Home Confrontatie met data

Confrontatie met data

Door Imar de Vries op 03 september 2020

Cover van 03-2020
03-2020 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

In haar nieuwste boek Frictie: Ethiek in tijden van dataïsme vraagt mediafilosoof Miriam Rasch zich al vroeg af, terwijl ze naar haar door Facebook gegenereerde ‘data-selfie’ kijkt: ben ik dit? Ben ik daadwerkelijk tot deze verzameling eigenschappen te reduceren? Zijn mensen volledig kenbaar en daarmee voorspelbaar te maken? De verwondering en frustratie die Rasch voelde bij deze unheimliche confrontatie met haar data-dubbelganger heeft ze omgezet in een prikkelend essay in boekvorm. Hierin doet ze op indrukwekkende wijze verslag van haar poging om een ‘ander soort taal’ te creëren, een taal waarmee de tirannie van data van repliek kan worden voorzien.

En een tirannie is het. ‘Data wérken’, zegt Rasch, het zijn ‘schepsels’ die – ingegeven door een modern-menselijke drang naar meetbaarheid – ernaar streven alles in de wereld in een overweldigende hoeveelheid getallen te vatten. Het is verleidelijk te denken dat distantiëring van dit ‘dataïsme’ een uitweg biedt. De cover van het boek, waarop we een persoon zien lopen met haar hoofd verborgen in een donkergrijze wolkenmassa gevuld met genetwerkte datapunten, lijkt – met een vluchtige blik – te suggereren dat het zicht op ons leven weer helder zou worden als we leren uit die wolk te stappen. Zelfs sommige eerder gepubliceerde recensies doen enigszins voorkomen dat Frictie zou gaan over het vinden van een ontsnapping aan data, waarbij de wereld van de kille cijfers ingeruild zou kunnen worden voor een versie waarin mensen opnieuw ‘echt’ en onbezoedeld zouden kunnen zijn.

In feite houdt Rasch echter een uitgebreid pleidooi voor een verkenning van wat het betekent om in die dikke mistwolk van data te leven, en blijft ze in haar meanderende zoektocht gelukkig meestal ver verwijderd van de romantische kitsch die zo kenmerkend is voor meer dystopisch ingestelde analyses van hedendaagse getechnologiseerde samenlevingen. Het moet gezegd, ook Rasch ontkomt niet volledig aan het typecasten van het dataïsme. Wat ze met deze term bedoelt leren we in eerste instantie vooral door een ietwat nauwe focus op onder andere het werk van dataprofeet Yuval Noah Harari, aangevuld met observaties waarin de voorstelling van data als inherent ontmenselijkend naar mijn smaak soms net wat te familiair wordt gebracht. Maar ze weet snel duidelijk te maken dat we alleen tot een vruchtbare ethiek kunnen komen als we de datarealiteit frontaal te lijf gaan. Data mogen ons dan proberen in te kapselen in vervreemdende data-selfies, het heeft volgens Rasch geen zin te verlangen dat bedrijven als Google, Amazon, Facebook en Apple per direct stoppen met wat ze doen. Daarvoor is de menselijke getal- en categorisatiezucht van oudsher te sterk, zo betoogt ze, en zijn statistische handelwijzen en het ‘pancomputationalisme’ inmiddels te veel vervlochten met het alledaagse leven.

Vanuit dit uitgangspunt start Rasch een imposante opeenstapeling van mogelijke antwoorden op de centrale vraag die ze in de eerste paar hoofdstukken uiteengezet heeft: Als de digitale mal waarin we leven een historisch gegeven is en steeds meer menselijke activiteiten en uitingen vastlegt ter financiële en politieke exploitatie, welke mate van bewegingsvrijheid hebben we binnen die data-inkapseling dan eigenlijk wél (of liever: nog steeds)? Rasch kiest ervoor – en slaagt daar goed in – om de voetsporen te volgen van tal van mededenkers (o.a. Simone De Beauvoir, Jean-Paul Sartre, Søren Kierkegaard), medewetenschappers (o.a. Luciano Floridi, Rafael Capurro) en medeschrijvers (o.a. Marjan Slob, Maxim Februari), en ze weeft op een vaak betoverende poëtische en deiktische wijze haar beschouwingen samen.

In haar formuleringen van ethische weerwoorden stipt ze flink wat verschillende termen aan die, zoals familiegelijkenissen, allemaal een ander aspect van een zekere gezamenlijkheid belichten van ‘dat wat schuurt’: het echec, het else, de vervreemding (ostranenie), de paradox, en het surplus. Het verzet tegen het dataïsme dat Rasch hiermee voor zich ziet, plaatst ze ondubbelzinnig in het domein van de ontregelende kunsten: ook het dadaïsme, het absurdisme, en het suprematisme bevragen vaste patronen en aannames, en laten ons zien dat hoge maten van vanzelfsprekendheid doelbewust als ‘idioot’ benaderd moeten worden. Alleen dan kunnen we tot een ander soort taal en daarmee toegeëigende zeggenschap over werkelijkheidsproductie komen.

Rasch geeft dus geen pasklaar antwoord op de vraag hoe we ons moeten verhouden tot iets wat ogenschijnlijk alles glad wil strijken, en dat is maar goed ook. Pasklare antwoorden zouden suggereren dat we het dataïsme net als een algoritme zouden kunnen ‘verwerken’: volg deze negen tips en je dataprobleem verdwijnt als sneeuw voor de zon! In plaats daarvan biedt Frictie ons een amalgaam aan denk- en zienswijzen die de lezer helpen om in beraad te nemen dat het dataïsme een illusie is, een die paradoxaal genoeg haar eigen fantastische falen in zich meedraagt. Het is een genot om te lezen hoe Rasch dit amalgaam heeft gesmeden.

Frictie: Ethiek in tijden van dataïsme
Miriam Rasch
De Bezige Bij
ISBN 9789403183602
240 p. | € 21,99