Sinds Pierre Duhem uit zijn wetenschapshistorische analyse concludeerde dat een verzameling relevante empirische gegevens (waarnemingen en metingen) verenigbaar is met zeer verschillende theorieën, spreken we van de ‘Eerste Onderbepalings These’. Bovendien toetsen wetenschaps beoefenaren nooit een enkele bewering, maar altijd een verzameling beweringen, die gezamenlijk nodig zijn om tot een toetsbare empirische bewering te komen.
De zwaartekrachtswet van Newton is een bewering over de fysische werkelijkheid die krom staat van inhoud, maar empirisch leeg is. Enkel in combinatie met de bewegingswet van Newton en andere auxilia is daar een empirisch toetsbare bewering uit te destilleren. Bij empirische bevestiging is de hele mikmak bevestigd. Bij ontkrachting is er iets verkeerd met de mikmak. Welke bewering uit de mikmak de verkeerde is, vertelt de empirische ontkrachting ons niet. Dat mogen we zelf uitzoeken.
De filosoof en logicus Quine deed er een flinke schep bovenop. Hij verdedigde dat de verzameling van alle beweringen waarvan een persoon denkt dat ze waar zijn – haar zogeheten web van overtuigingen – de werkelijkheid slechts raakt aan de randen van het web. En dit gebeurt alleen via onze zintuigen, de wereld jeukt aan onze zintuiglijke zenuwuiteinden en we moeten krabben met ware beweringen.
Binnen het web is een gigantische speelruimte voor de verbeelding. Zolang de jeuk aan de randen van het web verdwijnt door ons gekrab, kunnen we jeukloos verder. We kunnen onze geliefde overtuigingen blijven omhelzen, vooral wanneer die zich ver van de rand af bevinden, zoals ‘iedere beweringis waar of onwaar’, quarks bestaan en ‘God bestaat niet’, wat er ook gebeurt aan de randen. We kunnen desnoods de betekenis van woorden veranderen.
Zoals in de wetenschap de verzameling relevante empirische gegevens geen enkele theorie bepaalt, maar verenigbaar is met talrijke verschillende theorieën, zo is ook per individu aan de zintuiglijke jeuk op talloze manieren te krabben met een web van overtuigingen. De Eerste OnderbepalingsThese treft niet alleen de wetenschap, maar ook het individu. Deze These werpt de dringende vraag op hoe we erachter kunnen komen of de theorie die de wetenschapsbeoefenaren uiteindelijk promoveren tot wetenschappelijke kennis, nadat ze is bevestigd door een rijke en gevarieerde verzameling empirische gegevens, ook echt waar is. Hoe kiezen we de ware theorie?
De ‘Tweede OnderbepalingsThese’ is van recenter datum. Hoogleraar Steven French (Universiteit van Leeds) heeft deze these eind vorige eeuw ingebracht in de filosofie van de natuurkunde: fysische theorieën laten in de regel verscheidene metafysische interpretatie vragen wagenwijd open. Denk aan het beroemde realiteitsprobleem van de quantummechanika, verbeeld door de niet minder beroemde kat van Schrödinger. Denk aan het debat over de aard van de ruimte tussen Newton en Leibniz, dat in getransformeerde vorm doorwoekert met betrekking tot de relativiteitstheorie van Einstein. Niettemin dienen we over antwoorden op deze vragen te beschikken ten einde met die fysische theorieën te vertellen hoe de werkelijkheid in elkaar steekt. Kortom, de empirische gegevens onderbepalen de fysische theorie en de fysische theorie onderbepaalt de metafysica. De empirie kan ons geen steek verder brengen.
Wat gaat ons wel verder brengen? Verklaringen. Het regent en de zon schijnt, en daar is de regenboog. Waarom verschijnt de regenboog? Een kind dat aandachtig speelt, kwijlt. Waarom? Zout lost niet op in kwik. Waarom niet? Er bestaan mensen op planeet aarde. Waarom? Enzovoort. De wetenschap grossiert in antwoorden op waarom-vragen en antwoorden op waarom-vragen zijn verklaringen. Wanneer we over twee theorieën beschikken die beide in overeenstemming zijn met alle relevante empirische gegevens, en bovendien beide door die gegevens worden bevestigd, kan de ene theorie beter zijn in het leveren van verklaringen dan de andere theorie. Die theorie willen we, de andere niet. Dan heffen verklaringen de onderbepaling op.
Maar brengt de verklaringsrijke theorie ons ook waar we op uit zijn: waarheid? Vertelt de verklaringsrijke Victor Gijsbers theorie ons hoe de wereld in elkaar zit? Lastig. Er liggen genoeg theorieën, modellen en hypothesen op de mestvaalt van de wetenschapsgeschiedenis die verklaringen genereerden. We kunnen met de wijsheid achteraf wel oordelen dat deze verklaringen onwaar zijn gebleken, maar daar hebben we geen sikkepit aan. Want we hopen dat verklaringsrijkdom een aanwijzing is voor waarheid, opdat we in een geval van empirische onderbepaling de ware theorie behouden door de verklaringsrijke theorie te kiezen.
Helaas is verklaring geen aanwijzing voor waarheid. Als verklaringen de onderbepaling niet gaan opheffen, wat dan wel? Texaan Steven Weinberg, wetenschapswijsgeer tegen wil en dank, die voornamelijk een groot en breed geïnteresseerd fysicus is, schreef in zijn boek Dreams of Final Theory: The Search for the Fundamental Laws of Nature (1993) over waarom wij dolgraag verklaringen willen: dat vinden we mooi.
Dus wat gaat de onderbepaling opheffen? Schoonheid. We moeten naar een metafysische esthetica van de werkelijkheid toe. Want indien de werkelijkheid schoon is, zal deze esthetica zowel de empirische als de metafysische onderbepaling opheffen. Dan zijn we schoon in waarheid.