Home De correspondenten: Spaghettidemocratie

De correspondenten: Spaghettidemocratie

Door Oscar ten Houten op 31 oktober 2014

Cover van 04-2010
04-2010 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Volgend jaar viert de Italiaanse staat zijn 150ste verjaardag. Het belooft een bo bastische farce te worden. Met veel vuurwerk en retoriek zal men proberen te verhullen dat Italië als eenheidsstaat mislukt is. Want behalve in uitzonderlijke gevallen, zoals onlangs het wk 2006, zijn er maar weinigen die zich werkelijk met Italië identificeren. Het idee van de staat als hoeder van het gemeengoed en vertegenwoordiger van de wil van het volk is de Italianen vreemd. De staat is de vijand, want de staat heft belasting, zo redeneert men.
Daarom wordt degene die de staat belazert door de belasting te ontduiken – zoals bijna iedereen doet die er de mogelijkheid toe heeft – niet moreel veroordeeld, maar integendeel, gevierd. Vandaar ook dat een boef als Silvio Berlusconi tot driemaal toe gekozen is tot leider. Hij vertegenwoordigt, in het groot, dat wat de kleine Italiaan zou willen zijn.

‘Campanilisme’

Dat de rijkste man van Italië ook de absolute leider van het land is, is voor Italiaanse begrippen volkomen logisch. Aan het einde van de middeleeuwen waren het de eerste grote bankiersfamilies die in steden als Florence en Siena de politieke macht voor zich opeisten en met hun lust naar weelde de aanzet hebben gegeven tot de renaissance. Het land was destijds verdeeld in talloze stad- en dorpstaatjes die zich gezamenlijk hadden vrijgevochten van de Duitse keizer Frederik Barbarossa. Het wantrouwen jegens een overkoepelend staatsgezag is sindsdien altijd gebleven. De Italianen identificeren zich allereerst met hun familie, daarna met de parochie en de wijk, en hoogstens met de stad waarin ze wonen. Campanilismo noemen ze dat hier, wat ik maar zal vertalen als ‘klokketorentrots’. Het is een begrijpelijk sentiment in een land dat na de renaissance eeuwenlang het toneel geweest is van invasies, oorlogen en kerkelijke terreur. Het enige wat in zo’n situatie houvast biedt is de directe familie. En als je daarnaast ook nog een rijke beschermheer binnen het dorpsbestuur kunt vinden die in ruil voor absolute trouw de belangen van jouw familie behartigt, zijn je overlevingskansen te midden van de chaos aanzienlijk vergroot.
 

‘Cliëntelisme’

Bij afwezigheid van een hechte sociale structuur is Italië hoofdzakelijk een maatschappij van individualisten. Dat is misschien ook de reden waarom het Schone Land door de eeuwen heen zoveel grote genieën heeft voortgebracht. Maar talent alleen is hier niet genoeg. Juist talent heeft een beschermheer nodig. Dat was vroeger zo, en dat is nu nog steeds zo, vooral in de academische wereld. Wie in Italië uitblinkt op wetenschappelijk gebied komt niet ver als hij niet iemand kent op een hoge positie die bereid is om hem aan te bevelen.

Het alternatief is emigreren. En dat is wat de meeste mensen doen die werkelijk iets kunnen of iets willen ondernemen. Braindrain is een groot probleem in Italië. Wie een jaartje in een land als Groot-Brittannië of de Verenigde Staten heeft gestudeerd realiseert zich terdege hoe slecht de perspectieven in Italië zijn en komt nooit meer terug. Typerend genoeg is er eigenlijk maar één lokale onderneming, tevens de meest succesvolle, die jonge getalenteerde Italianen de kans geeft om snel carrière te maken: de maffia.

Toen Italië anderhalve eeuw geleden aan elkaar gelijmd werd hoopte de heersende vrijmetselarij er op korte termijn een moderne Europese staat van te maken. Dat was op zijn zachtst gezegd naïef. Italië had in driehonderd jaar geen enkele politieke ontwikkeling doorgemaakt. De Franse Revolutie en het Engelse liberale parlementarisme waren aan het land voorbij gegaan. Bovendien verschilde de Italiaanse eenheidsstaat voor de gemiddelde boer niet van de voormalige buitenlandse bezetters. Sterker nog, in het Noorden was men beter af onder de Oostenrijkers, en het Zuiden was welvarender onder de Bourbondynastie: de grote emigratiegolf richting Amerika is pas na de Italiaanse eenheid op gang gekomen.

‘Berlusconisme’

In een land waar het vormen van facties en het uitvechten van vetes aangeboren eigenschappen lijken te zijn en waar meningsverschillen niet worden beslecht met argumenten maar met knokploegen en bommen is het moeilijk om een democratische traditie op touw te zetten. Italië biedt wel ruimte voor politieke experimenten zoals het fascisme. Gedurende de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw oogstte Mussolini veel bewondering in het buitenland omdat hij er als eerste in slaagde om de Italianen in het gelid te laten lopen en de treinen op tijd te laten rijden. Het was allemaal poppenkast, en bij de eerste de beste tegenstoot stortte het in elkaar. Maar ondertussen had het fascisme wel gevolg gekregen in andere landen, waar het concept discipline wel degelijk bekend was en waar men het zou doorvoeren tot zijn extreme consequenties.

Het berlusconisme, de mediacratie als middel tot het verwezenlijken van persoonlijke doelen, is ook een Italiaans politiek experiment. En hoewel het in tegenstelling tot het fascisme in de rest van Europa wat lacherig werd afgedaan als opgeklopte lokale folklore en zijn stichter nog altijd terecht gezien wordt als een politieke clown, begint ook het berlusconisme langzaam maar zeker zijn invloed uit te oefenen op de manier waarop men in serieuzere landen de politiek bedrijft. Blair, Poetin en Sarkozy hebben allemaal goed gekeken naar de manier waarop Berlusconi de media misbruikt bij de creatie van zijn eigen imago. Geert Wilders idem. Pim Fortuyn kwam er zelfs ongegeneerd voor uit dat Silvio Berlusconi een van zijn grote voorbeelden was. Het berlusconisme is besmettelijk.

Met Italië komt het nooit meer goed, maar dat maakt niet uit, want de Italianen houden zich eigenlijk veel liever bezig met lekker eten dan met politiek. Vroeg of laat komt Berlusconi ook wel ten val en dan blijkt iedereen hier ineens antiberlusconist geweest te zijn. Maar misschien is het dan al te laat. Misschien hebben het berlusconisme en de politiek van de vorm zonder inhoud tegen die tijd al wortel geschoten in de rest van Europa. En dan kunnen we blij zijn. Want de vrolijke kant van het berlusconisme is dat alles altijd goed gaat. En wie het ontkent, die is een communist!