De afgelopen maanden gingen mensen, onder wie veel jongeren, wereldwijd de straat op voor een progressiever klimaatbeleid. Tijdens de aanloop naar de Provinciale Statenverkiezingen was het klimaat een van de belangrijke onderwerpen waarmee partijen zich profileerden. Duurzaamheid staat momenteel dus weer hoog op de agenda, maar wat de term precies inhoudt en welke veranderingen eraan ten grondslag zouden moeten liggen, is al heel lang onderwerp van maatschappelijke en wetenschappelijke discussies.
In de jaren zeventig gingen deze discus-sies veelal over het gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Het rapport ‘Limits to Growth’ (Grenzen aan de Groei, 1972) van de Club van Rome kondigde aan dat de mens niet ongebreideld natuurlijke hulpbronnen kan gebruiken als het een duurzaam leven op aarde in stand wil houden. In diezelfde periode nam de levensstandaard echter toe. Luxes als privaat autobezit en -gebruik werden in de rijkere delen van de wereld steeds algemener. De fossiele brandstoffen waarop veel auto’s rijden en mobiliteit in het algemeen zijn sindsdien vaste onderwerpen in het klimaatdebat.
Als reactie op de problemen die wegtransport en grootschalige automobiliteit opleveren– van milieu- en klimaatvervuiling tot stress en grootschalige economische verliezen wegens vertragingen door files – zijn veel verschillende maatregelen ontwikkeld. Sommige daarvan zijn gericht op intensiever gebruik van alternatieve transportmodi, zoals de fiets en het openbaar vervoer. Dergelijke oplossingen postuleren een gedragsverandering van het individu dat verknocht is geraakt aan de (eigen) auto.
Veel studies van verkeerspsychologen, verkeerskundigen en technische ontwikkelaars gaan echter minder uit van de bereidheid, of mogelijkheid, van mensen om alternatieve vervoersmiddelen te nemen of hun mobiliteit te verkleinen. Zij zoeken veelal middels slimme informatie en communicatietechnologieën naar manieren om de kans op files te verkleinen, terwijl mensen in hun auto kunnen blijven zitten. Dit is niet vreemd, gezien de waarde die mensen aan hun auto, en de tijd die zij daarin besteden, hechten. Onderzoek heeft bijvoorbeeld uitgewezen dat veel mensen zich op een bepaalde manier identificeren met of status ontlenen aan het soort auto dat zij rijden.
De auto is derhalve voor veel mensen niet slechts een middel om van A naar B te komen. Het is een comfortabele, omsloten, private ruimte waarin door sommige automobilisten een gevoel van rust en ‘tijd voor zichzelf’ wordt ervaren. De auto wordt om deze redenen weleens aangeduid als cocon of bubbel: men voelt zich even afgesloten van de buitenwereld en kan zichzelf omhullen met eigen spullen en favoriete muziek. Mede hierdoor is de weerzin tegen andere vormen van transport te verklaren. De buitenwereld en medemensen zijn daarin vaak letterlijk een stuk tastbaarder, en dit is niet altijd even aangenaam. Bovendien bieden andere vormen van mobiliteit zelden dezelfde mate van autonomie als de eigen auto: zolang er brandstof in de tank zit, kun je gaan waar en wanneer je wilt.
Op deze manier is de auto diep verbonden geraakt met verschillende kernwaarden als vrijheid, comfort en privacy. Inzicht in deze onderliggende motivaties van mensen om voor de auto te kiezen is van belang om het overvloedige autogebruik en de fileproblematiek, met alle bijbehorende nadelige effecten, kritisch te benaderen. Alleen dan kunnen alternatieve, meer duurzame vormen van mobiliteit worden ontwikkeld die door huidige autogebruikers als acceptabele vervanging voor de auto zullen worden gezien.
Een element dat pas vrij recentelijk aan onderzoek naar automobiliteit is toegevoegd, is het belang van de akoestische ervaring van bestuurders en passagiers tijdens het rijden. In het werk van verkeersexperts waarnaar ik eerder refereerde, speelt geluid zelden een prominente rol. Uitzonderingen hierop zijn onderzoeken naar bijvoorbeeld de invloed van muziek op het gedrag van bestuurders, of de reactie van mensen op auditieve informatie over de verkeerssituatie. Het laatste is relevant in onderzoek naar de manieren waarop bestuurders al dan niet handelen na het horen van verkeersinformatie.
Hoewel verkeersinformatie normaliter niet besproken wordt als een heel dynamisch fenomeen is het precies hier dat de thema’s duurzaamheid en automobiliteit al lange tijd samenkomen. Sinds eind jaren zestig worden verkeersberichten ingezet als middel in de zoektocht naar efficiënter, veiliger of duurzamer verkeer. Die bijdrage komt op verschillende manieren impliciet of expliciet tot uiting. Verkeerslezers vragen bijvoorbeeld extra aandacht voor het verkeer verderop om zo kop-staartbotsingen te voorkomen, ze kunnen automobilisten proberen te verleiden tot het nemen van een alternatieve route om de doorstroming op verstopte wegdelen te verbeteren, en automobilisten kunnen zelf de conclusie trekken dat ze beter iets later kunnen vertrekken waardoor de drukte op de weg meer wordt gespreid.
De verkeersinformatie is daarmee mijns inziens een onderwerp dat illustreert hoe duurzaamheid en strategieën voor duurzame mobiliteit vele gedaanten kan aannemen, en soms kan worden geïdentificeerd in onverwachte hoek en in relatief oude technologieën en gebruiken. Dit inzicht biedt mogelijkheden om nieuwe, of misschien juist wel oude, perspectieven toe te voegen aan de hedendaagse zoektocht naar vormen van duurzame(re) mobiliteit, en de rol die techniek daarin kan spelen.