Home De estafette: Het dogma van de genderbinariteit

De estafette: Het dogma van de genderbinariteit

Door Veronica Vasterling op 04 juni 2015

De estafette: Het dogma van de genderbinariteit
Cover van 02-2015
02-2015 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Feminisme is terug van weggeweest. Voor de huidige generatie studenten filosofie is gender en feminisme weer hip en hot en happening. Ondanks ettelijke feministische golven blijft één trend onaangetast: het rotsvaste geloof dat er een substantieel verschil is tussen mannen en vrouwen. Psychologen, hersenonderzoekers en andere wetenschappers doen hun best om aan te tonen dat er verschillen in gedrag, cognitie, interesse en identiteit bestaan tussen vrouwen en mannen. Zelden kom je empirisch onderzoek tegen dat de hypothese van genderverschillen kritisch tegen het licht houdt.

De wetenschappelijke basis voor het idee dat er twee wezenlijk verschillende categorieën van mensen bestaan, mannen en vrouwen, werd in de tweede helft van de 19e eeuw gelegd. Naast de uitvinding van de homoseksueel en de heteroseksueel, kun je gerust spreken van de uitvinding van ‘de neger’ en ‘de blanke’, ‘de man’ en ‘de vrouw’. Niet dat men daarvoor geen weet had van het anatomisch verschil, maar ‘man’ en ‘vrouw’ als identiteits- en daarmee ook levensbepalende categorieën die elkaar uitsluiten is een vrij recent verschijnsel. In vroegere eeuwen had men andere zorgen aan het hoofd, en waren andere verschillen, bijvoorbeeld die in religie, veel bepalender.

Rond 1900 was biologisch en antropologisch onderzoek naar verschillen in seksualiteit, ras en sekse zeer populair. Maar in tegenstelling tot de eerste twee, heeft het wetenschappelijke geloof in het man-vrouw verschil de tand des tijds zonder enige schade doorstaan. Foucault is de meest gelezen filosoof buiten de filosofie, waaruit we voorzichtig kunnen concluderen dat er getwijfeld wordt aan de natuurlijke gegevenheid van homo- en heteroseksualiteit. Het contrast met met rassenverschillen is nog groter. Na de Tweede Wereldoorlog en enkele koloniale oorlogen is langzaam het besef doorgebroken dat het wetenschappelijke onderzoek naar rassenverschillen wel erg nauw verwevenwas met racistische ideologieën. Het verband tussen seksisme en wetenschap is daarentegen alleen in feministische uithoeken van wetenschap en filosofie onderzocht. De opvatting dat de categorie ras een product is van racisme en niet omgekeerd kan inmiddels op brede instemming rekenen, maar de vergelijkbare opvatting dat de sekse/genderbinariteit een product is van heteronormatief seksisme is op zijn minst controversieel.

Vanwaar dit verschil? Let wel, ik heb het niet over racisme en seksisme als maatschappelijke verschijnselen. Als racisme in de wetenschap misschien wat minder is geworden, dan kunnen we dat, helaas, niet zeggen van racisme in het algemeen. Integendeel. Racisme overstijgt tegenwoordig ruimschoots het niveau van het onopgemerkte alledaagse racisme. Seksisme lijkt onderhevig aan een omgekeerde beweging. Het wordt steeds alledaagser en onzichtbaarder. In een zaal met honderden psychologiestudenten luister ik met verbazing naar de docent die zonder enige nuancering en zonder spoor van twijfel beweert dat ‘wij weten dat mannen handelen en vrouwen communiceren’. Weten wij dat? Hoe weten we dat? Wat is het verschil tussen de overdracht van kennis en de overdracht van stereotypen?

Over de hoe-vraag is wel wat meer te vertellen. Veel wetenschappelijk onderzoek naar genderverschillen is statistisch onderzoek. Het resultaat van statistisch onderzoek zijn reeksen getallen die de gemiddelde verschillen weergeven. Een grafische weergave van statistisch onderzoek dat substantiële genderverschillen gevonden heeft, ziet er als volgt uit:



←   distributie  →

Het verticaal gestreepte veld in de grafiek representeert mannen en het horizontaal gestreepte veld representeert vrouwen. De ruimte tussen de toppen van de twee curves geeft het verschil aan. De twee belangrijkste kenmerken van deze grafiek zijn de mate van overlap en distributie. Wanneer statistisch onderzoek naar genderverschillen iets oplevert – wat overigens vaak niet het geval is – dan gaat het zonder uitzondering om verschillen met een enorme overlap en distributie. De overlap geeft aan dat de individuele mannen en vrouwen die onderzocht zijn voor het grootste deel niet significant verschillen. De brede distributie geeft aan dat de verschillen tussen mannen onderling en vrouwen onderling groot zijn. Ondanks het feit dat zelfs de meest robuuste genderverschillen altijd gepaard gaan met grote distributie en overlap worden de resultaten standaard in binaire termen vertaald en gerapporteerd door de wetenschappers. Het grafische equivalent van die binaire vertaling is deze staafgrafiek:

Zoals de staafgrafiek duidelijk laat zien, de vertaling in binaire categorieën laat distributie en overlap verdwijnen en accentueert alleen het verschil. Door het statistisch complexe resultaat te reduceren tot een verschil tussen twee duidelijk afgebakende groepen – mannen en vrouwen – construeert deze interpretatie een binariteit die er niet is.

Er zijn witte mensen en zwarte mensen en allerlei kleurnuances daartussenin. Er zijn mensen met een penis en mensen met een vagina en er zijn interseksuelen. Wanneer van zwarte mensen te pas en te onpas verwacht wordt dat ze goed zijn in sport, muziek en dansen, dan zijn er gelukkig steeds meer mensen die dat een racistisch vooroordeel vinden. Waarom is het dan geen seksistisch vooroordeel om te verwachten dat mensen met een penis competitief en assertief zijn, en mensen met een vagina sociaal en communicatief?

In deze rubriek vertelt een filosoof wat hij of zij het belangrijkste filosofische probleem van dit moment vindt en geeft daarna het stokje door. Veronica Vasterling geeft het estafettestokje door aan Bart Geurts.