Home De estafette: De zin in het leven

De estafette: De zin in het leven

Door Patrick Delaere op 04 november 2014

Cover van 02-2011
02-2011 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Eigenlijk bestaat er maar één werkelijk ernstig filosofisch probleem: de vraag of het leven wel of niet de moeite waard is om geleefd te worden. Aan het woord is Albert Camus. Al het andere – of de wereld drie dimensies, de geest negen of twaalf modules heeft – komt pas daarna. Eerst moet men antwoord geven. En waarom is dit antwoord dringender dan enig ander? Dat is zo, aldus Camus, vanwege de daden waartoe het verplicht. De vraag wat zin geeft aan ons leven is van alle vragen de meest urgente.

Over die vraag wordt in filosofieland echter nog te weinig expliciet en analytisch nagedacht. Susan Wolf is een uitzondering en demonstreert hoe zo’n filosofisch onderzoek eruit kan zien. Wolf pakt de kwestie eigenzinnig aan. Ze is niet geïnteresseerd in de vraag naar de ultieme betekenis van het menselijk leven (‘Maakt mijn leven deel uit van een groter verhaal of hoger plan?’). Ook gaat het haar niet om het afwenden van de existentialistische dreiging dat een mensenleven nergens op slaat (‘Dat ik geen grote, duurzame plons in het universum kan maken maar slechts een vuiltje ben in een uitgestrekt, onverschillig universum of, in Wolfs termen, dat ik niet meer ben dan een luchtbel in een pot appelstroop.’) Dergelijk gejammer over kosmische betekenisloosheid wordt door Wolf afgeserveerd als uitvloeisel van een irrationele obsessie met voortbestaan. Wolf brengt de vraag naar de zin van het leven tot rust door te kijken naar de zin in het leven. En het antwoord op de vraag naar de zin in het leven ligt besloten in dat leven zelf.

Dit is haar werkhypothese: om een zinvol bestaan te kunnen leiden dient er sprake te zijn van een leven ‘dat actief en tot op zekere hoogte succesvol in een positief project (of projecten) is geëngageerd’ (2007: 65). Drie elementen dus. Eerste vereiste is ergens van houden, ergens om geven en daarvoor gáán. Tweede vereiste is dat hetgeen waaraan iemand zijn krachten wijdt een project is dat een positieve waarde heeft. Derde vereiste is dat betreffende enigszins succesvol is bij het uitvoeren van zijn levensprojecten. Wie zijn dagen liggend op de bank door- brengt met bier drinken en zappen mist actief engagement. Wie probeert zo veel mogelijk handgeschreven kopieën te vervaardigen van Gipharts Phileine zegt sorry is met een project bezig dat positieve waarde mist. Wie een bomaanslag op Hitler pleegt waarbij Hitler slechts lichte verwondingen oploopt heeft te weinig resultaat geboekt. De criteria zijn niet zonder problemen. Zo kan men tegenwerpen dat de subjectieve conditie en enig succes toch voldoende voorwaarden moeten zijn voor zin in het leven. Stel dat iemand zijn hele bestaan wijdt aan het verzorgen van zijn goudvis en vindt dat hij zinvol bezig is, dan moet dat toch volstaan? Onduidelijk is bovendien wat onder positieve waarde zou moeten worden verstaan. Mensen vergissen zich nogal eens in de waarde van hun projecten. Tolstoj dacht een tijdlang dat zijn boeken waardeloos waren. En de moeder van Bob Dylan vond dat gepluk aan die gitaar van haar zoon maar tijdverspilling. Wolf bedoelt met positieve waarde iets van objectieve waarde. Maar hoe bepalen we of projecten van onszelf of anderen objectief waardevol zijn? En op grond waarvan moeten we volhouden dat het pakweg zinvoller zou zijn om als moeder een kind op te voeden dan als toegewijd goudvisverzorger door het leven te gaan?

Al deze bedenkingen laten echter onverlet dat Susan Wolf ons een dienst bewijst door een aantal filosofische problemen te triëren. Het klopt immers dat mensen niet alleen een gelukkig leven en een goed leven, maar ook nog een zinvol leven willen leiden. En dat de vraag ‘wat is een zinvol leven?’ eigen bestaansrecht heeft naast de meer bediscussieerde vragen ‘wat is een gelukkig leven?’ (opgevat als prudent leven) en ‘wat is een goed leven?’ (opgevat als moreel leven). Deze drie vragen zijn niet tot elkaar te herleiden. Het is goed mogelijk om een zinvol leven te leiden en ongelukkig te zijn. Of om een zinvol leven te leiden en moreel over de schreef te gaan. Daarnaast reikt Wolf een vocabulaire aan waarmee gehoor kan worden gegeven aan Camus’ penetrante oproep. Wolfs werkdefinitie met de drie criteria is veelbelovend. Inclusief, tot nader order, het door haar voorgestelde objectiviteitscriterium. Het is immers nog maar de vraag of alleen iemands subjectieve gevoel zinnig bezig te zijn toereikend kan zijn om bij enig succes van een zinvol bestaan te kunnen spreken. Natuurlijk, er is nog geen bevredigende beschrijving voorhanden van wat een project van objectieve waarde zou moeten zijn. Maar dit is geen reden om er dan maar over op te houden, hooguit om bescheiden te blijven in onze antwoorden en energiek te blijven zoeken. Want wat een mensenleven zinvol maakt ontleent zijn waarde vaak aan bronnen die los staan van het eigen leven. Mensen willen hun levens op een positieve manier vastklikken aan iets dat groter is dan hun eigen leven. Waarom dat zo is is moeilijk te zeggen. Maar het lijkt iets heel menselijks te zijn.

In deze rubriek vertelt een filosoof wat hij of zij het belangrijkste filosofische probleem van dit moment vindt en geeft daarna het stokje door. Patrick Delaere geeft het estafettestokje door aan Jan Bransen.

Literatuur

  • Camus, A. (1963). De mythe van Sisyfus. Een essay over het absurde. Amsterdam: De Bezige Bij.
  • Wolf, S. (2007). The Meanings of Lives. In J. Perry, M. Bratman & J.M. Fischer (red.),Introduction to Philosophy. Classical and Contemporary Readings (pp. 62-73)Oxford: Oxford University Press.
  • Wolf, S. (2010). Meaning in Life and Why It Matters. Princeton: Princeton University Press.