In deze rubriek vertelt een filosoof wat hij of zij het belangrijkste filosofische probleem van dit moment vindt en geeft daarna het stokje door.
Feminisme is terug, hoewel je je kunt afvragen of het ooit weggeweest is. Het krijgt momenteel in ieder geval veel aandacht in boeken en films, en niet te vergeten in de media, waarin het wereldwijde #MeToo-fenomeen de zaken nog eens extra op scherp heeft gesteld. ‘Het feminisme is een revolutie die geslaagd is’, beweren sommigen. Anderen menen dat diezelfde revolutie niet veel heeft opgeleverd.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Het feminisme komt in golven, weten we inmiddels. We dobberen momenteel op de derde golf of wellicht ergens tussen de derde en de vierde golf. Ik draag het feminisme al jaren een warm hart toe. In mijn proefschrift, een product van de vorige eeuw toen computers nog log en zwaar en bepaald niet wireless waren, heb ik laten zien dat er ook (of zelfs) bij Nietzsche een feministische blik aanwezig is. Hij stelt expliciet dat vrouwelijkheid een constructie is. Maar er zijn bij hem meer blikken op de thema’s ‘vrouw’ en ‘vrouwelijkheid’ – je hebt immers minstens honderd paar ogen nodig om de waarheid te kunnen zien en alleen die veelheid van perspectieven scherpt je zicht op een kwestie.
Mijn proefschrift is dan ook geen feministisch proefschrift. Dat heeft alles te maken met het feit dat ik niet zo van de ‘ismen’ ben. ‘Ismen’ roepen bij mij enige terughoudendheid op, want ze sluiten je op in één identiteit, terwijl we – zo leerde ik van Nietzsche – meerdere identiteiten hebben en erkenning van die veelheid in ons is nodig om onszelf en de wereld om ons heen (de veelheid buiten ons) op een constructieve manier vorm te geven. Het gevaar van identiteitspolitiek is dan ook dat je nog slechts slaafs de enige ware ideologie volgt. Deze ‘monotonologie’ trekt je steeds dieper de ‘kudde’ in.
Wat volgt is kudde-strijd, of een strijd tussen botsende ‘bubbels’ (om een populaire term te gebruiken). Daarin verwijt de ene bubbel’ de andere normatief te zijn; de stellingen zijn ingenomen: ‘moslimfeministen’ versus ‘witte feministen’, ‘intersectionelen’ versus witte mannen’. Deze laatste groep functioneert momenteel als de kop van jut. Voor zover u het nog niet weet: alles is de schuld van witte mannen. Maar eerlijk gezegd zijn er veel witte mannen – zoals Nietzsche – van wie ik veel heb geleerd en in wier gezelschap ik graag verkeer. Dat wil niet zeggen dat ik het probleem van witte geprivilegieerde mannen niet zie.
Er is wel degelijk iets aan de hand tussen mannen en vrouwen, zoals filosoof Simone de Beauvoir al op overtuigende wijze heeft laten zien en zoals veel genderwetenschappers dat vandaag de dag nog steeds doen. Het eerdergenoemde #MeToo-fenomeen maakt duidelijk waar de geprivilegieerde positie toe kan leiden: machtsmisbruik, in dit geval op seksueel gebied. Een van ’s werelds grootste gorilla’s heeft al aangegeven: ‘Grab them by the pussy’. Voor wie het niet lukt om ‘ze’ rechtstreeks ‘by the pussy te grabben’, omdat zijn machtspositie zwaar geërodeerd is, is er altijd nog incel: de website die speciaal gemaakt lijkt te zijn als de uitlaatklep voor machteloze frustratie van vermeend aangetaste mannelijke eigenwaarde.
Nu zijn er vrouwen die weinig affiniteit hebben met het #MeToo-fenomeen en er zelfs tegen hebben geprotesteerd. Het gaat hier ironisch genoeg om prototypische enigmatische vrouwen, zoals Catharine Deneuve, die precies hun carrière danken aan hun vermogen feilloos het projectiescherm te zijn dat mannen van hen maken. Dat is immers de raison d’être van deze grandes dames. Het probleem ligt echter niet alleen bij mannen, maar bovenal bij een cultuur die wordt gekenmerkt door hegemoniale masculiniteit. De ‘hegemoon’, de grote leider, is bijna per definitie man. Toch kan de afgeleide macht, de hegemoniale masculiniteit by proxy, door iedereen vormgegeven worden. Het gaat dus niet alleen om witte mannen. Ook niet-witte mannen, vrouwen en kinderen van alle tijden en culturen zijn in staat zich tot ware ‘hegemoon(tjes)’ te ontwikkelen.
Dat neemt echter niet weg dat feminisme en identiteitspolitiek in het algemeen zinvol kan zijn. Maar – en dit is een belangrijke ‘maar’– het gevaar van inkapseling ligt op de loer. Je raakt makkelijk opgesloten in één identiteit die je slechts deelt met je bubbelgenoten. Je zicht blijft beperkt als je met z’n allen alleen binnen de eigen bubbel blijft. De waarneming is zo begrensd dat er geen zicht is op de wereld buiten, een wereld die zich eindeloos uitstrekt en waarin nog alles mogelijk is. Maar dat kun je pas zien als je eruit stapt.
Feminisme blijft dus zinvol en dat geldt ook voor de internationale beweging Black Lives Matter, LGTBQ’s en al diegenen die geen etiket opgeplakt willen hebben, maar wel strijden voor verandering en vernieuwing. Toch moeten we uiteindelijk allemaal met elkaar om de tafel en in gesprek over hoe we daadwerkelijk gezamenlijk zorg kunnen dragen voor de wereld, en daarmee voor elkaar als bewoners van deze gemeenschappelijke wereld.