Home De correspondenten: L’arro seur arrosé

De correspondenten: L’arro seur arrosé

Door Marijn Kruk op 30 oktober 2014

Cover van 02-2010
02-2010 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Met de brede maatschappelijke discussie over Nationale Identiteit dacht president Sarkozy een onverbiddelijke stemmentrekker in te zetten. Maar het debat ontspoorde volledig. De filosoof vindt dat jammer. Volgens hem is het thema belangrijk genoeg.
Op het werkpaleis van de Franse premier is de voltallige regering begin februari bijeen voor een ‘seminar over de nationale identiteit’. De stemming is slecht. De minister van Landbouw spreekt zijn afkeuring uit over het debat dat aan het seminar voorafging en op tal van plaatsen in het land werd gevoerd. ‘Je hebt een debat georganiseerd over integratie, niet over de nationale identiteit,’ bijt hij de verantwoordelijke minister Eric Besson toe. De president schittert zelf door afwezigheid. Aanvankelijk was het de bedoeling dat Sarkozy het rapport met aanbevelingen in ontvangst zou nemen. Maar na de wending die het maatschappelijk debat de maanden ervoor genomen had en de stortvloed van kritiek die daar weer op volgde, leek het hem beter om zo ver mogelijk van de besmette Besson vandaan te blijven.

De bijeenkomst in Hôtel de Matignon heeft daarmee alles van een respectabele uitgang uit een gigantisch politiek echec. Na afloop wordt een serie maatregelen afgekondigd. Zo zal voortaan op iedere school de tricolore wapperen en dient in ieder klaslokaal de Déclaration des droits de l’homme en du citoyen uit 1789 aanwezig te zijn. Er wordt lacherig gereageerd. ‘Kleine maatregelen volgen op een groot debat,’ kopt dagblad Le Monde. ‘De berg heeft een muis gebaard,’ concludeert de linkse oppositie. De regering wil nu graag weer snel over tot de orde van de dag.
 
Maar wie wind zaait, zal storm oogsten. Tijdens de regioverkiezingen in maart blijkt hoezeer regeringspartij UMP terrein heeft moeten prijsgeven aan het nationalistische Front National. In Marseille voert de partij van Jean-Marie Le Pen campagne met een poster waarop Frankrijk is bedekt met een Algerijnse vlag. Op de vlag zelf prijken minaretten als dolken en staat de tekst ‘Nee tegen het islamisme’. Dat is opmerkelijk, want voorheen profileerde deze partij zich niet zozeer als anti-islam als wel als anti-immigrantenpartij. Maar het debat over nationale identiteit wierp Le Pen een onweerstaanbaar campagnethema in de schoot.
 
Aanvankelijk leek het allemaal zo slim bedacht. Nationale identiteit was een, zo niet hét belangrijkste thema van de verkiezingscampagne die Sarkozy in 2007 in het Elsyée bracht. De populariteit van het thema ontdekte hij een jaar eerder, in de Zuid-Franse stad Nîmes, waar hij een rede hield met als titel ‘Pour la France’. Sarkozy, die op dat moment gebukt ging onder het imago van ‘Amerikanenvriend’, liet zijn hofhistoricus Max Gallo een speech schrijven die één lang pleidooi was voor patriottisme. Men moest weer trots zijn op zijn land en niet blijven hangen in doemscenario’s over de ondergang van het vaderland of schuldbesef over in het verleden begane misdaden. Het publiek reageert enthousiast. Zó enthousiast dat Sarkozy er direct maar zijn belangrijkste campagnethema van besluit te maken. Waarom het beproefde renpaard in aanloop van de regioverkiezingen van 2010 niet nog eens van stal halen?
 
En zo geeft hij bovengenoemde Besson opdracht een debat te organiseren over wat het betekent ‘Frans te zijn’. In het zaaltjes door het hele land worden Fransen geacht over die vraag de debatteren en aan het einde zou Sarkozy dan komen opdraven om knopen door te hakken. Tegenstanders van dit debat vallen grofweg in twee groepen uiteen: zij die er een politieke machinatie in zien en andere die het concept ‘nationale identiteit’ bij voorbaat verdacht vinden. De filosoof Alain Finkielkraut betreurt dat: ‘Als je er over begint wordt je direct weggezet als extreemrechts of een fascist,’ zegt hij in zijn appartement nabij de Jardin du Luxembourg, ‘terwijl ik juist denk dat er wél zoiets als een Franse identiteit bestaat en dat die het waard is te verdedigen. Je kunt die identiteit niet fixeren, waar het om gaat is na te gaan wat we zijn verschuldigd aan de literatuur, de taal, de geschiedenis, de beschaving of aan wat men ooit het Franse genie noemde. Zijn wij nog steeds tot dankbaarheid vis-à-vis die erfenis in staat, of zijn we slechts consumenten geworden? Dat plichtsbesef is tegenwoordig in de vergetelheid geraakt.’ In 2005 publiceerde Finkielkraut een bundeling gesprekken die hij voerde met vooraanstaande denkers en opiniemakers.
 
Qu’est-ce que c’est la France? luidde de veelzeggende titel. Volgens Finkielkraut hebben de weigeraars het als verdacht aangemerkte ‘identiteit’ vervangen door de notie van ‘diversiteit’ – naar zijn idee de bron van veel ellende. ‘Wat wil dat immers zeggen die zogenaamde “diversiteit”? Dat komt neer op een supermarkt waar de producten vrijelijk voor handen zijn. Tegenover de identiteit stelt men waarden als de open blik en gastvrijheid. Maar men gaat eraan voorbij dat we ondertussen deelnemen aan de vercommercialisering van de wereld en de transformatie van het individu tot consument. Die houding heeft gevolgen voor integratie. Vroeger was Frankrijk een kans voor immigranten. Tegenwoordig draait men het om: immigranten zijn een kans voor Frankrijk. Ieder levert zijn eigen bijdrage aan de Franse identiteit, maar zo transformeert Frankrijk zich uit naam van de gastvrijheid tot een auberge Espagnole!’
 
Het begin van het door Besson georganiseerde debat viel samen met het Zwitserse minarettenverbod en al snel ging het hoofdzakelijk nog over minaretten, boerka’s en halalburgers bij fastfood-restaurant Quick. Het geblondeerde hoofd van Marine Le Pen, dochter en beoogd opvolger van Jean-Marie, was nog nooit zo vaak op televisie te zien. Op de site van het Bessons ministerie regent het xenofobe haatmails en bij regeringspartij UMP neemt de gêne toe als zelfs de eigen ministers zich racistisch getinte grappen permitteren. Een ruime meerderheid van de Fransen ziet het nut niet van een debat over nationale identiteit in tijden van economische crisis en vanuit de samenleving klinkt een steeds hardere roep om deze schandelijke vertoning stop te zetten. Voor Sarkozy is dat een hard gelag. Hij is l’arroseur arrosé, letterlijk: de begoten begieter. In goed Nederlands: de president heeft een koekje van eigen deeg gekregen.