Home De estafette: Footloose philosophy

De estafette: Footloose philosophy

Door Hans Harbers op 29 oktober 2014

De estafette: Footloose philosophy
Cover van 02-2009
02-2009 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Mooi woord: footloose. De Collins Cobuildomschrijft het als volgt: ‘Someone who is footloose has no responsibilties and commitments and so is free to do what they want and go where they want.’ In het woord zit van meet af aan een morele dubbelheid ingebakken. Enerzijds verwijst het naar vrijheid en ongebondenheid. Maar dat brengt, anderzijds, ook zoiets als eigengereidheid en gebrek aan verantwoordelijkheid met zich mee; een onwil (of onkunde) om zich te binden, om relaties aan te gaan – met alle bijbehorende verplichtingen van dien.

Filosofie moet tot op zekere hoogte footloose zijn, wil zij een kritische rol vervullen – zowel binnen de wetenschap (grondslagen- en methodediscussies) als daarbuiten, in allerlei maatschappelijke, politieke en culturele contexten. Kritiek vereist immers distantie, een zekere mate van afstandelijkheid en onafhankelijkheid – vrijdenken, los van vastgeroeste tradities en gevestigde belangen. Het was niet toevallig dat Mannheim zijn pleidooi voor een freischwebende Intelligenz in het Duitsland van de jaren dertig hield.

Maar diezelfde notie kan ook een vrijbrief worden voor vrijzweverigheid: filosofie losgezongen van elke wetenschappelijke context of maatschappelijke werkelijkheid. Sommigen zullen daarbij denken aan Nietzsches of Kiergegaards nogal idiosyncratische schrijfsels; anderen aan de onnavolgbare kronkels van menig postmoderne auteur. Zelf bespeur ik dit gevaar in een heel andere traditie: die van Kants transcendentaal idealisme tot en met de hedendaagse analytische filosofie. Sterker nog: hier is dat gevaar ook minder onschuldig. Uit de aard van hun filosofie (toegegeven: dat is ook meteen de zwakte ervan) poneren Nietzsche en zijn postmoderne erfgenamen geen eenduidige waarheidsclaims. Integendeel, hun werk is er juist op gericht om elke waarheids/machtsclaim te kijk te zetten als een menselijke, al te menselijke constructie. Bij de analytici in de traditie van Kant ligt dat precies omgekeerd. Zij analyseren de Bedingungen zur Möglichkeitvan oordelen over het ware, het goede en het schone. Ook dat is een vorm van achter- uit denken, maar nu met een heel andere bedoeling. Hier gaat het niet om een ironisch-cynische ontmanteling van waarheid, gerechtigheid en schoonheid, maar juist om de zoektocht naar zo stevig mogelijke fundamenten daarvoor.

Nu kennen we allemaal dat vreselijk pientere, maar oh zo vervelende knaapje van een jaar of vier dat bij elk antwoord dat je geeft toch weer de waarom-vraag stelt. Inderdaad, daar komt geen einde aan en op een gegeven moment gaat het nergens meer over. Het vraag-antwoordspel is footloose geworden – losgezongen van welke handelingscontext dan ook. Vroeger kreeg dat ettertje een draai om zijn oren, tegenwoordig zullen we vriendelijker middelen hanteren, maar het beoogde resultaat is hetzelfde: terug naar de alledaagse werkelijkheid, beide benen weer op de grond. Ver voor Wittgenstein wisten de pragmatisten al dat doubt onlosmakelijk verbonden is met belief, belichaamd in concrete handelingspraktijken. Twijfel is alleen zinvol in de context van zulke praktijken en zekerheid is het resultaat van en niet de achter- of onderliggende voorwaarde voor die praktijken.

Een groot deel van de professionele academische filosofie heeft inmiddels veel weg van dat vierjarige knaapje: heel pienter, maar het gaat nergens meer over. Postmoderne vrijdenkers en analytische funderingsdenkers kunnen elkaar wat dat betreft de hand geven. Beide zijn dusdanig footloose geworden dat de voor kritiek noodzakelijke distantie in haar tegendeel is verkeerd. In het geval van de postmodernen is dat duidelijk; hier is kritiek met opzet verwaterd tot een spel, tot Spielerei. In het geval van de analytici ligt dat wat gecompliceerder. Hier is kritiek ontaard in een streven naar zuiverheid en waarheid dat, in weerwil van Popper, op gespannen voet staat met openheid en democratie. Cognitieve en morele kritiek fungeert dan niet meer als breekijzer om een dialoog mogelijk te maken, maar als middel om af te sluiten en uit te sluiten – als zuiveringsmechanisme.

Die heuristiek van de zuiverheid uit zich in methodisch opzicht in het eindeloze streven naar conceptuele helderheid en eenduidigheid. Niet toevallig zijn de voor- beelden die analytici gebruiken in hoge mate artificieel: ofwel zelfverzonnen (kale koning van Frankrijk, Chinese kamers, enzovoort) ofwel ontleend aan totaal wereldvreemde gedragsexperimenten. Dat oogt concreet, maar is ontdaan van elke relatie met alledaagse praktijken. Ook in inhoudelijk opzicht geeft de analytische filosofie de voorkeur aan niet-relationeel denken: wel rechten toekennen aan het dier in het algemeen, maar niet spreken over gedifferentieerde mens-dier relaties. Individuele keuzelogica boven relationele zorglogica. De autonome mens als maat van alle dingen in plaats van de mediatie van mensen en dingen. Wel spreken over eerste- versus derdepersoonsperspectief, maar nooit over het meer relationele twee- depersoonsperspectief. Enzovoort,  enzovoort. Steeds weer gaat de voorkeur uit naar het eenduidige en algemene, los van tijd en plaats – naar het universele boven het relationele.

En als ik me niet vergis, wordt een en ander institutioneel nog eens versterkt door de internationalisering. Die is zeer gebaat bij footloose philosophy: kun je lekker ongestoord in Hong Kong verder gaan met waarmee je in Boston of Amsterdam bezig was. De vrij reizende intelligentsia is ‘free to do what they want and to go where they want, without responsibilties and commitments’. Natuurlijk, globalisering vereist een filosofie van het globale, maar geen globale, footloose filosofie.

In deze rubriek vertelt een filosoof wat hij of zij het belangrijkste filosofische probleem van dit moment vindt en geeft daarna het stokje door.