Dit semester heb ik het genoegen business ethics te mogen doceren aan een universiteit in New York City. Volgens zowel de meer liberale als libertijnse medemens is bedrijfsethiek een oxymoron, een contradictio in terminis: de regels en het doel van de bedrijfspraktijk en de markt in het algemeen zijn incompatibel met het doel en de grondprincipes die ethische theorie ons aanreikt.
Waar de schoen precies wringt verschilt echter al naar gelang het wereldbeeld dat men hanteert. Voor de zogenaamde liberals (lees sociaaldemocraten/groenen) is het de zakenwereld en de vrije markt in het algemeen die niet ethisch kán zijn omdat het doel van het bedrijfsleven, winst maken, altijd in conflict komt met centrale ethische waarden. Denk er hierbij aan dat in het Amerikaanse rechtssysteem bedrijven rechtspersonen zijn (erkend in 1886 als proviso in het 14de Amendement, Santa Clara County van Southern Pacific Railroad, 118 U.S. 394) wier vrijheid van meningsuiting in de vorm van financiële donaties aan politieke entiteiten recent nog eens is bevestigd door het hooggerechtshof. Zo kan het zijn dat bepaalde type bedrijven rechtspersonen zijn onder wet, maar volgens de criteria van de DSM als sociopaten kunnen worden gekwalificeerd – een bedrijf met een moraal is dan als een sociopaat met een geweten (zie de documentaire The Coporation voor een shock and awe-argumentatie voor deze claim). De vergelijking met psychopathologie is waarschijnlijk te sterk en weinig accuraat. In algemene zin is de gedachte echter dat de modus operandi van de vrije markt onze gemeenschap en menselijke waardigheid op z’n minst erodeert of dan toch uiteindelijk dreigt te ondermijnen, tenzij een andere autoriteit, in het algemeen de staat met haar rechtsorde, grenzen stelt aan wat de markt vermag.
Voor de libertijn, tegen elke overheidsbemoeienis en overtuigd van het organiserend en zelfregulerend vermogen van de vrije markt, is het idee dat ethiek zich kan inmengen in de marktsfeer in de vorm van regulering de grond van de contradictie. De markt is vrij en daarom reeds ethisch. Het is niet de markt die de moraliteit verdringt, maar de moraliteit de markt. Morele regels zijn belangrijk, maar hebben geen plaats in de markt tenzij als noodzakelijke condities voor de vrije markt als zodanig. Het enige morele imperatief in het bedrijfsleven is ‘maak winst binnen de perken van de wet’.
De tegenstelling in de term ‘business ethics’ is natuurlijk veel complexer en representeert een spanning tussen staat en markt, gemeenschap en individu, de politieke macht en de economische macht, die zich sinds mensenheugenis heeft voorgedaan. In feite is er ook geen sprake van een tegenstelling, maar van een soort pleonasme: de zakenpraktijk incorporeert reeds een ethische theorie die op gespannen voet staat met elke ethiek die daar fundamenteel van afwijkt.
Business ethics is uitermate actueel in Amerika. De voorvechter van het vrije marktsysteem in de wereld staat nu meer dan ooit voor de afweging welke morele en politieke principes prioriteit moeten hebben als organiserende principes van de gemeenschap, welke principes inhoud moeten geven aan de Amerikaanse droom. Meer dan voorheen is dit geen vraagstuk van politici, academici of mediamakers, of een debat met argumenten voor en tegen de houdbaarheid van bepaalde principes, maar een concrete strijd tussen verschillende grass roots-bewegingen. Deze lijken na de verkiezing van Obama en de economische crises een antwoord te geven op de vraag hoe een Amerikaan dient te leven en welke gemeenschappelijke droom daarmee nagejaagd wordt. Omdat de Amerikaanse droom meer dan voorheen een existentieel vraagstuk is geworden zien we deze sterke volksbewegingen in heel het land.
De Tea Party– en de Occupy Wall Street– bewegingen zijn in dit opzicht de levende representanten van het abstracte debat over staat en markt, de rol van bedrijven in de Amerikaanse maatschappij en sociale rechtvaardigheid in het algemeen. Deze vrij extreme bewegingen hebben beide in korte tijd massaal de sympathie verworven van de verdwijnende middenklasse en lijken haar langzaam in tweeën te splijten. Het is echter te gemakkelijk om deze twee groeperingen te onderscheiden op basis van de klassieke oppositie tussen pro-markt en pro-staat, libertijn of sociaal-democraat. De Tea Party is weliswaar tegen overheidsinmenging, maar juist omdat de overheid gecorrumpeerd is door de invloed van Wall Street en andere machtige bedrijven. Net als the Occupy-beweging is zij dus tegen de macht van het grote geld. Echter in tegenstelling tot de Occupy-beweging niet omdat de vrije markt ingeperkt moet worden, maar omdat de markt niet vrij genoeg is wanneer Wall Street en andere bedrijven een voorkeursbehandeling krijgen.
Voor de een is de markt dus te ver gedereguleerd, voor de ander juist niet genoeg. Beide groeperingen zijn het eens over de morele onwenselijkheid van de recente gebeurtenissen in de financiële markten, maar geven een verschillende analyse van de oorzaak: of de overheid is schuldig of de markt. Het moge duidelijk zijn dat beide conclusies te eenzijdig zijn en de aangedragen oplossingen om die reden te radicaal. Laten we echter niet vergeten wat beide groepen reeds delen. Ter illustratie van hoe zeer de achtergrond van de mensen in beide bewegingen overeenkomt nodig ik de lezer uit de volgende twee websites te vergelijken: http://the53.tumblr.com/ en http:// wearethe99percent.tumblr.com/
Het wordt een leuke cursus dit jaar.