Home De correspondenten: Plato, maar dan beter

De correspondenten: Plato, maar dan beter

Door Marijn Kruk op 07 november 2014

Cover van 02-2012
02-2012 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Een ongeïdentificeerd filosofisch voorwerp. Dat is wellicht nog de beste beschrijving van La République de Platon, het eerder dit jaar verschenen boek van de Franse filosoof Alain Badiou. Een vertaling in de strikte betekenis van het woord is het niet. daarvoor zet Badiou de tekst te zeer naar zijn eigen hand. Een op zichzelf staand filosofisch traktaat is het evenmin, want daarvoor blijft hij weer te dicht bij Plato’s oorspronkelijke tekst (De Staat). Een ‘creatieve imitatie’ noemde hij het boek daarom in Répliques, het wekelijkse interviewprogramma van Alain Finkielkraut op radiozender France Culture. Ter verduidelijking verwees Badiou naar de zeventiende-eeuwse Franse tragedieschrijvers en de manier waarop die zich verhielden tot de auteurs uit de antieke oudheid. ‘Ik wilde iets doen in de lijn van Phèdre van Jean Racine, dat wil zeggen: een hedendaagse tekst schrijven en tegelijkertijd de Ouden “imiteren” in de klassieke betekenis van het woord.’ Badious fascinatie voor de auteur van De Staat is niet zo moeilijk te begrijpen. Zowel Plato als hijzelf koestert een diepe afkeer van het politieke regime van de tijd waarin zij leven. Plato van de Atheense democratie, omdat deze naar zijn idee onherroepelijk zou ontaarden in tirannie; Badiou van wat er naar zijn idee in onze tijd voor democratie doorgaat: een ‘capitalo-parlementarisme’. Hierin heeft het grootkapitaal een duister verbond gesloten met de politieke bovenbazen en dienen verkiezingen slechts om de illusie in stand te houden dat de gewone bevolking iets te zeggen heeft. De echte beslissingen worden in achterkamertjes genomen.

In Frankrijk wordt Badiou door platonisten en andere critici een al te grote creativiteit verweten. Ze menen dat hij een oertekst van de westerse filosofie heeft ‘ontheiligd’ door er zijn eigen – beperkt houdbare – preoccupaties en ideeën in te vervlechten. Hier en daar is wel geopperd dat Badiou de nodige misverstanden rond de interpretatie van zijn boek had kunnen wegnemen indien hij simpelweg een andere titel had gekozen. Ma République de Platon bijvoorbeeld. Of Variations sur ‘La République’ de Platon. Wellicht, maar of hij met deze geste de recensenten gunstiger had gestemd blijft zeer de vraag. De opzet van het boek – Socrates discussieert met groepje jongelingen in luxueuze villa over politiek en rechtvaardigheid en reflecteert en passant over de ideale staat – is ongewijzigd. Het neemt niet weg dat Badiou zich voor het overige de nodige vrijheden permitteert. Adimantus, de broer van Plato, wordt Amantha, een zusje dus – en tamelijk grofgebekt. Veel blijkt toegestaan om de tekst aantrekkelijk te maken voor de moderne lezer. Waarom zou je hem lastigvallen met al die oorlogen, revoluties en tirannieën uit de Griekse wereld? De Eerste Wereldoorlog, de Commune van Parijs of het Rusland van Stalin zijn als decor veel overtuigender. Het internet, Saddam Hussein, de iPod – geen anachronisme is Badiou te dol. Als een stelling naar zijn smaak beter wordt onderbouwd door een citaat van Freud dan door een verwijzing naar Hippocrates, kiest hij zonder omhaal voor het citaat van Freud. Ook Shakespeare, Marx en Nietzsche komen voorbij. De beroemde grotscène wordt voorzien van een nieuw jasje. ‘Die grot heeft zó veel weg van een bioscoop dat we deze slechts hoeven te beschrijven,’ kondigt Badiou in zijn voorwoord aan. ‘Plato’s gevangenen verworden er tot toeschouwers-gevangenen van het hedendaagse mediacircus – hetzelfde dus als in de oorspronkelijke tekst, maar dan beter.’

Maar dan beter… het is niet ondenkbaar dat het bloed van menig platonist bij dit vertoon van arrogantie reeds dusdanig begon te koken dat het daarna niet meer goed gekomen is. Jammer wel, want de betreffende passage is lang niet onaardig. ‘Stel je een gigantische bioscoopzaal voor,’ schrijft Badiou, ‘Voorin bevindt zich het filmdoek, dat reikt tot aan het plafond, zó hoog dat het in de schaduw verdwijnt en ieder zicht op iets anders dan zichzelf verhindert. De zaal is afgeladen. De toeschouwers zijn sinds hun bestaan gevangen in hun stoelen, hun ogen gefixeerd op het doek, hun oren afgedekt met koptelefoons.’ De filosoof Jean-François Pradeau, auteur van onder andere Les mythes de Platon, las wel door, maar toonde zich niet minder onbarmhartig. ‘Badiou verving “het Goede” door “het Ware”, “ziel” door “subject”, “God” door de “Grote Ander” en “ideale staat” wisselend door “ware politiek”, “communisme” en “Vijfde Republiek”; voor de platonist die ik ben is dat onverteerbaar.’
 
Badiou zelf zal daar vermoedelijk niet van wakker liggen. Hij was er sowieso niet op uit om een paar academici te behagen. Zijn missie is een andere: hij probeert de aristocratische Plato te forceren tot een communistische coming-out. Het door Badiou verfoeide ‘capitalo-parlementarisme’ vraagt volgens hem om een radicaal ander politiek systeem. Niet voor niets ijvert hij daarom al jaren voor de herwaardering van de communistische idee, zoals meest recent in L’Hypothèse communiste (2009). Veel medestanders heeft hij niet, dus doet hij graag een beroep op een prestigieuze Oude Meester. Maar hoe win je een doorgewinterde aristocraat als Plato voor een radicale theorie van gelijkheid? Aanknopingspunten genoeg, aldus Badiou. ‘Kijk maar eens goed naar zijn schets van de regerende klasse van filosofen. Ze leven gemeenschappelijk, zijn toegewijd aan de publieke zaak en zien af van privébezit. Bij Plato’s aristocratie vind je de eerste articulatie van de communistische idee in de westerse wereld!’ En dus verhief Badiou het communisme in La République de Platon tot leidend principe. Aristocratie = communisme. Binnen het platonistisch vocabulaire bestaat daar een woord voor: sofisme.