Hoe te leven te midden van een wereld op drift, imploderende systemen, exploderende aantallen mensen, massahysterie, klimaatcontracties en een globaliserende tunnelvisie? Het lijkt alsof we steeds minder grip hebben op de wereld en onszelf. De meningen en instant-oplossingen buitelen over elkaar heen, maar concreet levert het tot nu toe niet veel op. Hoe moeten we omgaan met een in snel tempo veranderende en steeds complexer wordende wereld? Welk ‘nieuw’ wereldbeeld kan daarbij horen? En wat bewijst ons in deze zoektocht de beste dienst?
Mensen interacteren met een buitenwereld bestaande uit soortgenoten, dieren, dingen en gebeurtenissen. Een wereld die enkel te begrijpen valt voor zover deze kan worden verinnerlijkt, dat wil zeggen, als een innerlijke wereld opnieuw kan worden geschapen. Ieder van ons construeert dan ook een eigen betekenis van de werkelijkheid, waarbij de cultuur waarin wij leven ons laat samenwerken. Wij bouwen deze verbeelde wereld op door interactie op verschillende niveaus, zoals in alle complexe (eco)systemen het geval is. Deze gebeurtenissen vinden plaats op cellulair niveau (neurologisch), chemisch niveau (emotionele opwinding), cognitief niveau (vorming van identiteit) en op verschillende gradaties van sociale integratie (familie, buurt, gemeenschap). Onze zelfgeconstrueerde verhalen geven aan waarom wij doen wat wij doen en vormen een richtlijn hoe te leven.
Dit proces van programmering kan ertoe leiden dat twee mensen dezelfde gebeurtenis als zeer verschillend ervaren. Wij kunnen desondanks met elkaar samenwerken, omdat mensen in geneste systemische contexten bestaan: de menselijke soort, cultuur en subculturen. Dat heeft als voordeel dat we met elkaar kunnen communiceren en samenwerken. Maar het kan er ook voor zorgen dat we in de vaste overtuiging verkeren dat onze persoonlijke perceptuele werelden correct zijn en een betrouwbare afspiegeling van de externe wereld. Dit laatste kan leiden tot zelf bevestiging en een illusoir gevoel van veiligheid.
De symbiose tussen mens en wereld wordt gemarkeerd door de ontwikkeling van taal en kunst. Beide zijn oneindig open voor (her)interpretatie, zelf-organiserend, cumulatief, autokatalytisch en dynamisch. Elke volgende interpretatie zet een en ander in een groter verband en is daarmee een nieuwe constructie. Daarbij zijn kunstwerken niet zozeer gereedschappen of hulpmiddelen, maar leveren die een duurzaam model van ervaring dat stimuleert tot een reorganisatie van ons brein en leidt naar een uitbreiding van onze verbeeldingskracht. Het kunstwerk is een veelzeggend voorstel dat zich aan de kunstenaar heeft voorgedaan en vervolgens aan het publiek wordt getoond. Deze publieke propositie zorgt voor een spirituele uitbreiding: de wereld wordt er ruimer door en stimuleert tot bewustwording. Bovendien is het kunstwerk een zowel gecondenseerde als uitgebreide energieke suggestie. Gecondenseerd herbergt het een veelheid aan samengebalde ideeën, verwijzingen en intenties. Uitgebreid strekt het werk zich in de wereld uit en probeert ons allemaal te raken en wakker te schudden. Zo stelt het kunstwerk onze waarden ter discussie of doet ons alledaagse waarden herinneren die wij uit het oog waren verloren. Het doel van kunst is dus niet ons van iets te willen overtuigen of te verleiden, maar ons brein te stimuleren tot een uitbreiding van de verbeelding.
Evenals in kunst spelen intuïtie en verbeelding bij filosofie een belangrijke rol. Denk bijvoorbeeld aan het gedachte-experiment, dat vaak begint met ‘stel je voor’, ‘wat zou er gebeuren als’ of ‘denk je eens in’. Zo kwalificeerde filosoof Ernst Mach het gedachte-experiment als een ‘re-conceptualisatie van de wereld op een betere manier’. De wijze waarop gedachte-experimenten ontstaan vertoont weliswaar overeenkomsten met het maken van kunst, maar de uitkomsten zijn diametraal anders. De filosoof wil weten hoe de zaken er waarlijk voorstaan. De kunstenaar presenteert een verrassend ander perspectief op de werkelijkheid.
Naast verbeelding beoefenen kunstenaars en filosofen het principe van vertraging. Dat wil zeggen, de werkelijke filosoof die aan waarheidsvinding doet. Niet de fastfood-filosoof die meer weg heeft van een journalist en zich hapsnap bezighoudt met de waan van de dag om ons snel te consumeren brokken voor te schotelen die ons gestel ondermijnen. Of de fop-filosoof die denkt filosofie te bedrijven door woorden en zinnen om te draaien of te verwisselen en op deze manier filosofie tot een woordenspel reduceert. Net zomin als de fabuleer-filosoof die nog een stapje verder gaat en zelf de rest erbij verzint om zijn betoog te staven. Nee, hier is de filosoof bedoeld die een duurzame artistieke houding cultiveert, zoals iedere goede kunstenaar dat doet.
Filosoferen betekent uiteindelijk werken aan onszelf, evenals een ontmoeting tussen kunstwerk en kijker een intuïtieve reis is naar onszelf met het doel onszelf te verrijken en (opnieuw) met ons gevoel in contact te komen. Reflectief denken alleen is niet genoeg, maar dient te worden aangevuld met een artistieke houding wil het tot duurzaam denken kunnen komen. Duurzaam heeft hier de betekenis van relevant. Niet hetgeen in een eindeloze herhaling voortduurt en tot verstarring leidt, maar datgene wat ertoe doet op de lange duur.