Home De estafette: Pingpongende duiven

De estafette: Pingpongende duiven

Door Patricia de Vries op 22 maart 2017

Cover van 01-2017
01-2017 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Het is 1943. In een laboratorium in Cambridge spelen twee duiven pingpong. Het is het resultaat van Project Pigeon van de behaviorist Skinner. Niet zoiets vaags als emoties, maar externe prikkels bepalen volgens Skinner gedragspatronen van mensen en dieren.
Een onbekend aantal duiven ondergaat in zijn laboratorium de zogenoemde Skinner Boxconditionering, een model ontleend aan Pavlov.
Keer op keer is het pingpongspel na verloop van tijd een aangeleerd feit. 

In 2015 wordt een groep prominente wetenschappers gevraagd intelligent menselijk gedrag uit te leggen zonder daarbij computervergelijkingen te gebruiken. Het lukt ze niet. Wat deze twee experimenten verbindt, is de cybernetica. In de jaren vijftig zorgt een illuster gezelschap van psychologen, behavioristen, wiskundigen, taalkundigen en filosofen voor een cybernetische wending in het denken over intelligent menselijk gedrag. Menselijk gedrag zou volgens hen voortaan beter worden verklaard met modellen uit het behaviorisme, de computertechnologie en linguïstiek. 

Wiener, grondlegger van de cybernetica, populariseerde later het recursive feedback model van het brein. Gestuurd door ontwikkelingen in computertechnologie wordt feedback in dit model opgevat als het vermogen van organismen om toekomstige handelingen op basis
van gedragsgegevens uit het verleden te voorspellen, aan te passen en te corrigeren. Alle zelfregulerende systemen, zowel biologische als mechanische, bezitten deze eigenschap. 

Het cybernetisch wereldbeeld aanschouwt het intelligente leven als een kosmische computer, waarvan de mens er een is. De werkelijkheid bestaat volgens de cybernetica uit looping circuits van informatie. Wie menselijk gedrag aldus verklaart, beschouwt het leven als kenbaar, bestuurbaar en plastisch. Ondoorgrondelijke wegen, zielenroerselen, instinct, bewustzijn en vrije wil zijn vereenvoudigd tot informatiestructuren, beslissingsbomen en terugkoppelingen. 

De opvatting dat de wereld terug te brengen is tot het idee dat mensen – net als computers – gegevensverwerkende en manipuleerbare regelsystemen zijn, heeft inmiddels een industrie opgeleverd van cognitief therapeuten, sociaal psychologen, zelfhulpboeken, effectiviteitstrainingen, productiviteitsverhogende apps en bigdata-projecten. Dat het cybernetisch model ingang heeft gevonden in onze cultuur van ‘winnaars’ en ‘verliezers’ is niet verwonderlijk. Het neoliberalisme legt de nadruk op individuele verantwoordelijkheid, flexibiliteit, continue groei en (technologische) zelfverbetering. 

In naam van wat, wie, of aan welk moederbord past de cybernetische mens zijn gedrag aan? De premisse die de winnaar en verliezer verbindt, is de quasi-metafysische aanname dat het universum een logisch geheel is. Dat het leven zich langs intrinsiek doelmatige lijnen ontvouwt. Met de cybernetische methode kun je deze lijnen vanuit het verleden doortrekken naar de toekomst en waar nodig bijsturen – n+1. Code gekraakt. Sesam, open u. Ondertussen roepen psychiaters en neurowetenschappers dat onze kennis van het menselijk brein nog in de kinderschoenen staat. We weten nog niet hoe we leren, onthouden en waarnemen. Het zal naar verwachting nog minimaal honderd jaar duren voordat we er werkelijk iets zinnigs over kunnen zeggen. Vooralsnog zijn we dus sterfelijke organismen, geen zelfregulerende computers.

Onder het tapijt van de cybernetica ligt contingentie, onzekerheid, vormloze grenzeloosheid. Het houdt zich liever ver van voorvallen waar we de oorzaak niet van kennen. Dit maakt zulke gebeurtenissen uiteraard niet minder bepalend. De donderslag bij heldere hemel, de glitch, illustreert de beperking van een model dat zich tot het noodzakelijke en waarschijnlijke beperkt. Gebeurtenissen die onze levensgeschiedenis een wending geven, kunnen vaak niet voorspeld worden op basis van beschikbare gedragsgegevens uit het verleden. We zien ze niet aankomen, ze manifesteren zich op een onbewaakt moment. 

De impulsieve handeling, de mystiek van toevallige ontdekkingen, de plotselinge ingeving, de furie van geweld, dubbelzinnigheid, het tragische ongeval, de zwarte zwaan, de brandende verliefdheid en de mens die zich maar aan dezelfde steen blijft stoten: er is geen feedbackloop tegen gewassen – n-1. In verwarring achtergelaten, zoekt de cyberneticus naarstig naar aanwijzingen in het verleden in de verwachting met terugkoppelingen Het Onbekende voortaan een stapje voor te zijn. Vergeefs – de mens is niet de demi-God van zijn computioneel bestaan. Zoals astrofysicus DeGrasse Tyson eens zei: ‘The universe is under no obligation to make sense to you, at all.’ 

De cybernetica staat in een lange traditie van pogingen het leven minder onzeker te maken en is nog immer populair. Haar nieuwste jasje is de hyperboliek rondom kunstmatige intelligentie. Algoritmes, simulaties, robotica – het is de droom van de cybernetische wetenschap. Een groeiend aantal overheidsinstituties laat ingrijpende beslissingen over aan algoritmische routines die draaien op de cybernetische aanname dat het doortrekken van patronen in beschikbare datagegevens waardevrije en vooruitziende uitkomsten oplevert. Kortom, dat
intelligent leven berekenbaar is. 

De laboratoriumomstandigheden en specifieke stimuli deed Skinners duiven pingpongen. Het leven is echter geen Skinner Box. Zullen we de computermetafoor maar naar de schroot dragen? Een alternatief is, zoals De Montaigne dicteerde, de dood zijn vreemdheid ontnemen.