De handen van Cicero is een bundel die zijn lezers oproept om zich te verdiepen in de kunst van de retorica, om zo de ‘autoriteiten’, in welke vorm dan ook, uit te kunnen dagen. Volgens de redacteur Coen Simon wordt onze tijd gekenmerkt door de ‘strijd om de macht over de juiste woorden’. Het antwoord op die strijd bestaat in dit boek uit een veertiental gevarieerde en vooral ook eloquente bijdrages, geschreven door beleidsmakers en advocaten, academici en literatoren.
Sommige essays, zoals die van Piet Gerbrandy, Casper de Jonge en Gerard Spong leggen uit hoe de klassieke retorica als basis voor de eigentijdse retorica kan dienen. Vanuit de politieke actualiteit worden nieuwe perspectieven op de klassieke theorie geboden in de essays van voormalig speechschrijver Luuk van Middelaar, journalist Jan Kuitenbrouwer, bestuurskundige Hans de Bruijn, filosofe Eva Groen-Reijman en historicus Henk te Velde. De essays van Arnon Grunberg, Liesbeth Zegveld, Arjen van Veelen en in mindere mate ook Heleen Mees kiezen een literaire toon en zijn op zichzelf ‘staaltjes retorica’. Bas Heijne en Coen Simon werpen op hun beurt een beschouwende blik op respectievelijk de taal van de woede en van de schaamte. Zo’n gevarieerde opzet roept natuurlijk vragen op over de samenhang van de bundel, maar lezers hoeven niet te vrezen. De laatste bijdrage door Casper de Jonge is een kritische en kundige synthese van alle voorafgaande essays.
‘Dat is de taal van deze tijd: een taal van chaos en spektakel, van ophef en schandaal, superlatieven en extremen. Expect the unexpected.’ Deze conclusie trekt Kuitenbrouwer op basis van zijn analyse van populistische politici in de Nederlandse ‘arena’ van de politiek. In een liberale democratie, zoals verschillende auteurs benadrukken, is het moeilijk om een balans te vinden tussen individuele en gemeenschappelijke belangen. Wat is waarheid? Zijn we vrij genoeg om onze eigen keuzes te bepalen in een wereld waarin er constant een dringend en dramatisch appel wordt gedaan op de burger om voor die ene politicus te stemmen of dat ene product te kopen?
Een andere rode draad door de bundel heen is het belang van en de vraag naar integriteit en authenticiteit. Waar men in de oudheid pleegde te geloven dat een succesvolle redenaar automatisch een ‘goede ziel’ was, is dat verband in de moderne tijd, zoals Gerard Spong aangeeft, geen vanzelfsprekendheid. Emotie (pathos), van oudsher beschouwd als het krachtigste overtuigingsmiddel ten overstaan van het publiek, is nu een oorlogswapen geworden, waarmee een leider de burgers naar believen kan manipuleren.
De voorbeelden die de auteurs aanhalen, zijn veel dezelfde: Trump, Baudet, Wilders en Rutte passeren regelmatig de revue. De prachtige rede van Herman van Rompuy tijdens de uitreiking van de Nobelprijs van de Vrede in 2012, besproken door Luuk van Middelaar, is een fijne verrassing, net zoals Heijnes bespreking van Menno ter Braaks essay uit 1937 over de rancuneleer. Opvallend aan dit boek over de ‘retoriek van onze tijd’, en eigenlijk ook juist kenmerkend voor de tijdgeest, is de veelvuldige oriëntering op buitenlandse schrijvers en politici, met – net zo kenmerkend – Trump als grootste aanwezigheid. Ik moet toch de vraag stellen waarom er niet meer voorbeelden uit de lange (!) geschiedenis van de Nederlandse democratie te vinden zijn. Daarnaast is Engelse terminologie tamelijk bepalend in veel van de bijdrages. Dat vind ik, als taal- en literatuurwetenschapper, jammer. Piet Gerbrandy houdt, geïnspireerd door Quintilianus’ onderwijsidealen, een pleidooi voor een betere beheersing van de Nederlandse taal, en presenteert tegelijkertijd eruditie als dé ‘21st century skill’. Mogen we aan die betere beheersing van de Nederlandse taal ook een dieper bewustzijn van de Nederlandse geschiedenis toevoegen, een onderwerp waar in het huidige kabinet juist extra aandacht aan wordt besteed?
Op meerdere plekken wordt in De handen van Cicero opgeroepen tot een constructievere, meer op authenticiteit gestoelde retorica; zo ook in de slotzin van het laatste essay van De Jonge. ‘“Echt grote geesten van uitzonderlijk formaat” zien – of horen – we in onze tijd maar zelden. Daarvoor is méér nodig dan retorica.’ De lezer bemerkt een voortdurende spanning tussen de regels van de klassieke theorie en de realiteit van de retoriek van eigentijdse politici: passen die regels nou wel of niet? De auteurs hadden een meer vormende rol aan mogen nemen in hun analyse van de eigentijdse retorica. Zo betrekken de essays zich met name op geijkte ‘blankemannenpolitiek’ en is er weinig ruimte voor retoriek omtrent feminisme, seksualiteit en multiculturaliteit. Ik zal niet de aanname maken dat dit te verklaren is door de overgrote meerderheid van mannelijke auteurs.
Beschrijven is in zekere zin voorschrijven. Retorische middelen analyseren is in zekere zin advies geven over geschikte overtuigingsstrategieën. Zegvelds bijdrage, het moet gezegd worden, is wat dat betreft een schitterend eilandje in een zee van toch min of meer traditionele opvattingen. Zij schrijft over een welbekende zedenzaak met de stem van het slachtoffer in plaats van de advocaat, wat een onweerstaanbaar schrijnend pleidooi oplevert. De traditionele opzet daargelaten, is De handen van Cicero zeker een heel plezierig en intellectueel stimulerend boek, dat velen bewust(er) zal maken van de kracht van retorica.
In deze rubriek leest, wikt en weegt een vakkundig recensent recent verschenen Nederlandstalige boeken of belangrijke vertalingen in het brede wijsgerige veld
Leanne Janssen is classica en doet promotieonderzoek aan de Universiteit Leiden. Haar onderzoek is deel van het NWO VIDI-project ‘Mediated Cicero’ en analyseert Cicero’s imago als republikeinse politicus in de historiografie uit de Romeinse keizertijd. Daarnaast schrijft zij over de receptie van de oudheid in vijftiende-eeuws Florence.
De handen van Cicero. Retorische Antwoorden op de retoriek van onze tijd.
Coen Simon (red.)
Historische Uitgeverij
141 blz. | € 20,00