Ik ben blij dat ik ben uitgenodigd om een bijdrage te leveren aan Wijsgerig Perspectief. Ik ben gevraagd om filosofisch te reflecteren op iets wat mij typisch Nederlands lijkt. Of, om het anders uit te drukken, ik ben gevraagd om te reflecteren op zaken die apart (of vreemd) voorkomen vanuit het perspectief van een buitenlander. Ik ben afkomstig uit Hongkong, en er zijn inderdaad verschillende zaken die mij vreemd voorkomen: winkels gaan doordeweeks vroeg dicht (en gaan helemaal niet open tijdens vakantiedagen), mensen gaan overal op de fiets heen, enzovoort. Maar ik wil in dit artikel iets persoonlijkers bespreken. Ik ben onderzoeker in opleiding (aio) aan de Universiteit Twente in Enschede en kan mij mijn eerste ontmoeting met mijn supervisor om mijn onderzoeksproject te bespreken nog levendig herinneren. De bijkomst verliep soepel en mijn supervisor vroeg mijn opinies over de manieren waarop we het project konden benaderen. Ik was het meestal met hem eens. Maar op een bepaald moment zei hij mij: ‘Je moet me meteen vertellen wat je ervan denkt.’ Wat was er aan de hand? In feite gaf ik antwoorden op de vragen van mijn superieur in de trant van ‘Ja, maar ’,‘Ja, of misschien ’, enzovoort.(Ik heb ook de neiging om mijn feitelijke uitdrukkingen in te leiden met frasen zoals ‘Ik denk ’,‘Ik ga ervan uit ’ of ‘Ik geloof ’.) Oké, blijkbaar waren mijn antwoorden niet direct genoeg. De beroemde en beruchte introductie tot de Nederlandse cultuur voor buitenlanders – Undutchables– heeft ook iets te zeggen over Nederlandse directheid, en dat is het onderwerp van mijn reflectie hier.
De term ‘Nederlandse directheid’ suggereert dat er een specifieke manier is waarop Nederlanders communiceren. De communicatie wordt gekarakteriseerd door haar directheid. Maar dit is niet zo’n behulpzame karakterisering, want het zegt niet veel over wat die term betekent. Om de betekenis van Nederlandse directheid preciezer te begrijpen, helpt het om eerst twee communicatiemodellen te karakteriseren, namelijk het directe communicatiemodel en het indirecte communicatiemodel. Het directe model vereist dat sprekers hun gedachten zo duidelijk mogelijk uitdruk- ken, terwijl het indirecte model niet ver- eist dat alles wat wordt uitgedrukt direct duidelijk is. Gezien deze vereisten zijn de verantwoordelijkheden van sprekers en toehoorders in beide communicatiemodellen verschillend. In het directe model wordt verondersteld dat de sprekers de verantwoordelijkheid hebben om zo duidelijk mogelijk te communiceren; met andere woorden, de sprekers kan worden verweten dat zij hun gedachten niet duidelijk genoeg hebben uitgedrukt. In het indirecte model is het de verantwoordelijkheid van de toehoorder om te verstaan wat de sprekers zeggen. De twee communicatie- modellen bepalen dus hoe de sprekers hun gedachten uitdrukken.
Het is in zichzelf een interessante normatief epistemologische vraag welk communicatiemodel beter is. Elk model heeft zijn eigen voordelen. Het is duidelijk dat het directe communicatiemodel efficiënter en effectiever is, gegeven het feit dat de ver- eiste van helderheid het minder moeilijk maak om ‘te raden wat de sprekers bedoelen’. Het indirecte model biedt meer ruimte voor interpretatie door toehoorders, wat het mogelijk maakt dat er een andere creatieve betekenis ontstaat.
Natuurlijk lijkt het directe model – zoals Malcolm Gladwell heeft laten zien in de tragediën van de Koreaanse luchtvaart- maatschappij Korean Airlines in Outliers – beter te passen in een informatietijdperk, dat wordt gekarakteriseerd door een snelle uitwisseling van informatie, en in de zakenwereld. Maar ik denk dat het indirecte model ook belangrijk blijft in andere gebieden van het leven.
Een misschien nog interessantere vraag is moreel van aard. Zoals de Australische filosoof John Weckert schreef in een interessant artikel over belediging, is een belediging iets ‘wat mensen op een bepaalde manier niet leuk vinden; het schaadt hun gevoelens, het doet hen walgen, of iets anders in die lijn’ (2007: 26). Als je je eigen gedachten zo duidelijk mogelijk uitdrukt, kan dat de gevoelens van een ander scha- den. Als het waar is dat Nederlandse men- sen zich niet (altijd) beledigd voelen door directheid, dan komt dat volgens Weckert doordat er een verschil is tussen een persoon beledigen en de persoon die iets als een belediging opvat. Beledigd zijn is gerelateerd aan hoe toehoorders opvatten wat wordt gezegd, en is nauw verbonden met de overtuigingen van die persoon. Verondersteld dat een cultuur, bijvoorbeeld de Nederlandse, duidelijkheid als norm neemt en sprekers vooral verantwoordelijk houdt voor het duidelijk communiceren van hun gedachten, dan is het gemakkelijker te zien waarom directheid niet leidt tot een belediging. Maar als er in een tijd van globalisering meer culturele uitwisselingen zijn, dan is het moeilijker om aan eigen normen vast te houden. In deze zin dient het indirecte communicatiemodel misschien beter de doelstellingen van een vriendelijke uitwisseling, niet alleen omdat het meer ruimte laat voor interpretatie, maar ook omdat het indirecte model vereist dat de sprekers beter nadenken
over de manier waarop zij hun gedachten presenteren (natuurlijk is de doelstelling van communicatie dat een gedachte wordt gecommuniceerd, maar het is een kunstige techniek om gedachten indirect over te brengen).
Terugkomend op mijn persoonlijke ervaring: word ik vaak beledigd? Gelukkig is het antwoord nee. Maar het is voorstelbaar dat mensen met drastisch andere gedachten beledigd worden door de Nederlandse directheid. Wat is dan mijn advies? Een manier om te zorgen voor minder beledigingen is: switchen naar een minder direct communicatiemodel.