Home Filosofen David Hume
Daniel Dennett
Vorige

Daniel Dennett

David Hume filosoof Verlichting

David Hume

26 april 1711 - 25 augustus 1776
Desiderius Erasmus Rotterdam
Volgende

Desiderius Erasmus

Quote

“De rede is alleen de slaaf, en mag alleen de slaaf zijn, van de hartstochten.”

“Fouten in de religie zijn gevaarlijk, fouten in de filosofie alleen belachelijk.”

David Hume is een Schotse filosoof van de Verlichting en behoort samen met John Locke en George Berkeley tot de hoofdfiguren van het empirisme. Van de drie is hij het meest sceptisch: het grootste deel van onze kennis is onzeker, en zegt meer over onszelf dan over de werkelijkheid. Vanwege zijn strenge eisen aan wat we kennis mogen noemen, wordt Hume wel beschouwd als de grootvader van de analytische filosofie.

Hume wordt geboren in Edinburgh als zoon van een advocaat. Op zijn twaalfde studeert hij aan de Universiteit van Edinbrugh, het centrum van de Schotse Verlichting. Filosofie weet hem zo te grijpen dat hij stopt met rechten en al op 26-jarige leeftijd A Treatise of Human Nature voltooit – een van de belangrijkste werken uit de westerse wijsbegeerte.

Elke week aan het denken worden gezet door de grootste denkers uit de geschiedenis van de filosofie? Schrijf u in voor de gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Hume maakt een onderscheid tussen indrukken die op uiterlijke waarneming en indrukken die op innerlijke waarneming berusten. De uiterlijke waarneming kan ons bijvoorbeeld vertellen dat een plant groen is en twintig centimeter hoog, maar ze kan ons niets zinnigs zeggen over de ‘substantie’ van de plant, dat wat overblijft als je alle door indrukken waargenomen eigenschappen wegdenkt. Het begrip substantie is volgens Hume een construct van onze geest, dat iets zegt over hoe ons verstand werkt. Op dezelfde manier redeneert Hume dat ‘God’ en de ‘ziel’ geen enkel empirisch fundament hebben en volgens hem ‘het vuur in kunnen’. 

Beroemd is Humes voorbeeld van de biljartballen dat illustreert hoe radicaal zijn scepticisme is. Omdat in een spelletje biljart de rode bal zich telkens verplaatst nadat de witte bal hem raakt, gaan we uit van een oorzakelijk verband tussen de twee, maar volgens Hume is er nergens een logische reden voor dat verband. We hebben geen indruk van de causaliteit zelf, er is slechts de associatie van twee gebeurtenissen die altijd na elkaar plaats lijken te vinden. Ook het ‘zelf’ is volgens Hume niet meer dan een constante stroom indrukken die we eveneens uit gewoonte tot een samenhangend ‘ik’ smeden.

Op het gebied van de ethiek toont Hume zich eveneens sceptisch: de rede kan ons handelen nooit motiveren: zij helpt ons te bereiken wat wij verlangen, maar zij bepaalt nimmer wat wij verlangen. Zo eindigt een van de grootste Verlichtingsdenkers met een bescheiden plek voor de rede: ‘De rede is alleen de slaaf, en mag alleen de slaaf zijn, van de hartstochten.’