredenen. Mooi woord: beweegredenen. Kun je je wel iets bij voorstellen als je halverwege de keuken het ene been voor het andere zet.
Maar wat zijn diezelfde beweegredenen als je bij de koelkast aangekomen niet meer weet wat je komt pakken? Je beweegredenen hebben hun positie in een groter project nodig om te zijn wat ze zijn. En een slechts instrumentele beschrijving van dit grotere project volstaat niet. Als ik een directeur van een fabriek waarin kinderen zestien uur per dag meedraaien in de productie van landmijnen vraag wat hij aan het doen is, dan volstaat een zakelijk antwoord, bijvoorbeeld dat hij zijn bedrijf economisch gezond wil houden, niet. Je kunt naar de keuken lopen om in de koelkast te kijken. Maar als je geen flauw idee hebt waarom je in de koelkast zou kijken, heb je bij nader inzien ook geen flauw idee waarom je naar de keuken loopt. Weten we wat we doen als we de nieuwe medewerker van een kinderdagverblijf een bewijs van goed gedrag vragen?
Hetzelfde probleem schuilt in het filosofische jargon: epistemische toegang. De deeltjesversneller die bij Genève onder de grond ligt geeft ons hopelijk epistemische toegang tot het zogenoemde Higgs-deeltje. Er is een enorme hoeveelheid theorie verwerkt in die deeltjesversneller en ook het Higgs-deeltje is een theoretisch construct. Maar uiteindelijk is er iets wat we te wetenkunnen komen: zorgvuldig ontworpen experimenten maken het mogelijk dat het Higgs-deeltje zelf tot ons spreekt. En dan zullen we goed moeten luisteren, om het zo te zeggen, naar wat dat deeltje over zichzelf te vertellen heeft. Maar hoe zit dat als het om zelfbegrip gaat? Epistemische toegang is alleen maar weggelegd voor de objectieve luisteraar. Maar wie praat er dan als het om zelfbegrip gaat? Die objectieve luisteraar, dat is hoogstens de helft van het verhaal. Beweegredenen zijn alleen maar te ontdekken door ze op te stellen. Hoe doe je dat? Dat gebeurt niet from scratch. Je krijgt jezelf altijd pas halverwege in het vizier. Je vraagt je pas af wat je beweegredenen zijn als je al in de koelkast kijkt. Dan kun je natuurlijk gaan confabuleren. Je bedenkt er gewoon wat redenen bij om begrijpelijk over te komen. Je wilde kijken of de koelkast nog schoon is. Of er nog bier koud ligt. Of er kaas gekocht moet worden. Maar vervolgens gebeurt er iets wonderlijks, iets wat duidelijk maakt dat er in zelfbegrip meer, of iets anders, aan de hand is dan epistemische toegang. Want om begrijpelijk te blijven kun je nu niet meer zomaar terug naar je bureau als je bijvoorbeeld geconstateerd hebt dat er geen kaas meer is. Je moet naar de winkel, of een kind om kaas sturen. Beweegredenen zijn geen neutraal te constateren standen van zaken.
Ze doen een appel op jouw redelijkheid. Of beter gezegd: met beweegredenen doe je een beroep op jezelf. Dát is zelfbegrip: een aansporing om redelijk te zijn. De enige manier om het koelkastproject vlot te trekken is meestal dat je terugloopt naar je bureau. Maar hoe moeten we ‘teruglopen’ als ons project dat alomvattende project is van de mensheid op ruimteschip Aarde?
Er is een maatschappelijk arrangement waarvan ik denk dat het ontstaan is om dit zelfonderzoek mogelijk te maken: wetenschap – lang geleden nog een interessante mix van wijsheid en kennis, tegenwoordig een product van marktbewuste universiteiten die zich met valorisatie bezighouden. Met wat?
Valorisatie. Dat is natuurlijk het echte en allergrootste filosofische probleem van dit moment. Het is de ultieme vorm van doelloos in de koelkast staren, de totale negatie van zelfbegrip.
Tot slot: ik heb in dit stukje voortdurend heen en weer geschakeld tussen het heel abstracte en het heel concrete. Dat stimuleert ons zelfbegrip, hoop ik, ons inzicht in het eigen perspectief als een perspectief.
Ik heb met metaforen gestrooid, de lezer gedwongen door het kleine voorbeeld heen te kijken naar het grote geheel. Die vaardigheid heeft het onder promovendi tegenwoordig maar moeilijk. Zij moeten immers met grote vaart deskundig worden op de vierkante millimeter. Zij worden beloond om hun smalle blik. Maar zo hier en daar kom je iemand tegen met een heerlijk talent voor analogieën en voor het doorkruisen van allerlei vakgebieden. Aan zo iemand geef ik graag het stokje door.
In deze rubriek vertelt een filosoof wat hij of zij het belangrijkste filosofische probleem van dit moment vindt en geeft daarna het stokje door. Jan Bransen geeft het estafettestokje door aan Sander Voerman.