Home De estafette: Ressentiment

De estafette: Ressentiment

Door René Gabriels op 05 december 2013

Cover van 04-2013
04-2013 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Het is onmogelijk om de relatie tussen democratie en ressentiment adequaat te analyseren zonder het kapitalisme ter sprake te brengen. Zo is het ressentiment dat de laatste jaren de kop opsteekt voor een groot deel het gevolg van de gestaag afgenomen mogelijkheden om het kapitalisme op een democratische wijze in goede banen te leiden. Tegenwoordig betreft ressentiment zowel de toegenomen sociaaleconomische ongelijkheid als de relatie tussen politici en burgers. De groeiende kloof tussen rijk en arm zorgt voor veel wrok. Een substantieel deel van de armen is woedend over de hebzucht van de rijken. De groei van het ressentiment is ook het resultaat van het gevoel van burgers niet of in onvoldoende mate door politici gerepresenteerd te worden.

Sjaak Koenis wijst er terecht op dat ressentiment niet bij voorbaat negatief is en zelfs een productieve rol kan spelen. Al naar gelang de wijze waarop het onbehagen onder de bevolking gekanaliseerd wordt, kan het destructief dan wel productief zijn. Zinloos geweld is veelal het destructief kanaliseren van ressentiment. Te denken valt aan de rellen die in 2005 in de banlieues van Parijs en in 2011 en 2013 in de achterstandswijken van respectievelijk Londen en Stockholm plaatsvonden. Hierbij ging het om jongeren die gedepriveerd zijn en de hoop hebben opgegeven dat hun situatie zich in sociaaleconomisch opzicht zal verbeteren, laat staan dat hun noden door politici (h)erkend worden. De rancune van deze jongeren wordt misschien bevorderd door wat Friedrich Nietzsche een slavenmoraal noemt: een op afgunst gebaseerd egalitarisme dat elke vorm van elitisme verwerpt. In de lijn van Nietzsche’s kritiek op de slavenmoraal doet een reactionair filosoof als Peter Sloterdijk in Zorn und Zeit (2006) elke mondiaal emancipatieproject in de ban.
Zowel Nietzsche als Sloterdijk ziet niet het verschil tussen wat ik affirmatief en subversief ressentiment zou noemen. Het affirmatieve ressentiment bevestigt de status quo, omdat het een verhaal ontbeert over de ware oorzaken van het onbehagen. Het geweld van jongeren in Parijs, Londen en Stockholm is een voorbeeld van het irrationeel kanaliseren van ressentiment, omdat het geen perspectief biedt op het verbeteren van hun situatie. Het subversieve ressentiment levert een waar verhaal op over de oorzaken van het onbehagen en vormt daarom een bedreiging voor de status quo. Met een coherent en genuanceerd verhaal over wat allemaal tot het onbehagen heeft geleid, kan deze vorm van ressentiment burgers sensibiliseren voor het bestaande onrecht en hen ertoe aanzetten de waarheid te vertellen aan degenen die deze niet willen horen.  Daarom was bijvoorbeeld de politieke elite er als de kippen bij om de Occupy-beweging ervan te betichten dat zij weliswaar een grote mond opzet, maar geen alternatief biedt. Afgezien van het feit dat er binnen deze veelkoppige beweging wel degelijk alternatieven voor het neoliberalisme worden gearticuleerd, heeft ze een verhaal over het onbehagen en kan ze het ressentiment bijgevolg productief kanaliseren. En al zou de Occupy beweging of wie anders ook geen alternatief voor het neoliberalisme presenteren, dan volgt daaruit nog niet dwingend dat haar kritiek niet deugt.

Een van de belangrijkste oorzaken voor het onbehagen is het onoplosbare spanningsveld tussen kapitalisme en democratie. In feite geeft de Occupy-beweging met haar slogan ‘We are the 99%’ aan dat de stem van degenen die het meeste lijden aan het kapitalisme vrijwel niet gehoord wordt, maar wel die van de 1% rijken die ervan profiteert. De vorm die het kapitalisme in het tijdperk van het neoliberalisme heeft aangenomen leidt wereldwijd niet alleen tot grotere sociaaleconomische ongelijkheid en ressentiment, maar ondermijnt ook de democratie. Democratie betekent dat burgers invloed kunnen uitoefenen op besluiten die een grote impact hebben op de kwaliteit van hun leven. Door toedoen van de economische globalisering worden echter door politieke economische elites aan gene zijde van de landsgrenzen besluiten genomen die zij niet of nauwelijks kunnen beïnvloeden. De neoliberale transformatie van een state-embedded market in een market-embedded state is er debet aan dat nationale overheden steeds minder stuurkracht hebben en politici hun beloftes niet waar kunnen maken. Ziehier de voedingsbodem voor het ressentiment.

In Zuid-Europa ervaren burgers dat ze weinig mogelijkheden hebben om via het geijkte politieke proces invloed uit te oefenen op het economische beleid dat hen aangaat. Zij zijn in Athene, Lissabon en Madrid de straat op gegaan om te protesteren tegen de neoliberale dictaten uit Brussel. Waarom is in Noord-Europa zo weinig solidariteit met dit verzet? Noord-Europeanen accepteren het neoliberale beleid van de Europese Unie veel meer dan Zuid-Europeanen omdat ze niet zo in de penarie zitten als zij. Een andere reden is dat burgers uit Noord-Europa wellicht in sterkere mate ‘de nieuwe geest van het kapitalisme’ (Luc Boltanski en Éve Chiapello) hebben geïnternaliseerd. Zij beschouwen hun land als een grote BV en geven hun eigen leven vorm als een ondernemer die zijn concurrentiepositie kent en weet hoe hij zichzelf op de persoonlijkheidsmarkt moet verkopen. De vervreemding die dat met zich meebrengt maakt ze blind voor wat in de wereld

gebeurt.

In Nederland wordt de relatie tussen kapitalisme en democratie zelden in de politieke filosofie aan de orde gesteld. Binnen het kader van NWO wordt deze kwestie niet systematisch onderzocht. Symptomatisch voor dit tekort is ook dat in de twee artikelen die in het handboek Kernthema’s van de filosofie (red. Martin van Hees e.a.) aan de politieke filosofie zijn gewijd daarover met geen woord wordt gerept. Een verklaring voor het feit dat hier te lande politiek filosofen nagenoeg geen aandacht besteden aan de relatie tussen kapitalisme en democratie zou kunnen zijn dat ze bevangen zijn door het academisch kapitalisme. Daardoor zien zij zich gedwongen om alleen artikelen te schrijven voor Engelstalige vakbladen die bijna niemand leest en zullen zij slechts sporadisch een intellectuele rol vervullen. Van hen valt niet te verwachten dat zij in de publieke sfeer zo’n cruciale kwestie ter sprake brengen als de incompatibiliteit tussen kapitalisme en democratie.

In deze rubriek vertelt een filosoof wat hij of zij het belangrijkste filosofische probleem van dit moment vindt en geeft daarna het stokje door. René Gabriëls geeft het stokje door aan René Boomkens.