Home Bevrijdend zelfverlies

Bevrijdend zelfverlies

Door Martine Berenpas op 30 november 2020

Bevrijdend zelfverlies
Cover van 04-2020
04-2020 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Jezelf verliezen, je volledig vormen naar de wensen van de ander, is niet iets om trots op te zijn. Tenminste, die opvatting vind je vaak terug in de stortvloed aan zelfhulpboeken die pleiten voor authenticiteit, jezelf terugvinden of ‘gewoon jezelf zijn’. Maar is jezelf verliezen niet ook iets positiefs, een verlossend gevoel misschien zelfs, omdat je dan eens niet bezig hoeft te zijn met jezelf.

Deze gedachte staat centraal in de mystieke filosofie: zelfverlies leidt tot bevrijding omdat het ons dichter tot God brengt. Verrassend genoeg vinden we dit ook terug in het werk van de fenomenologische denker Emmanuel Levinas (1906-1995). Dit is opmerkelijk, omdat Levinas uiterst kritisch is op het mystieke denken en zich distantieert van iedere vorm van eenwording tussen het goddelijke en de mens. Renée van Riessen, bijzonder hoogleraar Christelijke Filosofie in Leiden, was dan ook verbaasd toen ze ontdekte dat Levinas toch ruimte laat voor de mystieke ervaring van bevrijding en zelfverlies. Deze ontdekking vormt de leidraad van haar nieuwe boek Van zichzelf bevrijd, dat onlangs genomineerd is voor de tweejaarlijkse Hypatia-prijs voor het beste filosofieboek van een vrouwelijke auteur. Van Riessen belicht in haar boek een geheel nieuwe kant van Levinas en weet zijn soms moeilijke en ontoegankelijke denken feilloos te vertalen naar de praktijk. De les die wij volgens Van Riessen kunnen leren is dat juist door het verliezen van jezelf, er ruimte ontstaat voor de ander.

De ethische relatie met de ander staat centraal in het denken van Levinas. De ander is niet iemand die wij kunnen kennen of begrijpen, maar vertegenwoordigt het mysterie van het radicaal andere. De concrete ervaring van de andersheid van de ander is die van de confrontatie met zijn gelaat. Het gelaat van de ander is méér dan het zien van zijn ogen, mond en neus; het gelaat van de ander spreekt ons aan. Het mysterie van het radicaal andere uit zich bij uitstek in het lijden van de ander. Levinas stelt dat dit lijden ons op een heel fundamenteel niveau raakt. Wanneer ik in de straat bijvoorbeeld een verwaarloosde bedelaar zie, ervaar ik direct een lichamelijke ongemakkelijkheid. Dit ongemak gaat vooraf aan mijn denken over de ander en de beslissing om zijn lijden wel of niet te verlichten.

Van Riessen laat in haar boek zien dat de ervaring van het geraakt worden door de ander elementen heeft van de mystieke ervaring van zelfverlies. De ander spreekt mij áán; dit aanspreken vertaalt Levinas als ‘een aanspraak maken op’ of het ‘ter verantwoording worden geroepen’. In de ontmoeting met het gelaat van de ander word ik ter verantwoording geroepen: wat doe ik voor de ander? Het lijden van de ander is dus vooreerst een appel dat mijn egoïsme ter discussie stelt en die mij verantwoordelijk maakt voor het lijden van de ander. In de confrontatie met het leed van de bedelaar op de straat voelt de gedachte om eerst en vooral aan mijzelf te denken ongemakkelijk.

Voor Levinas is de ontmoeting met het gelaat van de ander en het ter verantwoording worden geroepen, een goddelijke ervaring. Levinas zegt namelijk dat in het appel van de ander het Bijbelse gebod ‘Gij zult niet doden’ weerklinkt. Dit gebod confronteert mij met de kwetsbaarheid van de ander en de manier waarop ik aan dit lijden van de ander voorbij ga als ik mij enkel om mijzelf bekommer.

Het appel van de ander is zo een ervaring die mijn egoïstische preoccupaties doorbreekt en daarvoor in de plaats goddelijke goedheid en barmhartigheid brengt. De ander spreekt daarin de taal van de vrede, een taal die het absoluut goede brengt voor zowel het zelf als de ander. Daarnaast wordt ik in deze taal van het absolute goede als uitverkorene gezien, waardoor mijn
leven een unieke betekenis krijgt.

De ander die mij aanspreekt, biedt mij een manier om anders te leven en ruimte te geven aan (het lijden van) de ander. Dit ruimte geven aan de ander is voor Levinas een radicale ervaring van zelfverlies: enkel wanneer ik onvoorwaardelijk de plaats inneem van de ander, ontstaat er ruimte in de wereld voor werkelijke goedheid en compassie. Van Riessen laat in haar boek door middel van concrete voorbeelden zien dat dit radicale zelfverlies niet negatief moet worden geïnterpreteerd, maar juist te zien is als een moment waarop het ik eindelijk bevrijd wordt van zichzelf.

Door onvoorwaardelijk plaats te maken voor de ander, krijgt mijn leven richting en betekenis. Wanneer ik immers altijd verantwoordelijk word gehouden voor het lijden van de ander, dan hangt er een zeker gewicht aan de keuzes die ik maak. Dit betekent dat mijn leven niet voor niets is; juist het zelfverlies en de verantwoordelijkheid voor het lijden van de ander bevestigen dat ik een unieke rol heb en daadwerkelijk bij machte ben om het lijden van de mensheid te verzachten.

Van zichzelf bevrijd
geeft ons daarbij het verfrissende inzicht dat het opschorten van mijn eigen wensen en verlangens, met het oog op de ander, niet ten koste van mijzelf gaat maar dat dit zelfverlies kostbare betekenis aan ons leven geeft. Het verliezen van onszelf is daarmee ook een verlies van onze vastomlijnde identiteit, waardoor we niet langer krampachtig hoeven te proberen om vast te houden aan ons ‘ware zelf’ maar erop kunnen vertrouwen dat in het zorg dragen voor de ander ons leven al voldoende betekenis en waarde heeft.

Van zichzelf bevrijd
Renée van Riessen
Uitgeverij Sjibbolet
ISBN 9789491110337
204 p. / €21,50